Menno Bentveld (1967) maakte een documentaireserie over water, maar zonder opgeheven vinger: ‘In de jaren 80 ging de wereld écht naar de klote. Kernafval werd met tonnen zo de Atlantische Oceaan in gelazerd.’
Zijn outdoor bagage staat thuis in de gang in Leiden klaar voor vertrek. Een tas met warme kleding. De andere met slaapzak, matje en zaklamp.
Want elke week bivakkeert presentator Menno Bentveld – al veertien jaar gezicht en stem van instituut Vroege vogels – voor opnamen twee nachten in een nogal primitieve omgeving tijdens zijn urenlange zoektochten naar de modderkruiper of die ene boskrekel.
Voor hem en zijn team geen comfort van een vijfsterrenhotel. In plaats daarvan: een schuur bij een vogelkijkplaats, geklooi in een kopieerhok van Staatsbosbeheer of kleumen op een boerenzolder. No-nonsense dus. ‘Ik moet het natuurgebied waarin we verblijven, kunnen voelen en ruiken. Dag en nacht. Bovendien houd ik wel van gedoe met de elementen. Samen met anderen in een bootje schuilen onder plu’s en plastic terwijl de regen met bakken naar beneden komt. Dat is avontuur.’
Soms blijken die missies tevergeefs. Dan laat die bever of das zich na uren posten in bosjes en struiken niet zien. En na veertien jaar als Vroege vogels -presentator hoopt Bentveld nog steeds op een glimp in het wild van een otter. Een droom noemt hij die confrontatie. ‘We hebben wel eens een poepje gevonden. Of een pootafdruk. Meer niet. Maar ja, dat hoort er nu eenmaal bij. De ene keer heb je een verrassing, dan weer een teleurstelling. Die etaleren we dan ook in het programma. We weigeren zoals andere, niet bij naam te noemen, presentatoren te doen alsof we toch dat ene dier zagen. Zo van: ooooooo daar, jaaaa mooi! En dan weet ik dat ze naar een oude boomstam of leeg grasveld kijken.’
De afgelopen maanden was Menno Bentveld naast zijn reportages en studiowerk voor Vroege vogels op radio en televisie ook bezig met de vierdelige documentairereeks Waterman , over het Nederlandse watersysteem. Een urgente serie, door de oplaaiende milieu- en landbouwdiscussies . Samen met onder anderen regisseur Geertjan Lassche ( Break free, Frontberichten ) nam hij dat stelsel in onder andere Noord-Holland, Overijssel, Zeeland en Noord-Brabant onder de loep. Hij stuitte op spannende verhalen, zegt hij.
Wat is er spannend aan water? Ons hele systeem is ongelofelijk ingewikkeld, bizar en wonderlijk. Hetzelfde geldt voor onze omgang met water. Daarnaast is het te nat of te droog en het peil is te hoog of te laag. We kermen chronisch. De drinkwaterbedrijven, consumenten, akkerbouwers. Het lijkt nooit goed. Terwijl het dat vaak wel is. Want we leven hier intussen wel met elkaar in deze rare delta.
Maar volgens onheilsprofeten gaat dat niet heel lang meer goed. Nou, de manier waarop we eeuwenlang met water zijn omgegaan, staat onder druk. We wilden alles zo snel mogelijk kwijt anders verzopen we en konden boeren niet met hun trekkers het land op. Afvoeren en pompen maar. Nu leidt dat tot extreme tegenstellingen omdat we vaker met korte gigantische hoosbuien en langer met periodes van droogte te maken hebben. We zijn op Schouwen-Duiveland geweest waar een boer in de zomer elke dag tien keer een vrachtwagen heen en weer naar het Volkerak-Zoommeer laat rijden om zoet water te tappen om zijn land te beregenen. Klauwen met geld en een berg energie kost dat. Niet bepaald duurzaam. Daarnaast filmden we bij de sluizen van IJmuiden waar diezelfde hoeveelheid elke seconde de Noordzee in verdwijnt. Soms met moeite door de stijgende zeespiegel. In Noord-Brabant waanden we ons in Texas: mannen met baarden, tattoos en platte helmen die in de buurt van De Groote Peel putten slaan op zestig meter diepte. En Amsterdam heeft door allerlei activiteit onder de grond, parkeergarages, de metro, te maken met vochtige woningen vol schimmel terwijl even verderop de boel verzakt omdat palen droog vallen. Kortom: conflicterende belangen tussen boeren, burgers, de natuur, bierbrouwers en andere producenten. Het is vechten om diezelfde druppel. We willen kijkers verbazen en de ogen openen, ook duidelijk maken dat het in de toekomst anders moet. Maar we maken geen populair wetenschappelijk programma dat komt met maquettes en technische oplossingen.
Jarenlang hadden we de boerenromantiek: het buitenleven, Yvon Jaspers, lekker lokaal. Nu zien we demonstraties, woede, onbegrip. Is de boer ineens de vijand? In de beeldvorming lijkt dit soms zo. Maar dat is niet terecht. Veel boeren zijn heel erg begaan met de natuur. Ze rijden echt niet expres over weidevogelnesten heen of maken het land kapot zodat er geen kruiden of insecten overblijven. Ook weet ik dat velen best willen veranderen. Milieubewuster willen werken met minder land en minder koeien, een goed product en een mooie opbrengst. Tegelijkertijd opereren ze op een wereldmarkt, hebben ze met Europese regelgeving te maken en zitten ze bij banken in de tang vanwege leningen en investeringen. Simpelweg roepen dat de veestapel en landbouw snel gehalveerd moeten worden werkt dan niet. Er moet samen met de politiek worden gekeken naar een oplossing waardoor boeren goed betaald krijgen voor duurzame producten en tegelijkertijd natuur beheren. Nu denken zij: leuk hoor die suggesties over een gezellige camping beginnen, kaasmakertje spelen met wat boerengolf erbij. Mooie praatjes. Dat vinden ze valse romantiek van een stelletje idealisten, maar geen verdienmodel.
Ben jij een idealist? Ja, eigenlijk wel. Omdat ik vind dat het nodig is. Het gaat me aan het hart hoe wij omgaan met de aarde en hoe wie die achterlaten. Ik heb drie kinderen, ze zijn inmiddels allemaal het huis uit, en ik voel me naar hen toe ongemakkelijk als ik het nieuws over vervuiling en milieu zie. Daar word ik kwaad over en verdrietig van. We nemen en plukken maar en gebruiken zonder na te denken en we werpen weg. Ik vind dat schandalig en stoor mij daaraan. Dan denk ik: doen we wel genoeg om ervoor te zorgen dat de aarde straks nog leefbaar voor hen is? Moeten we niet harder ingrijpen? Die klimaatklok tikt sneller dan we denken. Europa en de landelijke overheid moeten die veranderingen stimuleren. De consument is veel te lui en wil zijn kar vol gooien met kiloknallers. Wij Nederlanders hebben een grote mond over het milieu, maar in supermarkt willen we zo goedkoop mogelijk uit zijn.
Ben je daardoor een milieu-extremist in het dagelijks leven? Nee, geenszins. Ik ben geen klimaatdrammer. Geloof niet in extremen. Ik zie mezelf als idealist en realist. Dat komt eveneens tot uiting in de programma’s die ik maak. Niet met opgeheven vinger alleen maar doceren wat er verkeerd gaat. Ik heb de ambitie om de schoonheid te tonen en te laten zien hoe het anders kan. Compleet duurzaam leven is onwijs moeilijk. Ik zou het geweldig vinden wanneer er geen millimeter plastic de deur in komt. Maar dat lukt me niet. Wat ik wel doe: met van die speciale duurzame zakjes naar de supermarkt gaan om groenten en fruit in te doen. En zo min mogelijk vlees eten en privé nauwelijks vliegen. Toch zal ik in de toekomst heus nog weleens naar Amerika gaan. Ik ben net verhuisd en over drie weken komen de zonnepanelen. Verder ben ik een fervent skiër maar ik vraag mezelf af of ik dat nog moet doen.
Mag skiën ook al niet meer? Nou ja, die pistes zijn niet echt duurzaam. Al dat waterverbruik, die liften. Misschien dat ik, als we ooit weer naar de Alpen mogen, de gondels mijd en op van die bladen omhoog kluun en ga tourski ë n.
Heb je dat bewuste van huis uit meegekregen? Mijn ouders gaven mij de liefde voor de natuur mee. Met hen was ik veel buiten: we maakten excursies, luisterden naar de boswachter. En samen met een vriendje richtte ik, toen ik een jaar of acht, negen was, een dierenclub op. We waren heel erg van de dieren.
Dus je hebt nooit uit baldadigheid een kikker opgeblazen? Wat? Nee. Doe normaal. We waren altijd te vinden op een landje achter onze school. Bentie heette de club, een samentrekking van Bentveld en Mattie. We waren de enige leden, maar hadden een heus handvest. We moesten eieren kunnen benoemen en sporen en vogelsoorten herkennen, door sloten baggeren want we moesten wel vies worden. Eigenlijk doe ik 45 jaar later nog steeds hetzelfde. Mijn strijdvaardigheid voor een schonere en betere wereld werd op de middelbare school aangewakkerd. Ik ben een kind van de jaren 80, demonstreerde op het Museumplein en het Malieveld tegen kernwapens. Frappant: wij denken dat het nu slecht gaat, maar in de jaren 80 ging de wereld helemaal naar de klote. Kernafval werd met tonnen zo de Atlantische Oceaan in gelazerd, de waterkwaliteit was veel slechter dan nu en de bom zou toch wel vallen. We waren punkers met leren jassen en we zouden allemaal werkloos worden en lijden onder de Koude Oorlog. Toen is het vuur gaan branden.
Heeft dat je carrièrekeuzes beperkt? Dat je geframed wordt als die natuurman? Ik ben begonnen bij Veronica. Een fantastisch bedrijf waar ik Reisgids presenteerde. Ik kreeg na verloop van tijd de kans om grote shows te presenteren, Miss Universe. Maar ik zag mezelf dat niet doen, het was niet de kant die ik op wilde. Jaren geleden verving ik Matthijs van Nieuwkerk bij De wereld draait door . Dat was zo verschrikkelijk gaaf, alsof ik plotseling voetbalde in de finale van de Champions League. Toen heb ik gedacht dat een andere richting misschien interessant zou zijn. Het is er niet van gekomen. Was het momentum voorbij? Lag het aan een samenloop van omstandigheden? Ach, soms krijg je er de vinger niet achter in Hilversum. Feit is dat ik nu enorm blij ben dat ik vaak buiten mag spelen. Met de ploeg in weer en wind programma’s maken, avonturen beleven. En dat ik werk aan docu-series zoals nu over water en eerder over plastic. Ik kijk wel naar die talkshows maar echt geen vijf avonden per week. Er zijn interessantere dingen in het leven.
Je maakt nu bijna vijftien jaar Vroege vogels, zie je dat het landschap schraler wordt? Ja, er zijn diverse vogelsoorten bijna of helemaal verdwenen. Zoals de korhoen, je hebt nog maar een handjevol van die grote zwarte kippen die rondscharrelen op de Sallandse Heuvelrug. En ik kan me nog herinneren dat onze vogelaar Harvey van Diek stond te huilen om de laatste kuifleeuwerik die ergens verscholen zat. Naast een benzinepomp notabene. Door de oprukkende industrialisatie vind je minder rommelrandjes en verstopplekken waardoor ook insecten het moeilijk hebben. Onderzoek van de universiteit Wageningen met de splashmeter heeft uitgewezen dat er veel minder zijn. Als je vroeger fietste, had je soms ineens een bek vol muggen. Hoe vaak gebeurt dat nog? Of dat je autoruit ondergespletterd is? Maar er zijn nog genoeg mooie dingen te vinden. Terreinen die speciaal worden ingericht voor vlinders en vogels. Desolate gebieden op de Wadden, de Beemster, fantastische plekken in Zeeland. Het is laveren tussen depressie en euforie in mijn werk. Hoewel ik soms moet oppassen dat somberheid niet de overhand krijgt. Bij die documentaire over plastic zei een Amerikaanse woordvoerder van producent Dow Chemical: er zijn campagnes, demonstraties en er is bewustwording, maar er wordt ook meer plastic dan ooit bij ons besteld. Je wijst kijkers en luisteraars op die mooie, minder ontdekte plekken. Ben je dan niet bang dat ze er in corona-optocht doorheen banjeren met hun take away koffie-bekers? De voorganger van Vroege vogels heette Weer of geen weer . Wanneer presentator Bert Garthoff zei: mensen ga kijken op de Sallandse Heuvelrug stond er de volgende ochtend een Bert Garthoff-file in dat gebied. En dan zei Rijkswaterstaat: even dimmen, Bert. Ik geloof dat er nog geen Menno Bentveld-file is gesignaleerd in een natuurgebied. Door corona neemt de druk op die plekken inderdaad toe, gaan mensen die anders een goedkope vlucht naar Kreta boekten daar nu rondkijken, de hond uitlaten of paardrijden. Maar door ze te wijzen op de schoonheid hopen wij dat ze het zo prachtig vinden dat ze er rekening mee gaan houden, hun take away-bekers niet zomaar achterlaten. Die omgeving steeds meer waarderen. Ik blijf zeggen: ga ruiken, proeven, beleven hoe het is om daar te wandelen. Ik denk niet: dat houd ik lekker voor mezelf, ik mag wel en anderen niet. Waarom zou ik meer recht hebben om te genieten van duinen en bossen? De natuur is er voor iedereen.