De planten komen van nature voor op de Atlantische eilanden, westelijk -, centraal - en zuidelijk Europa, Noordwest-Afrika, en via Zuid- en Midden-Azië oostelijk tot en met Japan. Op geschikte oppervlakten zoals van bomen en rotsen zijn ze in staat 25-30 m hoog te klimmen. De jongen scheuten zijn slank, flexibel en hebben kleine hechtwortels om zich vast te zetten op het oppervlak (boom of rots); de volwassen takken zijn dik, zelfdragend en zonder hechtwortels. Er zijn twee bladvormen: gelobde bladeren op jonge kruipende en klimmende loten en ongelobde bladeren op de volwassen, bloemdragende takken, die zich gewoonlijk ontwikkelen in de boomtoppen of aan de top van rotsen, waar ze volop blootgesteld worden aan het licht.
De kleine bloemen verschijnen in de late herfst in 3-5 cm grote schermen en zijn erg rijk aan nectar en daarmee een belangrijke late voedselbron voor bijen en andere insecten. De vruchten zijn kleine, zwarte bessen die aan het eind van de winter rijpen. Ze zijn giftig voor mensen, maar een belangrijke voedselbron voor vogels, die zo de zaden verspreiden.
Lees meer
Reacties (5)
Zeer waardevol voor insecten! prachtige foto.
Heel mooi.
Mooi Paul, ze beginnen bij mij te bloeien en dan krioelt het van de insecten erboven.
gr.sjani
Mooie foto!
Mooie opname, Paul.