Met deze uitspraak normaliseert de rechtbank beschimpingen die homoseksuelen marginaliseren
Er was geen sprake van homohaat bij de mishandeling van twee homoseksuele mannen in Dordrecht, aldus het
oordeel van de rechtbank
op 1 november. De rechtbank ziet wat anders:
"Veeleer lijkt er sprake te zijn geweest van een giftige cocktail van sensatiezucht, geldbelustheid, een misplaatste opvatting van een gerechtvaardigde eigenrichting ten aanzien van pedoseksuelen en een fascinatie voor geweld…"
Het gebruik van de beschimpingen “flikker”, “pedo” en “kankerhomo” tijdens de mishandeling waren geen indicatie voor homohaat:
"Hoe laakbaar en kwetsend het gebruik van dergelijke termen ook zijn, het is meer illustratief voor het dagelijks taalgebruik van deze verdachten…"
Een uitspraak die niet alleen schandalig is, maar bovenal gevaarlijk.
Pedohaat
Allereerst is het oordeel dat er alleen eigenrichting was ten aanzien van pedoseksuelen gevaarlijk. Tijdens de mishandeling werden naast “pedo”, ook de beschimpingen “flikker” en “kankerhomo” gebruikt. Waarom leggen deze zelfbenoemde ‘pedoseksuelenjagers’ op het meest verhitte moment opeens de nadruk op seksueel contact tussen mannen? Als er alleen woede was over kindermisbruik, dan was dit overbodig. Een verband met bestaande stigmatiserende overtuigingen die claimen dat kindermisbruik komt door homoseksualiteit ligt voor de hand. In de uitspraak vinden we echter geen verantwoording over mogelijke verwevenheid tussen pedohaat en homohaat. Iets wat de homogemeenschap in een kwaad daglicht zet, want nu lijkt het ‘alledaags’ om naar homoseksualiteit te verwijzen wanneer je het hebt over kindermisbruik.
En aan dat ‘alledaagse’ kleeft nog een ander gevaar. Door “flikker” en “kankerhomo” als ‘alledaags’ te bestempelen, koppelt de rechtbank deze beschimpingen los van de gebruikscontext. Ervaring leert dat wanneer iemand dit naar je hoofd slingert, dit geen compliment is, maar een beoordeling van iemand als falend of minderwaardig. Iets wat helaas niet alleen op straat vaak gebeurt: op scholen is homo nog steeds het meest gebruikte scheldwoord. De beschimpingen werken disciplinerend om mensen ‘op hun plek’ te zetten. Dit gaat ook gepaard met fysieke bestraffing, zoals recente mishandelingen in Amsterdam, Arnhem en Utrecht laten zien. Het is dan ook verschrikkelijk dat niet deze context, maar de ervaring van de agressor leidend is in de beoordeling van deze beschimpingen. Bovendien blokkeert het een serieuze aanpak van homohaat. Door de ervaring van de agressor als ‘alledaags’ te accepteren, impliceert de rechtbank dat homoseksuele mannen zich onterecht bedreigd voelen wanneer ze deze ‘alledaagse’ beschimpingen horen.
Kanker
Tot slot is het gevaarlijk dat de rechtbank het noemen van kanker en homo binnen één woord relativeert tot hooguit beledigend. Hierin gaat de rechtbank voorbij aan het feit dat het woord homo gekoppeld wordt aan een ziekte die als het niet gestopt wordt door verwijdering, leidt tot de dood. Susan Sontag noemt kanker in haar boek
Ziekte als Metafoor
daarom de meest radicale van ziektemetaforen. Sontag, zelf van joodse afkomst, schrijft dat het niet toevallig is dat de nazi’s ‘rassenvermenging’ en Joden als een kanker beschreven. Ze stelt dan ook: “Het beschrijven van een fenomeen als kanker is een oproep tot geweld” en “een uitnodiging tot zelfrechtvaardiging, zo niet fanatisme”. Oftewel, “kankerhomo” is een haatterm die in combinatie met de mishandeling laat zien dat er wel degelijk een heteroseksistisch zuiveringsmotief aanwezig was bij deze verdachten.
Kortom, met deze uitspraak normaliseert de rechtbank beschimpingen die homoseksuelen marginaliseren. En het meest verontrustende: zelfs de overduidelijke haatterm “kankerhomo” is tegenwoordig geaccepteerd binnen onze samenleving. De gelijkwaardigheid en veiligheid van homoseksuele mannen staat door deze gerechtelijke uitspraak op het spel. En daardoor ook ons ideaal: een democratie waarin iedereen tot bloei mag komen. Gewoonte, alledaagsheid, is geen excuus voor onrecht. Politieke actie is noodzakelijk.