© Titia Hahne
Jongeren van achttien jaar zijn – volgens de jeugdwet - oud genoeg om op eigen benen te staan. Dit zorgt voor veel obstakels en problemen bij jongeren die voor hun achttiende verjaardag in de jeugdzorg zaten: ze belanden op straat, hebben (vaak) geen vast inkomen en het belangrijkste: geen vertrouwd persoon om op terug te vallen.
Volgens de jeugdwet ben je vanaf je achttiende verjaardag volwassen. Vanaf die dag zijn instanties niet meer verplicht om voor je te zorgen. Dit levert grote problemen op binnen de jeugdzorg, weten experts van instanties als ExpEx en Het Vergeten Kind.
In het eerste deel van deze reeks over de misstanden in de jeugdzorg vertellen (jong)volwassenen hun verhaal.
Stephanie Boer is negen jaar oud als ze in de jeugdzorg terechtkomt. Haar ouders waren allebei alcoholist en toen haar moeder overleed kon haar vader – vanwege zijn verdriet en verslaving - niet meer voor Stephanie en haar tweelingzus zorgen.
‘Ik heb nooit de kans gehad om het overlijden van mijn moeder te verwerken. De dag na mijn moeders crematie zijn mijn zusje en ik direct via de William Schrikker Stichting - de jeugdbescherming en reclassering voor mensen met een verstandelijke beperking of chronische ziekte - bij onze pleegmoeder gaan wonen. Dat was mijn nicht. Ik was te jong om zelf een keuze te maken over waar mijn zusje en ik zouden wonen. Mijn zusje had veel zorg nodig en omdat ik haar dat niet kon bieden, besloot ik om haar naar een instelling te sturen waar ze de zorg zou krijgen die ze nodig had. Ik bleef bij mijn pleegmoeder. Daar heb ik een heftige tijd gehad.’
Neem je dat iemand kwalijk?
‘Ik had een voogd van de stichting die het allemaal zag gebeuren. Soms ging ik met blauwe plekken naar school, maar niemand greep in. Ik liep altijd met een glimlach rond, omdat ik niet wist hoe ik met mijn gevoelens om moest gaan. Ik ben zelfs een aantal keren van huis weggelopen. Telkens werd ik weer terug naar mijn pleegmoeder gebracht. Het was een vreselijke periode en de hulp die ik nodig had was ver te zoeken. Toen ik veertien jaar oud was, werd ik naar een jeugdzorginstelling gebracht. Eigenlijk had ik toen liever een gepaste woonvorm gehad.’
‘Ik werd volledig losgelaten door de jeugdzorg. Volgens de wet ben je dan namelijk oud genoeg om op eigen benen te staan. Dat kreeg ik te horen via de mail. Ik voelde me in de steek gelaten door hen. Gelukkig kon ik terecht bij mijn tante, maar ik had nog steeds het gevoel dat ik er alleen voor stond. Vlak na mijn twintigste verjaardag ben ik op straat gezet. Mijn toenmalige vriend had een dagje weg gepland voor mijn verjaardag op de dag dat mijn tante mijn verjaardag met mij wilde vieren. Ik koos ervoor om met mijn vriend op pad te gaan en dat vond mijn tante vervelend. En ze besloot me uit huis te zetten.’
‘Ik ben toen uit nood twee weken bij mijn toenmalige vriend gaan wonen. Dit was vrij kort, omdat hij vond dat zijn huis niet groot genoeg was voor twee personen. Ik was weer dakloos en ik voelde me nu ook door hem in de steek gelaten. Achterafgezien had ik het misschien wel nodig om dit te ervaren, zodat ik zou leren om op eigen benen te staan. Ik kon toen zes weken verblijven in een crisisopvang – hier kun je terecht als je dakloos bent. Deze zes weken werden algauw zes maanden. Dit was een nachtopvang; overdag leefde ik dus op straat. Dat was het erge.’
Had je geld om te leven?
‘Ik had geld om te leven, maar ik deed er roekeloze dingen mee. Ik wilde een “gewoon” leven leiden en niet meer aan mijn problemen denken. Ik maakte mijn geld snel op aan leuke kleding en etentjes. Hierdoor kwam ik in de schulden en moest ik de bewindsvoering in. Uiteindelijk ben ik vanwege mijn schulden ook door de crisisopvang op straat gezet.’
Wat deed je toen?
‘Dit keer kon ik echt nergens meer heen. Ik kwam terecht in een tienermoederhuis zonder kind, want er was nergens anders plek voor mij. Ik heb daar uiteindelijk 2,5 jaar gewoond. Op die plek heb ik – hoe bizar ook – de juiste hulp gehad. Hulp die ik in mijn jeugd graag had willen hebben. In het tienermoederhuis zijn ze erachter gekomen dat ik PTSS (posttraumatische stressstoornis, red.) en een borderline persoonlijkheidsstoornis heb. Ik was mentaal en fysiek erg beschadigd en het heeft lang geduurd voordat ik alles kon verwerken.’
Hoe gaat het nu met je?
‘Het gaat goed met mij. Ik heb een eigen huis, ik ben verloofd en ik volg de opleiding maatschappelijke zorg. Ik wil voor kinderen in de jeugdzorg de persoon zijn die ik als klein meisje graag had willen hebben. Naast mijn opleiding werk ik als ervaringsdeskundige bij een stichting die zich bezighoudt met de leeftijdsgrens van achttien jaar binnen de jeugdzorg, maar ook inzet voor mentale gezondheid en alles wat daarbij komt kijken. Ik heb misschien geen prachtig leven gehad, maar er zijn meer mensen zoals ik en die wil ik helpen. Hoe zwaar het leven ook is geweest, er komt altijd een dag dat je gewoon adem kunt halen.’
‘De leeftijdsgrens van achttien jaar moet uit de jeugdwet en verlengd worden naar 27 jaar. Jongeren krijgen nu geen eerlijke kans om volwassen te worden. Ik was 25 jaar toen ik mijn eigen huis kreeg. Dit zorgde niet alleen voor veel rust in mijn hoofd, maar ook in mijn leven. Jeugdzorg-jongeren staan 2-0 achter in de maatschappij. Jongeren van achttien jaar kunnen nog niet weten wat ze willen in het leven, omdat ze dan vaak nog aan het overleven zijn.’
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!