Hugo Logtenberg voor Op1
© Wessel de Groot
Het presenteren van Op1 was voor Hugo Logtenberg een waanzinnig, maar ook krankzinnig avontuur.
Ronald Giphart: Nog geen twaalf uur voor dit gesprek had jij jouw laatste uitzending bij Op1. Ik voel me een beetje als een verslaggever die een wielrenner of een marathonloper opwacht bij streep. Hugo Logtenberg: Je wilt weten wat er door me heen gaat?
Even had ik de indruk dat je bij je afscheid ontroerd was. Nou, dat kwam door een item daarvoor: een live gezongen nummer van zangeres S10 en BLØF over het thema gemis. Ik zat een meter van Wouter de Vries, de broer van de vermoorde Peter R. de Vries, en ik zag zijn emotie. Dat raakte me, maar dat had niet met mijn eigen afscheid te maken.
In de voorbereiding op dit gesprek kon ik over jouw privéleven opmerkelijk weinig vinden. Ik geef bijna nooit interviews, want ik vind dat een journalist die moet afnemen en niet geven. Maar goed, als je iets op televisie doet of je hebt een boek geschreven, begrijp ik dat je er soms aan moet geloven.
Ik vond een paar sites over BN’ers met de vraag ‘of Hugo Logtenberg een vriendin heeft’. Boulevard belde een tijdje geleden om te checken of ik een partner had, een hilarisch dieptepunt. Kennelijk vinden mensen dat belangrijk om te weten. Ik heb twee regels: ik zeg nooit iets over mijn politieke voorkeur en nooit iets over mijn kinderen.
Ah, dus je hebt kinderen. Drie fantastische pubers, maar ik wil hen in alle vrijheid laten opgroeien een onbezorgde kindertijd gunnen.
Mag ik het wel hebben over jouw eigen kindertijd? Je bent opgegroeid in Saasveld, een kerkdorpje in Twente. Als zoon van de plaatselijke dierenarts en dat is van grote invloed op me geweest. Mijn moeder stopte met haar baan als onderwijzeres toen mijn oudste zus werd geboren.
Dat was echt iets van die generatie, voor mijn moeder reden om mijn drie zussen te stimuleren te gaan studeren. Mijn vader was een klassiek voorbeeld van de verheffingsgedachte. De hoofdmeester uit het dorp noemde hem een wiesnutte, Sallands voor iemand die kan nadenken. Op zijn aanraden is mijn vader gaan studeren, als eerste uit de familie. In zijn studententijd in Utrecht ontmoette mijn vader mijn moeder, ook een boerendochter, waarna ze neerstreken in Saasveld. Dat heeft mij gevormd: ik ben opgegroeid op het platteland. ‘Hardwerken is het minste dat je kunt doen’, zei mijn vader altijd.
Heb je zelf ambities gehad om dierenarts worden? In veel artsengezinnen zie je dat kinderen het beroep van hun ouders overnemen. De boeren vroegen het vroeger ook aan mij, in plat dialect: ‘Willmook dokter wordn?’ Het was natuurlijk een prachtig romantisch idee, zeker in zo’n landelijk gebied met schapen en koeien, maar het beroep had niet mijn interesse en ook niet die van mijn zussen. En ik dacht toen nog dat ik profvoetballer kon worden. Ik speelde bij de club van Woutje Weghorst, NEO, oftewel Nomen Est Omen, verbasterd tot Nederlaag En Overwinnen. Ik was een rechtsbenige, nogal trage verdediger met een goeie pass. Toen ik later in mijn Amsterdamse studententijd op heel slechte velden ging voetballen, zeiden mijn medespelers in plat Mokums: ‘He, wil je bai Schiphol werken of so?’ Zulke lange ballen gaf ik.
Je doet deze typetjes goed na! In een van de weinige stukken las ik dat je na je eindexamen hebt getwijfeld over de toneelschool. Een van mijn zussen was bevriend met de zus van Jacob Derwig. Zodoende kwam ik terecht op een introductiedag van de Arnhemse Toneelschool. Ik kwam erachter dat absurdistisch toneel me echt niet lag. ‘Doe eens een appel na’, zei een docent. Ik was letterlijk uit de Twentse klei getrokken en wist niet wat ik moest doen. De docent ging verder: ‘Oké, doe dan maar een naaldhak.’
Hugo Logtenberg voor Buitenhof
© Linda Stulic
Hoe ben je in de journalistiek verzeild geraakt? Mijn jongste zus, die heel veel las, gaf me op de middelbare school een boek van de Poolse reisschrijver Ryszard Kapuscinski, waanzinnig goed geschreven en echt meeslepend. Kapuscinski was bij bijna alle grote wereldgebeurtenissen aanwezig. Toen ik later studeerde aan de Uva verscheen er een spraakmakende biografie waarin duidelijk werd dat hij behoorlijk veel uit zijn duim had gezogen en ook had gewerkt voor de Poolse geheime dienst. Ik vond dat zo ontluisterend. En helemaal dat ik niet één keer had getwijfeld aan al zijn prachtige reisverhalen. Deze anekdote gebruik ik ook voor studenten nog vaak als voorbeeld: wees je bewust van je eigen blinde vlekken. Blijf kritisch. Koester altijd een gezonde achterdocht.
Het lezen van Kapuscinski legde wel je roeping bloot. Ja, zijn boeken hebben bij mij het vuur aangestoken. Niet veel later las ik Het drama Ahold van Jeroen Smit. Wow! Hoe wist die man dat de bestuursvoorzitter van Ahold op de dag dat werd onthuld dat er grootscheepse fraude was gepleegd, een pizza Hawaï at en er een stukje ananas op zijn pak viel? Zat hij onder tafel, die Smit? Deze scène fascineerde me, omdat Smit met dat beeld de stress van die avond liet zien.
Jij dacht: dat wil ik ook. Juist, dit wilde ik ook kunnen schrijven. Om het vak te leren ben ik gaan werken voor Het Parool. Urenlang schaafde ik aan mijn teksten en dan las ik twee dagen later in de krant nederig welke terechte ingrepen de eindredactie vervolgens had gedaan. Na omzwervingen op de redactie van Nova en het blad Intermediair ging ik terug naar Het Parool, waar ik me mocht storten op onderzoeksjournalistiek. Dat was écht mijn roeping. De revolutie van Cruijffbij Ajax, de perikelen rond het Stedelijk Museum dat al jaren dicht was… geweldige verhalen om aan mee te werken.
Het duurde niet lang of je werd door NRC ingelijfd op de onderzoeksafdeling. Wat is er zo fijn aan onderzoeksjournalistiek? Het zoeken naar, trekken aan en peuren in een dossier waarvan je weet dat mensen niet willen dat het naar buiten komt. Het is puzzelen, doorzetten en zoeken in hoeken die anderen links laten liggen. Uitermate spannend werk, de detectives van de journalistiek.
Ondertussen profileerde je je ook als schrijver. Je publiceerde een boek over het burgemeesterschap van Job Cohen, onlangs verscheen een lijvig werk over Huub van der Lubbe en De Dijk en je kwam met een biografie van Louis van Gaal, dat in 2018 werd uitgeroepen tot ‘beste sportboek van het jaar’. En het was dankzij dat boek dat ik bij de televisie terechtkwam, want tijdens de publiciteitstour van De hand van Van Gaal werd ik gescout door iemand van BNNVARA. Ik moest een screentest doen en werd gevraagd om Buitenhof te gaan presenteren. Paul Witteman nam afscheid en ik mocht zijn plaats innemen. Nou, dat zijn grote schoenen om te vullen. Ik vond het interessant om te kijken of ik het medium tv onder de knie kon krijgen. Dat is altijd een drijfveer van me: kijken wat ik kan en niet kan.
Je kon het. Nou, zeker niet meteen, want het ging met vallen en opstaan. Ik heb heel veel geleerd van Paul Witteman. Bij hem thuis in Haarlem keken we samen mijn interviews terug. Heel confronterend. Paul zette dan tijdens die tv-gesprekken het beeld stil en keek zwijgend opzij naar mij. Een live tv-gesprek is totaal anders dan het interview dan jij mij nu afneemt. Jij kunt bepalen wat je wilt gebruiken, al schiftend en monterend. Bij live-interviewen kan dat allemaal niet. Dat heeft me waanzinnig veel geleerd.
Na anderhalf jaar Buitenhof werd je gevraagd als presentator van Op1. Jeroen Pauw stopte ermee en Eva Jinek vertrok naar de commerciëlen. Ik werd vervolgens gepolst voor een duoschap met Sophie Hilbrand. We hebben op dat moment een proefopname gedaan, waarna we samen uit de studio liepen en elkaar een high five gaven. Met Sophie, die heel anders is dan ik, klikte het enorm. Leuke vrouw, mooie energie, en ze heeft veel lef. Er kwam eens een styliste met een enorm rek kleren naar haar toe. ‘Ik vind eigenlijk de trui die jij zelf aanhebt wel mooi’, zei Sophie tegen die vrouw. De styliste trok prompt haar trui uit en dat was het kledingstuk waarin Sophie die avond presenteerde. Daar moest ik erg om lachen.
Hugo Logtenberg voor Op1
© Wessel de Groot
Op1 begon in januari 2020. Twee maanden later beleefde de wereld een pandemie. Corona is heel bepalend voor ons geweest. Het was erg spannend om het nieuws mede te maken. Iedereen vroeg zich af: wat gebeurt er? In het begin heerste er een grote saamhorigheid, we hebben als land met elkaar geapplaudisseerd voor de zorg. Maar toen kwam de tweede lockdown en de derde, met als gevolg dat de sfeer enorm verhardde. Corona was echt een katalysator voor verzuurde verhoudingen en de nuance verdween geheel. Er kwam een nodeloze destructiviteit. Dat merkten we aan alles, aan tafel, in de mailbox. Dagelijks las ik in 120 varianten van de mededeling dat ik een ‘vieze vuile linkse tyfushond’ was. Nu met het stikstofdossier gaat het hetzelfde.’
En toen besloot Poetin ook nog eens Oekraïne binnen te vallen. Jullie hadden een vrij dramatische uitzending op de dag dat Poetin zijn inval aankondigde, omdat jullie van te voren een item hadden opgenomen met een fanfare en olympische medaillewinnaars. Ach ja, dat is het noodlot van als je iets van te voren op moet nemen en dat combineert met live-tv. Het zag er lullig uit, maar het was niet alsof we het bewust niet over de dreigende taal van Poetin gingen hebben. Er waren heus wel uitzendingen die ik anders had willen doen, maar dit was gewoon pech.
Na tweeënhalf jaar Op1 besloot je voor de buitenwereld vrij onverwachts te stoppen. Wanneer nam je dit besluit? In de derde week van januari. Er was geen concrete aanleiding. Ik ga meestal hardlopen of fietsen en tijdens een van die tochten besloot ik dat het mooi was geweest. Op1 is een programma met een vrij strak format en een stuk of vier onderwerpen. Er kijken heel veel mensen naar en het is echt een goed programma, maar voor mij te gedifferentieerd. De uitzendingen waaraan ik met het meeste plezier terugdenk zijn die waar we ons op één onderwerp stortten.
Op1 zit op een A-locatie in het medialandschap. Hoe waren de reacties? Veel mensen verklaarden me voor gek. Hoe kon ik dat nu doen? Nou, voor mij is televisie niet het allerhoogste goed. Ik ben journalist en ik doe ook tv. Dat heb ik met heel veel plezier gedaan, maar presenteren is voor mij niet het summum. Televisie is een geweldig podium, maar podcasten of stukken in de krant zijn dat ook.
Hoe moet het nu met jou? Ik ga weer veel andere dingen doen. In onderzoeksjournalistiek is het niet gebruikelijk dat je vooraf vertelt over je bezigheden. Ik werk nu aan verschillende dingen, maar ik kan en wil daar dus niets over zeggen. Maar het gaat om verhalen die verteld moeten worden.
Je staat nu uit te hijgen bij de eindstreep, vat de wedstrijd eens even samen. In het kort: een waanzinnig, maar ook krankzinnig avontuur.’
Thema's:
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!