Een eerlijk gelijkwaardig Nederland. Wij zijn voor. Jij ook?

Naar de kerk

  •  
06-01-2018
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
144 keer bekeken
  •  
WhatsApp Image 2018-01-04 at 16.02.50
Claudia de Breij schrijft wekelijks een column voor de VARAgids. Hierin speelt actualiteit een belangrijke rol. Ze praat je bij en ze zet je aan het denken. Deze week: Kerst in de kerk.
Ook deze kerst kon ik het weer niet laten naar de kerk te gaan. Ik hou van kerken, al weet ik ook niet precies wat ik er zoek. (Aan alle EO-redacteuren die me na zo’n zinnetje weer gaan bellen of ik tóch niet eens wil meewerken aan het televisieprogramma Adieu God; nee, dankjewel. Ik hou namelijk juist zo van kerken omdat ik er van niemand naartoe hoef en nooit van iemand naartoe heb gehoeven. Zo gauw ik in de buurt kom van ouderlingen, omroepbazen of andere beroepsreligieuzen die mijn zieltje hopen te winnen, zeg ik vriendelijk adieu. God en ik komen er samen wel uit.)
In het kerkje in onze buurt was een kerstviering voor de allerkleinsten. Het veelbelovend affiche sprak van ‘kindjewiegen’. Met mijn eigen veel te coole zoons als alibi een uurtje tranen wegpinken om de kinderen die wél mee wilden spelen in het kerstspel, dát is kerst voor mij.
‘Goedemiddag allemaal’, zei een vriendelijke mevrouw met een microfoon in de hand. ‘Wie wil er graag Jozef zijn?’ Zeker vijf kleine jongetjes staken hun vinger op alsof er was gevraagd wie er een Nintendo Switch wilde. Mijn zoons bestudeerden nauwgezet het plafond. ‘Kom maar hier’, zei de mevrouw tegen een klein, blond jongetje met een kuif. Stralend liet hij zich door een paar parochianen een bruine cape omhangen. Nu was hij Jozef. ‘Wie wil Maria zijn?’ was de logische vervolgvraag. Naast ons op de bank zat een groot meisje, misschien was ze al wel tien. Zelden zag ik iemand zo vol verwachting; ze was dus geknipt voor de rol van Maria. Het lengteverschil met Jozef (zij was zeker drie koppen groter) was kennelijk geen bezwaar voor haar. Maar de aardige mevrouw met de microfoon wees een ander meisje aan, en mijn Maria keek teleurgesteld. Ook toen ze daarna niet werd gekozen als –achtereenvolgens- herder, schaap, of koning. Een klein meisje naast mij stal die laatste rol glansrijk door op de vraag ‘Wie wil er koning zijn?’ te antwoorden: ‘Ik ben een prinfef.’ Het meisje was een jaar of drie. Ze keek zo dwars de wereld in dat ik haar toekomstige logopediste veel sterkte wenste. ‘Wil jij een prinses zijn? vroeg de vriendelijke mevrouw. ‘Tsja, bij het kindje in de stal kwamen drie koningen.’ ‘Ik wil toch een prinfef zijn,’ herhaalde het meisje. ‘Je krijgt als koning wel een kroontje,’ zei de mevrouw. Zuchtend stond het meisje op. Haar legging verraade een loodzware pamper, maar zelfs die droeg ze met koninklijke waardigheid. ‘Okee. Maar ik bén een prinfef.’
Naast me zat nog altijd grote Maria die geen Maria mocht zijn. De rollen waren op, dacht ik, maar de mevrouw met de microfoon zei gelukkig: ‘Eeeen wie wil de ster zijn?’. Het meisje stak haar hand op, hoger dan ze eigenlijk kon, haar andere hand onder haar elleboog om nog verder te reiken. ‘Jij! Kijk eens, ga hier maar staan.’ Het meisje droeg een stok met daarop een ster van goudpapier. Zij straalde harder. Toen er ook nog een vriendelijk echtpaar een Echte Baby leverde voor in het kribbetje, wilden zelfs mijn zoons even in het stalletje kijken.
Later, thuis, las ik in de krant een dubbelinterview met filmregisseur Paul Verhoeven en dominee Carel ter Linden over Jezus. Waarschijnlijk, Ter Linden, is het verhaal over de geboorte van Jezus vijftig jaar na zijn dood verzonnen, als metafoor voor een wonderlijk en eenvoudig begin.
IJzersterke metaforen, dát is wat ik er vind.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.