© Pexels
Kinderen die gevlucht zijn moeten binnen drie maanden onderwijs krijgen nadat ze in Nederland zijn aangekomen. Maar vaak komt het voor dat zij niet naar school gaan. Hoe zit dat?
Elk kind heeft recht op onderwijs. Dat staat in artikel 28 van het Kinderrechtenverdrag, dat Nederland heeft ondertekend. Toch krijgt een groot aantal gevluchte kinderen nu geen onderwijs. De reden hierachter: het lerarentekort, vaak moeten verhuizen en meer nieuwkomers dan verwacht. Kinderen worden in grootschalige en tijdelijke noodlocaties geplaatst. Kinderen die tegelijkertijd geplaatst worden op een locatie – dat kunnen er tussen de 50 en 150 zijn – zijn niet verzekerd van een plek op school en voor velen van hen die vaak verhuizen kan geen nieuwkomersonderwijs opgezet worden. Ruim 2000 leerplichtige leerlingen die dit nieuwkomersonderwijs zouden moeten krijgen, krijgen dat op dit moment niet. ‘Over deze kinderen maken wij ons erge zorgen’, vertelt kinderrechtenspecialist Sabine Klaver van Unicef in Vroeg!. Hoe kan dit verbeterd worden?
Wat moet er veranderen?
Kinderen die nieuw zijn in Nederland en al maanden op de wachtlijst staan voor school, moeten een vorm van onderwijs kunnen krijgen. De tijdelijke Wet tijdelijke nieuwkomersvoorziening in het onderwijs, die op 3 juli met 103 stemmen is aangenomen in de Tweede Kamer, moet hier als wijziging op een bestaande wet voor gaan zorgen. Kinderen moeten minimaal 12,5 uur (vijf dagdelen) per week onderwijs krijgen, verspreid over ten minste drie onderwijsdagen, waarvan tien uur per week les in het Nederlands. Ook is het vakaanbod anders en staan er (indien nodig) onbevoegde leraren voor de klas. Klaver waarschuwt dat dit een tijdelijke oplossing is en dat er gekeken moet worden naar hoe dit duurzaam, zonder afbraak aan de kwaliteit, opgelost kan worden. ‘Het is in ieder geval goed dat er een vorm van onderwijs beschikbaar gesteld wordt, maar het moet niet de nieuwe standaard worden.'
Hoe is het nu geregeld?
‘Nu is het zo dat er na aanmelding binnen drie maanden, zo snel mogelijk, onderwijs geregeld moet worden', aldus Klaver. 'Wat we zien is dat kinderen daar niet altijd op school komen. Dit komt door tekorten aan leerkrachten en omdat onderwijs op noodopvanglocaties moeilijk te realiseren is. Soms krijgen kinderen tot acht maanden geen onderwijs; dat is bijna een heel schooljaar.’ Juist voor kinderen op de vlucht is het krijgen van onderwijs extra belangrijk, omdat zij kwetsbaar zijn. Onderwijs geeft hen (weer) structuur, vrienden en de mogelijkheid om weer even kind te zijn, in plaats van op een kleine kamer in het asielzoekerscentrum (azc) te zitten. ‘De kinderen die zo lang moeten wachten op onderwijs hebben moeite om sociale contacten te maken – dus met sociale interactie – en hebben geen motivatie meer om iets te willen leren. Ze zitten in een neerwaartse spiraal’, vult Klaver aan.
Wat zijn de gevolgen?
Klaver: ‘Het onderwijs dat kinderen die nieuw zijn in Nederland nu krijgen is niet echt onderwijs, maar meer dagbesteding. Op dit moment mogen leerlingen twee jaar in deze situatie zitten, maar wij vinden een halfjaar. Want: het is te schadelijk voor de leerachterstand en de sociaal-emotionele ontwikkeling.’
Niet alleen de kinderen voelen hier de negatieve effecten van, maar ook de ouders. ‘Ouders hebben vaak stress, want zij willen het beste voor hun kind. Ouders geven aan dat verveling bij kinderen leidt tot gedragsproblemen. Ook hebben ouders niet veel zeggenschap over waar hun kind onderwijs krijgt’, vertelt Klaver. Bij de honderd noodlocaties die Unicef Nederland bezocht, zagen zij dat als er geen school is, kinderen ook echt geen onderwijs krijgen en zich stierlijk vervelen en kattenkwaad uithalen. ‘Kinderen haalden bijvoorbeeld kattenkwaad uit met brandalarmen en speelden in liften. Op locaties waar wel onderwijs gegeven werd was er meer rust. Wanneer kinderen niet meer mee kunnen doen raken zij gedemotiveerd en vragen zij zich af waarom ze nog iets moeten doen, omdat het toch geen zin heeft. Die motivatie kan wel terugkomen, maar de situatie moet niet te lang duren. Ook het vele verhuizen heeft invloed op het niet kunnen krijgen van onderwijs voor kinderen op de vlucht.’
Voor elk onderdeel van de asielaanvraagprocedure moeten mensen naar een andere plek. Dat gebeurt onverwachts; je kunt je niet voorbereiden en vaak is het acuut en met spoed. Dit vele verhuizen heeft grote gevolgen voor kinderen. Er kan onderwijsonderbreking optreden, hechtingsproblemen; ouders krijgen vrijwel niet de gelegenheid om hun kind uitleg te geven of hen voor te bereiden op een verhuizing en er bestaat het risico dat kinderen niet in beeld zijn bij zorgverleners. ‘Een voorbeeld is dat als de kinderen wat ouder zijn zij last van bedplassen krijgen. Ze zijn angstig, hebben nachtmerries en willen geen vriendjes maken, omdat ze die toch weer verliezen’, vertelt Klaver.
‘Toen ik tien jaar geleden begon was er net een rapport uit over verhuisbewegingen', vertelt Klaver. 'Daarin stond dat een gemiddeld Nederlands kind één keer in de tien jaar verhuist, maar dat asielzoekers(kinderen) minstens één keer per jaar verhuizen.’ Dat mensen die nieuw zijn in Nederland zo vaak moeten verhuizen, ligt deels aan dat elk procedureonderdeel ergens anders is, maar ook aan dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) kortdurende contracten krijgt van de gemeenten voor de opvanglocaties. ‘Het vele verhuizen ligt aan de basis van veel problemen’, stelt Klaver.
Naast een lerarentekort is er ook een tekort aan zorgverleners. Op de opvanglocaties en ook juist op school zou er meer aandacht moeten zijn voor het psychosociale aspect, vindt Klaver. Leerkrachten hebben daarin ook een belangrijke rol, stelt zij. ‘Psychosociale zorg is voor het mentaal welzijn van deze kinderen heel belangrijk door wat zij hebben meegemaakt op de vlucht, maar ook door het wachten hier. Dat geeft ook veel stress, nachtmerries of vervelende gedachten’, vertelt Klaver. ‘Als leerkracht kan je hier écht verschil maken in de dingen die de leerlingen leren, maar ook op sociaal-emotioneel gebied. Dat is denk ik echt een mooie motivatie om je als leerkracht voor deze groep in te zetten. De organisatie LOWAN begeleidt leerkrachten hierin.'
Professionals uit jeugdgezondheidszorg en onderwijs hebben hier ook een brandbrief over gestuurd naar staatssecretaris Eric van der Burg. Het niet voldoende hebben van psychosociale hulp heeft heftige gevolgen in de praktijk. Klaver: ‘Er is een voorbeeld van een meisje van nog geen vijf jaar die in drie maanden in Nederland al drie keer is verhuisd. Door het vele verhuizen was zij niet in beeld en ze is uiteindelijk met spoed opgenomen met ernstige bloedarmoede en ondervoeding. Ook voor zwangere vrouwen is de hulp niet goed. Dossiers raken zoek en er is een tekort aan zorgverleners.’
Wat zijn de oplossingen?
‘Nederland heeft echt een tik op de vingers gekregen van het VN-Comité, dat de situatie van kinderen op de vlucht in Nederland heeft beoordeeld. Nederland doet het op dit punt een heel stuk slechter dan andere landen op alle punten: wachtlijsten, verhuizingen, onderwijs en zorg’, vertelt Klaver. Zij benadrukt dat de wetswijziging geen eindmiddel moet zijn. ‘Wat in ieder geval goed is, is dat er een vorm van onderwijs is. Dat is prima voor nu, een kortetermijnoplossing. Maar zorg dat het niet langdurig is en geen nieuwe standaard wordt.’
Unicef Nederland heeft ook een brief geschreven aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hierin staat benadrukt dat er in ieder geval gedacht moet worden aan een duurzame oplossing en het inzichtelijk maken hoe ze het onderwijs gaan vormgeven. Daarnaast, stelt zij, zou er meer afstemming moeten komen tussen gemeenten en scholen. Het concrete advies van Klaver is: ‘Zorg dat kinderen maximaal een halfjaar in deze tijdelijke voorziening zitten, investeer meer in leraren en houdt in het oog dat onderwijs gelijk moet zijn voor alle leerlingen, dus ook voor deze vluchtelingenleerlingen.’
Thema's:
Meer over:
vluchtelingen, migranten, azc, vluchtelingenkinderen, onderwijs, noodopvang, asielzoekers, verblijfsvergunningMeld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!