Een eerlijk gelijkwaardig Nederland. Wij zijn voor. Jij ook?
Hoe is het leven in de grootste islamitische stad van Nigeria?
13-08-2019
•
leestijd 2 minuten
•
500 keer bekeken
•
Bericht uit Kano, de grootste islamitische stad van Nigeria, waar de islamitische politie in de gaten houdt of je haar goed zit.
‘Ik ben nog nooit ergens geweest, waar religie zo aanwezig is in het dagelijks leven’, zegt Ikenna Azuike na een paar dagen in Kano, de grootste islamitische stad van Nigeria. Voor Planeet Nigeria bezocht hij een shariarechtbank en ging hij mee met de Hisbah, de islamitische politie in de stad.
Wat doet die Hisbah? Azuike loopt een dag met de mannen mee, op patrouille, in de dierentuin.
Iemands haar is te lang.
Iemands haar is te zwart.
Een jongetje heeft een ingeschoren streepje.
‘Je moet gewoon een normaal kapsel hebben’, legt een agent uit.
Iemands broek zit te laag.
Wie zich niet voegt bij de norm die door de Hisbah wordt bewaakt, gaat mee naar het bureau.
‘We willen allemaal vrede en stabiliteit. En dat christenen en moslims vreedzaam samenleven.’ Volgens de agent die een en ander toelicht, is een afgezakte broek óók niet volgens christelijke waarden in de haak.
De jongens zitten doodsbang op het bureau, in afwachting van wat er gaat gebeuren – vandaag komen ze er met een waarschuwing vanaf.
Azuike bezoekt ook een Koranschool. ‘Die zijn populair, omdat ze gratis zijn. Ouders die geen geld hebben, sturen kinderen graag naar dit soort scholen. Overdag krijgen ze Koranles, ’s avonds slapen ze in slaapzalen. Eten moeten ze zelf regelen, door te bedelen in de stad.’ En wat leren ze? Reciteren uit de Koran. Alléén reciteren uit de Koran. ‘Lezen, aardrijkskunde, wiskunde: alles zit in de Koran’, legt de schooldirecteur uit. ‘Als je de Koran begrijpt, heb je niets anders nodig.’ En dan toont de schooldirecteur zijn collectie zwepen, om de kinderen in toom te houden. Azuike: ‘Jongens die van dit soort scholen komen, hebben alleen geleerd de Koran uit het hoofd te reciteren. Als ze achttien zijn, worden ze zonder vaardigheden aan hun lot overgelaten.’