‘Nomie liet in de brief weten dat ze zich niet gehoord voelde en meer betrokken wilde worden’, vertelt GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld in De Nieuws BV over de kritische brandbrief die zij ontving van de negentienjarige Nomie over de psychische hulp die zij ontvangt.
Nog voordat Westerveld de brief van Nomie kan beantwoorden, krijgt ze van Nomie’s vader het bericht dat ze er niet meer is. Over de brief vertelt Westerveld: ‘Het was een ingrijpende brief waarin ze zegt dat ze niet wil dat andere jongeren overkomt wat haar nu overkomt. Er moest wat gedaan worden.’
Westerveld ontvangt wekelijks mails van jongeren en hun ouders over de gebreken in de psychische zorg: ‘Ik probeer dit al jarenlang in de Tweede Kamer aan te kaarten, maar er gebeurt al jarenlang veel te weinig.’
Gesprek tussen Tweede Kamerleden en ouders van jongeren
Naar aanleiding van die brieven organiseert Westerveld een debat in de Tweede Kamer over de hulpverlening aan jongeren met multi-problemen, zoals Nomie. Tijdens dit gesprek spreken ouders van verschillende jongeren met Tweede Kamerleden. Een van die ouders is Rutger Jongejan, de vader van Nomie.
Belangstellend naar anderen
‘Nomie was een kind uit duizenden. Ik hoefde haar nooit straf te geven en als ik iets aan haar vroeg, deed ze dat. Ze vroeg nooit aandacht of hulp voor zichzelf en was altijd belangstellend naar anderen’, vertelt hij over Nomie in De Nieuws BV. Volgens hem had ze last van perfectionisme, wat haar soms in de weg zat: ‘Op school was een cijfer lager dan een acht, een onvoldoende.’
Afgedaan als puberaal gedrag
Halverwege de middelbare school merkt hij dat Nomie vastloopt en dat het niet de goede kant op gaat; dit geeft ze zelf ook aan. Ze krijgt ambulante begeleiding, vertelt hij: ‘Maar ze kwam thuis ook niet tot rust.’ Wanneer ze aan de bel trekt, omdat ze het in deze situatie niet zou volhouden, wordt het afgedaan als puberaal gedrag: ‘Er werd gezegd dat ze gewoon moe was. Ze zouden het over de zomervakantie heen tillen.’ Wanneer de instanties inzien dat het geen puberaal gedrag is, krijgt Nomie een crisisplek toegewezen: ‘Het zou steeds tijdelijk zijn, maar die tijdelijkheid werd elke keer verlengd. Met als gevolg dat Nomie in een neerwaartse spiraal terechtkwam en het fragiele zelfbeeld dat ze al had alleen maar slechter werd. Ga het dan maar weer opbouwen’, zegt Jongejan.
18+
Nomie wordt tot haar 18e geplaatst in een instelling voor jongeren met autisme, waar ze goede hulp krijgt volgens haar vader. Na haar 18e wordt er niet meer met Jongejan gesproken over de behandeling van zijn dochter, vertelt hij: ‘Als je 18 wordt ga je van de jeugd-GGZ naar de volwassen GGZ en dan val je als ouders ook direct buiten de boot. Een jongere wordt dan gezien als volwassene en dan is het klaar als ouder.’
Dit zorgde ervoor dat hij er niet voor zijn dochter kon zijn in situaties waar hij dat juist had gewild. Zoals wanneer Nomie enkele malen een suïcidepoging doet, waarbij gevreesd wordt voor haar leven. ‘Ze is daarbij in het ziekenhuis terechtgekomen en als vader heb ik dat niet geweten.’
De laatste overplaatsing
Jongejan stuurt de instelling verschillende mails over haar allerlaatste overplaatsing. ‘Nomie mocht het weekend voor die overplaatsing niet naar huis omdat er een concreet suïcideplan zou zijn’, vertelt hij. De psychiater van Nomie zou een week op vakantie gaan en na de vakantie zou hij naar de behandeldoelen gaan kijken, wordt Jongejan verteld. Al snel belt Nomie haar vader op: ze zou worden overgeplaatst naar een andere instelling. Jongejan: ‘Ze wilde dat niet, want er was haar beloofd dat ze een half jaar in deze instelling zou zitten en dat er gewerkt zou worden naar begeleid wonen zodat ze een studie zou kunnen doen.’ Jongejan smeekt drie dagen lang de instelling de overplaatsing uit te stellen totdat de psychiater terugkomt van vakantie. De overplaatsing zou tegen alle afspraken die met Nomie zijn gemaakt in zijn. Jongejan geeft ook aan dat zijn dochter het weekend ervoor niet naar huis mocht vanwege een suïciderisico. ‘Of er een suïciderisico is, weten we altijd pas achteraf’, antwoordt een medewerker. De overplaatsing wordt dat weekend doorgezet. Jongejan krijgt maandagochtend het pijnlijke nieuws te horen dat Nomie is overleden.
Er moet meer geld vrijkomen
Hoewel instellingen aan de bel trekken en al jaren vragen om meer geld voor personeel, is er volgens Westerveld veel te weinig gebeurd: ‘Er moet vooral politieke urgentie gevoeld worden dat dit zo’n groot probleem is.’ Ook volgens Jongejan moet er meer geld worden geïnvesteerd. ‘Als ik even een kleine illustratie mag geven. In 2019 overleden er 49 jongeren door een verkeersongeval en 67 jongeren als gevolg van suïcide. De overheid heeft dat jaar 50 miljoen beschikbaar gesteld voor de GGZ-zorg in z'n totaliteit en 500 miljoen voor verkeersveiligheid', vertelt Jongejan. En dat klopt volgens hem niet.
De harde knip
Ook zou de ‘harde knip’ van de jeugd-GGZ naar de volwassen GGZ eruit gehaald moeten worden, licht hij toe: ‘Zodra jongeren een jaar of 16 zijn, moet er een soort jongerenhulpverlening komen tot ze een jaar of 25 zijn. En bij voorkeur ambulant. Want op het moment dat je in een opnamesetting gaat zitten, versterken de jongeren elkaar. Ze zien bij wie het wél succes heeft en dat werkt niet.’
Lees ook:
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!