De 27-jarige Naz Kawan maakt duurzame kleding voor A Beautiful Mess. Dat doet ze in haar eigen opgerichte lokale textielfabriek. In de fabriek maken ze lokale, duurzame producten, en dat allemaal door medewerkers met een vluchtelingenachtergrond. ‘Mijn jeugd heeft zeker bijgedragen aan hetgeen wat ik nu doe. Van jongs af aan ben ik me heel bewust geweest van mijn omgeving, maar heb ik ook gezien hoe moeilijk het was voor mijn moeder om een nieuw bestaan op te bouwen.’ Een omslag in de modewereld is namelijk hard nodig, volgens Kawan. ‘Het is een van de meest vervuilende industrieën.’ De industrie is namelijk voor een belangrijk deel verplaatst naar lagelonenlanden. Sindsdien zijn de kosten voor een T-shirt in de winkel lager, maar blijkt die prijs eigenlijk helemaal niet evenredig ten overstaan van het werk dat ervoor wordt geleverd. ‘We realiseren ons vaak niet dat iemand anders, aan de andere kant van de wereld, daar de prijs voor betaalt.’ Daar komt bij dat ons land barst van het mode-talent: ‘We hebben een groot netwerk van kleermakers met een vluchtelingenachtergrond die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Wij hebben het talent van de gevluchte kleermakers gecombineerd met de circulair-economische uitdaging die wij hier hebben.’ Voor de producten die ze maken gebruiken ze materialen die anders verloren zouden gaan. Zo maken ze nu schorten van stof die eigenlijk verbrand zou worden. ‘Die hebben we opgekocht. Dat is een van de manieren waarop wij werken, door bestaande materialen in te zetten voor de producten die we hier lokaal produceren.’
Coen van den Braber: ouderen helpen
De 22-jarige student Coen van den Braber woont samen met ouderen in een woon-zorgcentrum. ‘In ruil voor een gratis woning doen wij hier allerlei klusjes en zijn wij er voor het sociale aspect: activiteiten, kletspraatjes met ze maken, dat soort zaken.’ De studenten werken in het verlengde van de zorgmedewerkers. ‘Die hebben hun handen vaak vol aan alle zorgklussen. Voor ons is dat sociale aspect de hoofdtaak. Wij kunnen ons daar volledig op focussen.’ Heel belangrijk, volgens Van den Braber. Want naast het coronavirus is het eenzaamheidsvirus ook een groot onderdeel van het dagelijks leven van de ouderen.
Eline Hesse: duurzaam investeren
Eline Hesse noemt zichzelf duurzaam investeerder en financieel activist. Dat houdt in dat ze alleen geld investeert in bedrijven die duurzaam ondernemen. Zoals bijvoorbeeld Opti-flor, een bedrijf dat orchideeën kweekt. Het bedrijf voorziet zijn bloemen van warmte door middel van aardwarmte. Een veel duurzamer alternatief voor gas. ‘Op mijn achttiende kreeg ik een effectenportefeuille van mijn vader. Die had hij voor mij opgebouwd, voornamelijk in niet-duurzame bedrijven, zoals Shell en McDonald's. Op mijn vijfentwintigste maakte hij mij daarvan bewust; dat mijn idealen niet strookten met hoe mijn geld was geïnvesteerd. Toen zag ik voor mij een verantwoordelijkheid om met mijn privileges iets goeds te doen’, legt Hesse uit. Daarover maakte zij een film. ‘Het is gewoon heel magisch dat je met geld iets kan laten gebeuren.’
Teun van Roessel: duurzame generatie
Uitvinder Teun van Roessel zet zich in voor een duurzamere wereld, en die begint bij onze kinderen. Hij leert ze anders naar afval en elektronica te kijken. Dat doet hij door van afval samen met de kinderen robots te bouwen. ‘Afval als grondstof gebruiken om er nog iets veel mooiers van te maken’, aldus Van Roessel. Hij richt zich niet voor niets op kinderen; gedragsverandering en mindsetverandering bij volwassenen is volgen Van Roessel namelijk heel moeilijk. ‘Dus ik dacht: wanneer léér je nou gedrag? Dat is als kind. Dus ik wil kinderen direct de juiste mindset rondom duurzaamheid meegeven. Afval heeft nog waarde, dus kijk creatief naar materialen en gooi het niet zomaar weg.’ In de speelgoedbranche bestaat maar weinig wat echt duurzaam is, volgens Van Roessel. ‘Als je een speelgoedwinkel inloopt, dan is heel veel gemaakt van plastic.’ Dat kan anders, denkt hij. Tijd voor educatief en duurzaam speelgoed! ‘Ik zou graag een steentje bijdragen om de speelgoedbranche te verduurzamen.’ Hij geeft daarom workshops en lessen op scholen om deze kennis aan kinderen over te dragen.
Frank van Schaik: fanatiek actievoeren
Actievoerder Frank van Schaik staat zo’n vijfentwintig keer per jaar op de barricades voor de meest uiteenlopende onderwerpen. ‘Voor het klimaat, tegen racisme; eigenlijk voor een betere wereld’, aldus Van Schaik. Hij wordt ook wel ‘beroepsactivist’ genoemd. Een geuzennaam, vindt hij zelf. ‘Ik kijk wat ik vind, en als ik daarvoor de straat op kan om dat verder te laten horen - en als ik denk dat het zin heeft - dan doe ik dat.' Op 13-jarige leeftijd was hij voor het eerst bij een protest. Het protest in 1983 tegen het plaatsen van kruisraketten in Nederland. ‘We hebben 7,5 uur in de file gestaan. Ik kwam in Den Haag en er waren alleen maar bussen, overal waar je keek. De sfeer was heel goed.’ Maar hij staat niet zomaar bij ieder protest. Hij denkt er goed over na. Zijn criterium is: ‘Als iemand van de pers naar me toekomt en vraagt “waarom sta je hier?”, dat ik dan een goed verhaal heb.’ Of protesteren nodig is? Het is zelfs essentieel, volgens Van Schaik. ‘Alle veranderingen die we hebben gehad zijn er omdat mensen actie gingen voeren. Een 5-daagse werkweek, het feit dat we vakantie hebben, vrouwenstemrecht (…); allemaal doordat mensen actie gingen voeren.’
Sam en Nout: gerecycled 3D-printen
Sam van Til en Nout Kooij zagen dat heel veel plastic uiteindelijk niet hergebruikt wordt. Ze ontwikkelden een 3D-printer die juist gerecycled plastic als grondstof heeft. ‘Ik vind plastic een ontzettend cool materiaal; er zijn heel veel verschillende soorten en je kan er alle kanten mee op.’ Ze kennen elkaar al sinds de eerste klas op de middelbare school en hadden altijd al plannen om iets samen te gaan doen. Toen kwam plastic op hun pad. ‘Daar is gewoon nog heel veel te verbeteren’, aldus Van Til. Tijdens hun studie knutselden ze hun eerste 3D-printer in elkaar. Dat was een klein apparaatje, maar nu hebben ze daar een uitvergrote versie van staan. ‘Hetzelfde maar ongeveer tien keer zo groot.’ Het bijzondere aan hun apparaat is dat ze dus niet met gewoon plastic printen, maar met gerecycled plastic. Sterker nog: met plastic dat door veel andere bedrijven niet gerecycled kan worden. ‘Veel machines lopen vast wanneer het plastic een klein beetje vervuild is. Als er bijvoorbeeld een stukje papier of metaal op het plastic zit. Onze machine is gebouwd met dat in het achterhoofd. Dat zorgt ervoor dat we plastic kunnen gebruiken wat normaal niet gerecycled wordt’, legt Nout Kooij uit. Op die manier hebben ze nu een enorme plasticvoorraad opgebouwd. Veel festivalmuntjes en koffiebekertjes; allemaal tot kleine plastickorrels gemalen. ‘Maar het is helaas nog steeds goedkoper en makkelijker om van nieuw plastic producten te maken, waardoor we gewoon blijven produceren’, aldus Kooij. ‘Maar plastic is juist ooit ontworpen om te kunnen hergebruiken, het is ook een ontzettend mooi product.’
Nabil en Mitchell: voetballen dankzij donaties
Docenten Nabil Mulder en Mitchell Blankendaal begonnen een inzamelingsactie om hun leerlingen te laten voetballen. ‘Ik merkte dat een aantal leerlingen geen kicks of scheenbeschermers hadden, en uiteindelijk merkten we dat het er steeds meer werden die aan de kant gingen zitten’, aldus Mulder. Schoenen waren te klein geworden en er was geen geld voor nieuwe. ‘Dat mag niet de reden zijn dat zij nu aan de kant zitten.’ Ze besloten te kijken wat ze kunnen doen. ‘Ik kom zelf uit de buurt, mijn moeder woont hier in de buurt’, vertelt Blankendaal. ‘Dus ik ging naar mijn moeders huis en zag twee paar voetbalschoenen op het balkon staan: van mijn broertje. Die waren te klein geworden. Dus ik neem ze mee. Uiteindelijk ziet Nabil ze en die zegt: "Misschien kunnen we meer in ons netwerk."’ Ze besluiten een initiatief te starten: Kindgelijkheid. Met als doel om zo veel mogelijk spullen in te zamelen. ‘En ja, je ziet het resultaat’, lacht Blankendaal. Van schoenen tot vestjes en van broeken tot truitjes; ze hebben alles gekregen. ‘Het was wel een fenomeen om al die kinderen in die kleding te zien.’ Maar daar blijft het niet bij. De docenten leren de jongeren hoe ze elkaar kunnen helpen. ‘Nu zijn die mensen in de gelegenheid om ons te helpen en wij zullen vast weleens in de gelegenheid zijn om hen of andere mensen te kunnen helpen. Ik denk dat dat de essentie is van het hele project’, legt Mulder uit. ‘Helpen staat voorop, boven alles. Als je kinderen dat zo vroeg mogelijk leert, dan wordt dat hun DNA’, aldus Blankendaal.
Door Carolien Ronde