De huidige generatie jongeren heeft het beslist niet gemakkelijk op de woningmarkt. Maar is hun woonsituatie echt zoveel erger dan die van hun ouders?
'Fuck de woningmarkt, wonen is een recht', was één van de veelgehoorde leuzen tijdens het woonprotest in Amsterdam in 2021. Zo'n achttienduizend mensen liepen mee met de mars, waaronder veel jongeren. Verrassend? Niet echt: de positie van jongeren op de woningmarkt is allesbehalve rooskleurig.
Veel jongeren beleven een frustrerende zoektocht naar een betaalbare en geschikte woning. De uitdagingen waar zij mee te maken krijgen lopen uiteen:
'Vroeger hadden we werkloosheid', vertelt socioloog Eric Duivenvoorden in De Nieuws BV. Zelf behoort hij tot de verloren generatie; mensen die geboren zijn tussen 1955 en 1970. De generatie voor hen, de welbekende babyboomers (1941 - 1955), was misschien wel de meest welvarende generatie ooit. Het grote economische succes in deze tijd was te danken aan de vondst van het Gronings gas.
Babyboomers zaten er warm bij. Er was genoeg geld en er waren voldoende huizen die, ondanks de hogere rente, relatief betaalbaar waren. Voor de verloren generatie lag dat anders. Zij kwamen terecht op de arbeidsmarkt in de jaren tachtig, ten tijde van de oliecrisis. De generatie heeft haar naam dan ook te danken aan de uitzichtloze situatie op de arbeidsmarkt in die periode.
Toch ging deze generatie vindingrijk om met de uitdagingen, stelt Duivenvoorden. 'Wij maakten van de nood een deugd. We gingen gewoon zelf aan de slag; bedrijfjes beginnen en panden opbouwen. En we konden een uitkering aanvragen.' Dat laatste benadrukt een groot verschil met de jongeren van nu; voor hen is het aanvragen van een uitkering een lastigere zaak. Dit komt door het verminderde sociale vangnet en de complexere regels die tegenwoordig gelden.
Door de economische onzekerheid had de verloren generatie het moeilijker om een betaalbare woning te vinden dan hun voorgangers. Toch konden veel van deze mensen hun volwassen leven beginnen met huren in de sociale huursector. De eisen voor het verkrijgen van een hypotheek waren destijds ook minder streng. Hierdoor hadden ze meer kansen om een eigen woning te kopen.
Het lijkt er inderdaad op dat jongeren het moeilijker hebben dan hun ouders in de tijd dat zij de woningmarkt opgingen. 'De problemen rijzen de pan uit', aldus Duivenvoorden, 'en het is voor jongeren heel lastig om daar echt iets aan te doen – voor iedereen, maar met name voor jongeren; zij krijgen er later het meeste mee te maken.'
Doordat de huidige starters vaak alleen in de vrije sector een woning kunnen vinden, is de kans groot dat zij maar weinig geld overhouden. En dat heeft gevolgen voor hun latere leven, legt woningmarkteconoom Stefan Groot uit: 'Er blijft weinig geld over om toch misschien voor een koopwoning te sparen, terwijl je tegelijkertijd ook geen vermogen opbouwt via een koopwoning. Die moeite die jongere mensen hebben om een koopwoning te kopen; dat kan voor hun hele verdere leven gevolgen hebben.'
Heeft de pechgeneratie van nu over een jaar of vijftien minder 'pech' op de woningmarkt? Dat hangt vooral af van de maatregelen die worden genomen om de wooncrisis aan te pakken. Het is niet alleen belangrijk om voldoende woningen te bouwen, maar ook dat deze van goede kwaliteit zijn en passen bij de behoeften van de huidige generatie. Zonder deze veranderingen blijven de problemen op de woningmarkt bestaan.
Thema's:
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!