LEEFGEBIED
Heeft een voorkeur voor relatief ondiepe kustwateren, baaien en meren - tot zo'n 10 meter diepte -, die in de winter niet snel dichtvriezen. Op groter, opener en dieper water te vinden dan de verwante kuifeend. In het broedgebied leeft de topper vooral op toendrameren. Het nest wordt dikwijls gemaakt in open gebied en is niet meer dan een kuiltje in de grond, bekleed met dons en planten.
VOEDSEL
De soort is omnivoor en op het menu staan zowel zeegrassen, als krabben en kleine vis. Maar slakjes en schelpdieren (bijv. driehoeksmossel) vormen het voorkeursvoedsel. (Vogelbescherming).
Lees meer
Reacties (1)