Tannaz Hajeby
© Scheefgroei
In Scheefgroei vertellen drie mensen die een te laag schooladvies hebben gekregen over alle stappen die ze vervolgens hebben moeten ondernemen om te komen waar ze graag zélf willen en kunnen zijn.
Het zit namelijk zo, legt Sander Heijne uit: ‘Wanneer je gezinnen en hun inkomens met elkaar vergelijkt, blijkt namelijk dat hoe armer gezinnen zijn, hoe groter de kans is dat hun kinderen een te laag advies krijgen. Als je beneden modaal verdient krijgen je kinderen in 14 procent van de gevallen een te laag schooladvies.’ Bij de rijkste gezinnen is dat slechts in 4 procent van de gevallen het geval. Daarnaast maakt het voor je schooladvies ook uit waar je woont. In sommige gebieden is de kans op een te laag schooladvies klein, in andere gebieden is die kans maar liefst 25 tot 40 procent.
Ook volgens onderwijswetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam Louise Elffers worden sommige kinderen op achterstand gezet: ‘Bij advisering met gelijke prestaties zien we dat met name kinderen van mindergeschoolde ouders en kinderen van ouders met een migratieachtergrond toch lager geadviseerd worden.’
Een kwalijke ontwikkeling, licht ze toe: 'Als je opleidingsniveau zo bepalend is voor je levensloop, zoals dat nu is in Nederland, dan hangt daar veel van af.' In Scheefgroei vertellen drie mensen die een te laag schooladvies hebben gekregen over alle stappen die ze vervolgens hebben moeten ondernemen om te komen waar ze graag zélf willen en kunnen zijn.
Ans Stouten, van vmbo tot Master of Science
'Ik ben begonnen op het mbo, niveau 4. Ik ben daarna naar de pabo gegaan, daar heb ik heel eventjes gezeten, een jaartje of drie. Daar heb ik mijn propedeuse gehaald. Daarna heb ik op de universiteit een bachelor pedagogische wetenschappen gevolgd. En vervolgens heb ik mijn master gedaan.’
‘Je wordt in je omgeving zo erg betutteld en vanaf het moment dat je op het mbo zit, krijg je te horen: “Jij kunt dit niet. Het is te hoog voor jou gegrepen en moet je dit wel willen doen?” De overstap van mbo naar hbo was nog wel logisch, maar toen het aankwam op de overstap van hbo naar de universiteit vroegen mensen zich af wie ik dacht dat ik was dat ik dit even zou doen. Mensen uit mijn eigen omgeving zeiden dit soort dingen. Er zijn zelfs mensen naar mijn moeder gegaan die zeiden: “Moet jij je dochter niet van dit idee afhalen? Dit gaat hem niet worden natuurlijk.”’
Ans Stouten
© Scheefgroei
Mark Beumer, van mavo-advies naar universiteit
‘Ik ben begonnen op de mavo. Daarna heb ik de havo verkort gedaan. Vervolgens heb ik twee mbo-opleidingen tegelijkertijd gedaan; eentje deed ik overdag, de andere ‘s avonds. Daarna ben ik naar het hbo gegaan voor een studie als geschiedenisdocente. Toen dacht ik: ik wil ook graag naar de bovenbouw. Dus heb ik een master gedaan aan de universiteit. Daarop weer een master verkort voor geschiedenisdocent eerstegraads. Nu ben ik bezig met een traject om te promoveren. Daar heb ik tien jaar over gedaan.’
‘Van mijn ouders mocht ik alles doen wat ik wilde. Ik moest alles wel afmaken. Ik merkte wel dat toen ik naar de universiteit ging, ik thuis was. En de omgeving waardeerde dat ook meer. Er werd wel gezegd: “Moet je dat wel doen? Kun je dat allemaal wel? Ben je wel geschikt?” Ik ben erg gemotiveerd, en ik hou er niet van als mensen zeggen dat ik het niet kan. Dan laat ik zien dat ik het wel kan.’
'Ze hebben iemand nodig die ze ziet en hun potenties ziet: "Jij kan dat gewoon, jij gaat dat halen."'
Mark Beumer
© Scheefgroei
Tannaz Hajeby, van praktijkonderwijs naar hbo
‘Ik heb op het basisonderwijs praktijk als advies gekregen. Uiteindelijk had ik vmbo theoretisch gescoord. Ik ben in een jaar tijd van praktijk naar havo gegaan. Ik kon zelfs atheneum doen, maar dit wilde ik niet. Ik heb hbo gedaan en social work afgestuurd. En nu werk ik zelf ook in de media.’
‘Mijn moeder stond altijd achter me en heeft altijd gestreden zodat ik hogerop kon komen. Bij mij was het vooral dat mijn docenten mij niet serieus namen. Zij maakten me altijd belachelijk, samen met de pestkoppen die ik ook om me heen had. Ze zeiden altijd tegen mij: “Moet je niet beter schoonmaker worden? Iets met je handen doen? Want leren kun jij niet.” Binnen het social work heb ik gestreden voor een aantal leerlingen die benadeeld werden omdat ze heel creatief, sociaal en uitbundig waren. Dan was het: “Laten we die leerlingen maar in een vmbo-hoekje stoppen, want die kunnen daar hun energie kwijt.” Maar nee, je moet kijken naar hoe ze scoren en wat hun kwaliteiten zijn, en vanuit daar advies geven. Ik heb een paar leerlingen kunnen helpen daarmee, zodat ze wel het juiste schooladvies zouden krijgen.’
Tannaz Hajeby
© Scheefgroei
Impact docenten
Een ander belangrijk aspect is de steun van docenten, legt docent Yasin Yaylali in Scheefgroei uit: 'Ik schaam me een beetje voor professionals die zeggen: "Jij kunt niet zo goed rekenen, niet goed lezen." Wat dat met een kind doet. Je beschadigt ze.'
Yasin Yaylali, docent vmbo op het Mediacollege in Amsterdam
‘Mijn leerlingen zijn erg ambitieus. Ik probeer wel eerlijk tegen mijn leerlingen te zijn. We hoorden net de verhalen overstapelen. Er zijn dus leraren die het wél hebben gezien; die een te laag advies hebben gegeven of misschien in hun schoolloopbaan hebben kunnen zeggen dat een leerling daar niet hoort. Ik ben zelf op het vmbo begonnen en na een jaar kwam een leerling bij mij en zei: “Jij hoort hier niet, je moet naar een andere school. Naar de havo.” Dat hoop ik ook bij mijn leerlingen te doen. Dat er iemand is die hun potenties ziet. Dat moet ik zien. Zelfvertrouwen hebben ze gelukkig genoeg: dat hebben ze niet alleen van mij gekregen, maar ook van mijn collega’s. Dat hebben ze ook nodig. Maar ze hebben ook iemand nodig die ze ziet en hun potenties ziet: "Jij kan dat gewoon, jij gaat dat halen."'
Yasin Yaylali
© Scheefgroei
Meer lezen over dit onderwerp?
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!