Hoe rijker, hoe vervuilender, geldt over het algemeen. Waarom wordt klimaatbeleid dan niet gemaakt op basis van daadkracht? En kunnen we dit combineren met sociaal beleid?
‘Zullen we de mijne of de jouwe nemen?’, schrijft Kylie Jenner - de jongste zus uit de Kardashian-Jenner-familie - op Instagram. Ze refereert aan de twee privéjets – de ene van haar en de andere van haar partner en rapper Travis Scott. Logischerwijs stromen de haatberichten aan het adres van Jenner korte tijd later binnen. De kritiek: de miljonair vliegt vrolijk rond de planeet (soms pakt ze zelfs voor afstanden die prima met de auto te berijden zijn haar vliegtuig) terwijl ‘wij – normale mensen’ ons best doen onze ecologische voetafdruk te verkleinen. Iemand schrijft op Twitter: ‘Kylie Jenner pakt haar vliegtuig voor vluchten van drie minuten, maar ik ben degene die papieren rietjes moet gebruiken.’ ‘Ik kan alles recyclen, al mijn kleren tweedehands kopen, composteren en mijn eigen voedsel verbouwen voor de rest van mijn leven, maar het zal nooit de uitstoot compenseren van ook maar één van haar vluchten.’
Collectief probleem
Nou gaat het natuurlijk niet om Kylie Jenner; zij is enkel het slachtoffer van het machteloze rechtvaardigheidsgevoel van mensen die eigenhandig proberen hun steentje bij te dragen in het tegengaan van de opwarming van de aarde. Een begrijpelijk gevoel, vindt onderzoeksjournalist Sander Heijne, die dit najaar BNNVARA-podcast De Ommezwaai over de verduurzaming van grote Nederlandse bedrijven maakt. ‘Ik kies er heel bewust voor om niet – of heel weinig – te vliegen. Als ik dan zie in de cijfers hoeveel er gevlogen wordt dan denk ik weleens: waar ben ik nou mee bezig? Dan ontzeg ik mezelf een verre vakantie, terwijl klimaatverandering gewoon doorzet.’
Hoe rijker ,hoe vervuilender
Problemen van deze omvang moet je collectief aanpakken, vindt Heijne. ‘En naar draagkracht.’ Er is namelijk een enorme klimaatongelijkheid, weet Heijne. ‘Om te beginnen tussen alle mensen die nu leven, en de mensen die over vijftig jaar nog geboren worden. Wij profiteren nu van de rijkdom die het verbruik van fossiele brandstoffen oplevert, en zij zitten straks met een veel warmere aarde.’ Maar er is ook nu al een groot verschil, namelijk tussen arm en rijk. Terwijl het armste deel van de wereldbevolking (zo’n 3,5 miljard mensen) het minste uitstoot - ‘zij gaan niet zo vaak met het vliegtuig op vakantie, hebben niet altijd een auto, kopen minder nieuwe spullen en eten misschien al minder vlees omdat het duur is’ - hebben zij vaak de meeste schade door klimaatverandering. ‘Met zo’n energiecrisis zie je dat de mensen met de smalste beurs de meeste last hebben; zij kunnen als eerste de rekening niet meer betalen. Dat geldt ook voor klimaatverandering. Het is makkelijker je hieraan aan te passen als je meer geld hebt. Dan kan je bijvoorbeeld je huis koelen of in de toekomst verhuizen naar een plek waar je minder te maken krijgt met overstromingen.’ Daarnaast geldt ook: hoe rijker mensen worden, hoe meer ze uitstoten en hoe vervuilender ze zijn voor het klimaat. ‘Zij kopen meer spullen, hebben grotere huizen, gaan vaker op vakantie, rijden vaker in een grotere auto en zo kan je nog wel even doorgaan.’ Daarnaast hebben zij geld om alle aanpassingen te doen om zo min mogelijk hinder te ondervinden van die klimaatverandering.
Rijkste tien procent
Nou is klimaatverandering een mondiaal probleem en zijn wij nog steeds een van de rijkste landen ter wereld. Ter illustratie: een gemiddeld Nederlands gezin met een dubbelinkomen van veertigduizend euro per jaar behoort al tot de rijkste tien procent ter wereld. De rijkste 1% zijn stellen die samen zo’n tweehonderdduizend euro per jaar verdienen. Op wereldschaal dragen wij dus een grote verantwoordelijkheid voor (de aanpak van) klimaatverandering.
Sociaal klimaatbeleid
Toch zijn er ook in ons land enorme verschillen en trekken de armste Nederlanders aan het kortste eind. ‘Er wordt in ons klimaatbeleid nog niet voldoende rekening gehouden met deze klimaatongelijkheid.’ Willen we dit samen oplossen, dan moeten we nadenken over hoe we sociaal beleid en klimaatbeleid kunnen combineren. ‘Bijvoorbeeld door met volledige subsidie de woningen van de veertig procent armste Nederlanders te isoleren. Dat levert niet alleen voor het klimaat wat op; dat levert ook sociaal veel op.’ Op dit moment profiteren namelijk juist de rijkste inwoners van ons land van duurzame beleidskeuzes. ‘Een goed voorbeeld daarvan: de accijnzen op brandstof – die zijn nu verlaagd vanwege de hoge olieprijzen. Dat had je natuurlijk nooit moeten doen, want de mensen die het meeste rijden zijn de mensen met het hoogste inkomen. Die geef je nu geen prikkel om minder te gaan rijden.’ Een beter idee is directe inkomenssteun voor mensen met een kleinere portemonnee. ‘Dan kunnen ze ook zelf besluiten waar ze dat geld aan uitgeven. Zij kunnen dan ook besluiten voor dat geld met het openbaar vervoer te reizen.’
Wie betaalt de rekening?
De enige vraag is dan nog: hoe gaan we dat betalen? Simpel, volgens Heijne. ‘De rijkste tien procent in Nederland heeft anderhalf keer meer vermogen dan de rest van het land. Die zou je onder het motto noblesse oblige (de gedachte dat een vooraanstaande maatschappelijke positie verplichtingen met zich meebrengt, red.) een groter deel van de transitiekosten kunnen laten dragen.’
Thema's:
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!