Dus wil ik oproepen: lees haar!
Schrijf haar gedichten over in liefdesbrieven, tweets en met een spuitbus om de muur!
Geen prijs is groter dan gelezen worden. Doe het, niet alleen om haar een plezier te doen, maar vooral jezelf.
Judith Herzbergs poëzie is fris, jong, wakker, wijs en dwars. Net als zij, al is ze inmiddels 83 en misschien wel eens moe maar dat merk je niet, als buitenstaander.
Laatst zag ik haar. In het Amsterdamse theater DeLaMar was die avond een hommage aan Herman van Veen. Ik zou iets zingen, zij zou iets lezen. Van Veen en Herzberg horen een beetje bij elkaar, want hij heeft veel van Herzberg gezongen, zoals bijvoorbeeld het prachtige
Liedje:
Lieg alsjeblieft niet tegen me
niet over iets groots niet over iets
anders. Liever hoor ik het
vernietigendste dan dat je liegt
want dat is nog vernietigender.
Lieg niet over liefde
iets dat je voelt of iets dat je
zou willen voelen. Liever word ik
bedroefd dan dat je liegt
want dat is nog bedroevender.
[…]
Lieg niet tegen me over sterven
want zo lang we er zijn
vind ik dat toegangsloze
niet mededelen wat je denkt
erger en zo veel doder.
Ik stond buiten, bij de artiesteningang. Het was prachtig weer. Ik stond te beeldbellen met mijn gezin, niet omdat zij dat wilden maar omdat ik hen miste. ‘Jongens, mama wil even facetimen!’ riep mijn vrouw, mijn kinderen trokken gekke bekken in de lens terwijl ze zich afvroegen wanneer ze weer verder mochten gamen. Achter me in mijn scherm stond ineens een oudere mevrouw in wie ik Judith Herzberg herkende. ‘Jongens, ik moet ophangen!’ riep ik. De kinderen renden naar hun iPads en ik zei tegen mijn vrouw: ‘Kijk, Judith Herzberg’, alsof ik haar attendeerde op een zeldzame vogel. Judith Herzberg keek vorsend in de lens en mijn vrouw riep: ‘Okee, dag schatje, ik hou van jou!’ en ik riep dat terug en toen zij nog eens en toen zei Judith Herzberg: ‘Dat ge-ik-hou-van-jou. Dat moet de hele tijd maar gezegd worden.’ En ik dacht:
(Want) houden van
is gauwer gezegd
dan langer gedaan
maar soms komt het
in het donker
op gang en dan
is er verder
geen houden meer aan.
Want dat is ook zo mooi. Die avond scharrelden we zo’n beetje in elkaars kielzog, tot ik doodmoe (het was een drukke week) zei: ‘Ik moet eigenlijk gaan slapen. Maar de avond is nog niet voorbij. Ik wil jou eigenlijk nog zien.’ Judith Herzberg zei: ‘Je moet gewoon lekker naar bed gaan. Dat is het beste. Neem het maar van mij aan, ik ben een moeder.’
Dus ik ging. En dacht op weg naar de parkeergarage:
Er is nog zomer en genoeg
wat zou het loodzwaar
tillen zijn, wat een gezwoeg
als iedereen niet iedereen
ter wille was
als iedereen niet iedereen op handen droeg.*
*lees die vrouw. Als je een overzicht wilt hebben, begin met de verzamelbundel ‘Doen en Laten’. De geciteerde gedichten in dit stukje staan er in, maar zo veel meer moois.