Onze democratie heeft kritische journalistiek nodig. Als dat niet goed gebeurt, kan geroezemoes van sociale media zomaar een wereldbeeld veranderen
Speech uitgesproken bij het Grote Gala van de Media, op 6 maart 2017, Stadsschouwburg Amsterdam
De vraag die de organisatie aan me stelde was hoe ik als politicus omga met populaire en populistische media. Dat is een goede aanleiding om het te hebben over de noodzaak van zorgvuldige journalistiek voor onze democratie en om populisten te weerhouden om alleenheerser te worden.
Ik weet niet precies wat populaire media is, en al helemaal niet wat populistische media zijn. Ik weet wat social media kanalen zijn. Ik weet wat opiniesites zijn. Ik weet dat er veel rechtse en weinig linkse opiniesites zijn.
Ik weet dat er ambachtelijke goed betaalde journalisten zijn, die zitten te checken en dubbelchecken, hoor en wederhoor verzamelen, elkaars werk controleren en verbeteren. En ik weet dat er gehaaste journalisten zijn, die voor een paar cent per woord content moeten produceren.
Ik weet wat populisme is. Politici die zeggen namens Het Volk te spreken, pluralisme haten, journalisten haten en graag leugens vertellen. En ik weet dat populisten tegengesproken moeten worden, want als dat niet gebeurt zijn ze binnen de kortste keren dictators die bepalen wat jij ziet en hoort. En dat moeten we niet willen met z’n allen. Ook al zegt die dictator dat het vrijheid heet.
Volgens mij is een relevant onderscheid het onderscheid tussen journalisten en mensen die berichten en opinies plaatsen. Tussen berichten die gecheckt en dubbelcheckt, gehoord en wederhoord zijn, tegenover berichten en opinies die op allerlei manieren worden verspreid.
Heel concreet voor mij en mijn collega’s betekent social media dat ik veel tijd besteed aan het beantwoorden van vragen van mensen. Social media als tweerichtingsverkeer. En dat is een goed ding, want de kloof tussen politici en hun kiezers was nog nooit zo klein. Dat volgens sommigen de kloof nog steeds diep is, komt doordat ondanks dat frequente contact politici nog steeds niet precies doen wat mensen vragen en niemand 100% zijn zin krijgt. Maar er wordt meer dan ooit geluisterd naar mensen, en veel partijen, zeker de PvdA, hebben ombudsteams en hulplijnen die concrete problemen van mensen proberen op te lossen of naar de juiste instanties te verwijzen. Maar dat leidt helaas niet tot waardering. Maar goed, dat is een ander probleem.
Social media zijn ook fantastisch om je eigen blijde of boze boodschap ongefilterd te verkondigen. Social media als eenrichtingverkeer, of je eigen persbureautje. Of het nu gaat om vrolijke selfies van een campagnedag of werkbezoek tot een verhandeling over een wetsvoorstel, voor een beperkte doelgroep. Ik hoop dat na deze verkiezingen wordt uitgezocht hoeveel geld politici en politieke partijen hebben uitgegeven aan het pluggen van hun berichten via social media. Ik begin alvast met mezelf: ik heb drie keer 29 euro, 87 euro tot nog toe dus, uitgegeven aan het promoten van berichten via Facebook. Met pijn in m’n hart, want ik gooi niet graag geld naar een internetgigant, maar ook ik ben afhankelijk van de massaliteit die Facebook me biedt. En ik zou wel willen weten hoe duur het zou zijn geweest als Wilders voor de media aandacht had betaald.
Ik maak me echter zorgen over de verdeling van macht en tegenmacht in het medialandschap waar steeds meer geld gaat naar sociale media, en minder naar de gewone journalist die braaf zijn of haar kritische werk doet.
Populisten haten journalisten, en proberen ze dan ook te negeren of een kopje kleiner te maken. Wilders is daar heel duidelijk over en laat zich dan ook niet serieus interviewen of tegenspreken. Erdogan, Poetin en nog wat van die autocratische grote leiders sluiten journalisten gewoon op of leggen ze op andere manieren het zwijgen op.
De populisten hebben een leger van trouwe helpers op internet. Daar worden de tegensprekers, gematigden of genuanceerden het zwijgen wordt opgelegd. Zo kan je namelijk als extremistische minderheid doen alsof je de meerderheid bent, omdat het andere verhaal uit het discours verdwijnt.
Toen ik een keer een kritisch stuk schreef over de manier waarop de PVV grapjes maakt over de geschiedenis en socialisten gelijk stelt met nationaal-socialisten was de drek en derrie van de reaguurders overweldigend. Centrale boodschap: jij moet je kop houden. Dat valt overigens in het niet bij wat Sylvana Simons aan bagger over zich heen kregen bij het aan de kaak stellen van het racisme in Nederland. Of wat mijn collega’s Ahmed Marcouch, Mohammed Mohandis en Khadija Arib over zich heen krijgen van extremistische moslims of trollen, als ze zich niet gedragen als een moslim zoals bepaalde moslims dat bepalen. Mijn collega Mo verzucht wel eens dat hij sinds de opkomst van DENK weer gemarokkaniseerd wordt. De manier waarop DENK etnisch profileert draagt immers ook bij aan de onverdraagzaamheid in Nederland. Dit geheel terzijde, maar ik adviseer DENK om zich aan te sluiten bij Artikel 1, als ze echt wat willen doen tegen racisme.
Als je alleen op sociale media zit lijkt het soms alsof Nederland bestaat uit racisten en hun slachtoffers. Of dat alle Marokkaanse Nederlanders islamitisch zijn. Voor alle mensen daartussen, voor twijfel en nuance lijkt weinig aandacht te zijn. Natuurlijk, veel kranten doen verslag van wat er verder in Nederland gebeurt. De gewone zorgen van mensen. Hebben een ombudsman die klachten van lezers behandelt en journalisten aanspreekt op eenzijdige berichtgeving of seksistisch taalgebruik. Maar voor deze serieuze en tijdrovende journalistiek wordt niet vanzelf goed betaald en volksstammen lezen geen longreads meer maar halen hun nieuws en wereldbeeld van sociale media, waar dus vaak berichten worden geplaatst zonder de journalistieke wasstraat van hoor en wederhoor, check dubbelcheck.
Onze democratie heeft echter wel kritische journalistiek nodig, die consequent op zoek gaat naar waarheid, verschillende meningen en maatschappelijke trends. En als dat niet goed gebeurt, kan geroezemoes van sociale media zomaar een wereldbeeld veranderen. De aanrandingen in Keulen, daar is veel over gezegd, maar ik gebruik het toch als voorbeeld om te illustreren wat de macht van sociale media kan zijn. De berichten over de aanrandingen stonden direct op de sociale media. Het nieuws werd op een gegeven moment dat het om vluchtelingen ging, Syrische vluchtelingen. Er ontstond angst en woede over al die vluchtelingen. Op basis van de berichten en geruchten. Maar er was nog steeds geen verdachte opgepakt, en nog steeds was de identiteit en afkomst van de daders niet bekend. Rechters en journalisten waren nog steeds aan het onderzoeken wie die aanrandingen hadden gepleegd. Pas na maanden werd duidelijk dat het niet om Syrische vluchtelingen ging, maar om NoordAfrikaanse jongemannen, een problematische groep waar de Keulse politie al een paar jaar last van had. Het doet allemaal niets af aan het gestoorde gedrag van die Noord-Afrikaanse jongens, maar het zieke was dat oorlogsvluchtelingen in het verdomhoekje werden gezet, door het ongecontroleerde en ongecheckte gekwek op sociale media, overgenomen door sommige journalisten die ook hun werk niet goed deden. Zo kan een sluimerend vuurtje van angst en irritatie over vluchtelingen door sociale media aangewakkerd worden. Het heeft het debat over vluchtelingen in Duitsland op zn kop gezet. Het is aan de journalisten die hoor en wederhoor plegen en op onderzoek uitgaan wat er nu echt gebeurd is om hetzes tegen te gaan.
Betekent dat dan dat er niet over onvrede en angst onder de bevolking gepubliceerd moet worden, omdat het niet feitelijk valt te staven of die angst terecht is? Nee, je moet natuurlijk daarover schrijven. Dat is ook de taak van de journalist.
Dat deed me weer verlangen naar het werk van Gerard van Westerloo. Jarenlang journalist van Vrij Nederland. En een journalist die als een van de eersten de verhalen van gewone Nederlanders opschreef. Hij had strikte regels voor zijn reportages, een daarvan was: er mag niets aan de hand zijn. Je beschrijft het normale. En een andere regel: niet namens mensen spreken, maar henzelf laten spreken.
Zo ontdekte hij jaren voor de opkomst van Fortuyn dat er onvrede sluimerde over gastarbeiders, zoals we dat toen nog noemde. Hoe er werd aangekeken tegen de elite. Hij schreef dat nauwkeurig op, zonder oordeel, maar zorgvuldig hoe hij het waarnam. Dagen, wekenlang dompelde hij zich onder in de leefwereld van gewone mensen.
Of een voorbeeld van de andere kant, over de controle van de macht, ook een hoogstnoodzakelijke taak van journalisten en iets wat autocraten dus niet fijn vinden. Bas Haan die jarenlang onderzoek deed naar de Teevendeal. Verbijsterende conclusie de omgang met waarheid en leugens van bepaalde VVD-bestuurders. Maar niemand betwist zijn conclusies. Omdat hij zeer zorgvuldig onderzoek heeft gedaan, hoor en wederhoor, zijn bevindingen voorgelegd aan de betrokkenen.
Ik zeg niet dat gewone ambachtelijke journalistiek Het Enige Tegengif is voor populisme, leugens en hetzes die op sociale media kunnen ontstaan. Maar wel een essentieel onderdeel voor een democratie. Zorgvuldige en kritische journalistiek is een van de belangrijkste wapens tegen dictators, en behoedt populisten voor alleenheerschappij. Dat moeten de populisten in Nederland namelijk ook niet willen, alleen heersen.
Er is veel geschreven over nepnieuws op Facebook en trollen op Twitter. Als de eigenaars van die mediagiganten hun maatschappelijke taak serieus nemen dan zorgen ze ervoor dat de ambachtelijke journalistiek blijft bestaan. Die van Van Westerloo, die van Bas Haan, de regionale kranten die lokale politiek, ja, ik heb het over Tichelaar, verslaan.
Wat zou het goed zijn als Facebook de advertentie-inkomsten die ze nu van politieke partijen krijgt gebruikt om voor content van journalisten te betalen. Mark Zuckerberg hoeft geen krant te kopen, zoals Jeff Bezos van Amazon deed. Zuckerberg kan gaan betalen voor berichten die hij van journalisten en redacties koopt om op Facebook te plaatsen. Lijkt mij een hele mooie bijdrage aan een betere wereld. Laat Facebook betalen voor onze content! Zullen we een petitie voor Zuckerberg starten?