Dan heb je, als Ireen Wüst zijnde, je longen uit je lijf geschaatst. Je staat vriendelijk, maar met een nadrukkelijk duizendmeterkuchje, de pers te woord.
‘Was het genoeg?’. ‘Ja ik weet het niet, ik denk het niet. Ik kan mezelf niks verwijten, ik heb gedaan wat ik kon, maar er komen nog zulke toppers in de ritten na de dweil dat ik me niet kan voorstellen dat ik met deze tijd het podium haal.’
Ze is open. Kwetsbaar ook. Dat is eerlijk, dat is stoer. En dan gaat Jeroen Stekelenburg vragen. En doorvragen. Kritisch doorvragen. Had er meer ingezeten? Wat had ze anders kunnen doen?
Het is een gekke gewoonte geworden in de sportverslaggeving; het kritische interview met de atleet. Niet dat de sportverslaggever juichend naar de hijgende sportman of -vrouw moet hollen, maar als er een menstype al extreem kritisch en eerlijk over de eigen prestatie is, is het wel de sporter. (Over eventuele prestatieverhogende middelen, dat is een heel andere kwestie. Maar daar hoor je de sportjournalist gek genoeg weer zelden inhoudelijk over).
Zoals Wüst met haar duizendmeterkuchje, zo stond Halbe Zijlstra met zijn post-aftreed-ogen de pers te woord. Er waren wat tranen gelaten ja, zeker. Ook Mark Rutte was emotioneel geweest, en Alexander Pechtold en Sybrand Buma vonden het ook vreselijke jammer van zo’n hardwerkende, integere collega. Beroepslaconiekeling Klaas Dijkhoff had respect voor de beslissing, maar in andere landen zaten er mensen aan tafel die heel wat meer hadden gedaan. Over de kwaliteiten van deze mensen en de democratieën waarin ze optreden werden geen verdere vragen gesteld.
Journalisten vroegen überhaupt nauwelijks meer naar de dáden van Halbe waar het om ging, en die door Nathalie Righton van
de Volkskrant
glashelder waren geworden. Nee, er werd gevraagd naar de gevóelens van Halbe en de anderen. ‘Hoe staat u hier nu?’ ‘Hoe kijkt u hier nu naar?’ De bevraagde politici in kwestie liepen op commando leeg, woorden zoekend waarvan je zeker weet dat ze zo lekker bekken dat alles wat er werd gezegd om respectievelijke stoepjes schoon te vegen nog mooi meekon in het late
Journaal
. Zo blijkt liegen helemaal geen doodzonde te zijn in de politiek! Zo fijn, we vermoedden het al maar dankzij onze premier is het nu officieel.
Dat ouderwetse respect voor politici dat er zogenaamd al sinds de jaren 50 vanaf is bij de parlementaire pers; het is (bij een klein, maar heel zichtbaar deel van de nieuwsbrengers) terug, nu in een jasje van ‘belevingsjournalistiek’. De politicus hoeft niet te praten over wat hij doet, maar over hoe hij zich erover vóelt. En kan daarna altijd nog buschauffeur worden.
Als we het nou eens paar weken omdraaiden. De parlementaire pers bij de sporters en de sportpers naar het Binnenhof. Dan weten we hoe de sporters zich voelen (dat ze hun uiterste best hebben gedaan geloof ik namelijk allang) en horen we van de politici eindelijk eens exact hoe hard ze al of niet hebben gewerkt, of er niet meer in had gezeten of ze wel eerlijk zijn geweest.
Hup sportverslaggevers, van Pyeongchang gelijk door naar Den Haag! Ik reken op jullie.