Ik was tien jaar oud, en voelde me helemaal niet de loser die mijn omgeving wel van mij had gemaakt. Ik was intelligent, aardig en eigenwijs. Ook mijn uiterlijk was nou niet direct erg pestwaardig te noemen – ik was het zoveelste slanke, blonde, blauwogige meisje uit mijn klas. En toch was ik altijd de lul.
Maar als je ooit gepest bent, weet je dat het eigenlijk niet uitmaakt wat je doet – je doet het toch nooit goed. Je bent te dun, te dik, te opvallend, te onopvallend, te groot of te klein. Je begint op elk detail van je gedrag te letten en probeert zo min mogelijk op te vallen, maar het heeft geen zin. Als een pestkop jou wil pesten, dan lukt dat.
De pineut, de sjaak en de lul
De pesterijen op mijn basisschool kenden waarschijnlijk een heleboel achterliggende angst. Het was voor de pestkoppen een kwestie van overleven – als zij mij niet pestten, werden ze misschien zelf wel de dupe. En ook ik klom op een zeker moment in de pen en schreef een gemene brief aan een meisje uit mijn klas, waar ik on-mid-del-lijk publiekelijk voor werd afgestraft door de meester. Terecht, natuurlijk. En terwijl ik deze vernedering onderging, waren het uitgerekend de pestkoppen die met ernstige gezichten meeknikten met de meester. Je kan je misschien wel voorstellen dat ik zelden zo graag leeftijdsgenootjes in een toiletpot heb willen duwen. Daarnaast was het natuurlijk ontzettend jammer dat de pesterijen die ik regelmatig onderging niet zo zichtbaar waren als een briefje met mijn naam eronder. Les één in pesten: wis altijd je sporen!!!! (grapje, niet pesten.)
Naarmate de jaren verstreken stopten de pesterijen niet, en dus besloot ik de boeg radicaal om te gooien. Of ik opviel of niet maakte immers niet uit. Ik was een jaar of elf toen ik mijn haar voor het eerst blauw verfde. Tegen de tijd dat ik zestien was had ik alle kleuren van de regenboog gehad. Vanaf de middelbare school was mijn mond dan ook gegroeid, mijn kledingstijl opvallender en het gepest minimaal. Ik beet van me af. Er zouden zich geen nieuwe pestkoppen meer aandienen om de taak op zich te nemen, en de meisjes van wie ik last had gehad op de basisschool zag ik alleen soms in de bus. Mijn grote mond bleek daar helaas minder bestand tegen de inmiddels diepgewortelde onzekerheden uit mijn jonge jeugd. Maar ach - na wat gekloot met rondvliegende bananenschillen door het gangpad van de bus – gemikt op mijn hoofd – raakte zelfs voor hen de lol er na verloop van tijd vanaf.
Het grote 'waarom'
Maar waarom eigenlijk? Word je op een zeker moment volwassen, en zie je in dat pesten iets heel slechts is? Een naïeve vraag, natuurlijk, want het antwoord is dik vet nee. Volwassen-zijn betekent absoluut niet automatisch dat je verstandig bent. Ik doe op regelmatige basis heel domme dingen, zoals een rode sok bij de witte was stoppen of ontzettend dronken worden. Bovendien kennen we heel wat
volwassenen die nota bene topposities
bekleden (verdomme) en die keihard en publiekelijk andere mensen pesten en vernederen. Nee, met leeftijd komt niet noodzakelijk wijsheid.
Een grote reden waarom het pesten bij mij uiteindelijk stopte is mijn eigen houding geweest – met mijn gekleurde haar als een dikke middelinger - en dus niet alleen roepen dat iemand moet stoppen, maar dit ook uitstralen. Totaal waardeloos natuurlijk, want je kan niemand adviseren ‘even z’n houding aan te passen’. Maar ja – bij mij lukte het, en hoe ik me ook uitdoste, uiteindelijk was ik een pestvrije zone. Dat betekent niet dat mensen geen kwetsende dingen meer zeiden, maar hey – dit keer deden ze het in ieder geval beschaafd achter mijn rug om. Wat overigens ook niet altijd werkte, want ik kwam er vaak achter, en hield er van mensen dan – publiekelijk, net als de meester vroeger – te confronteren. Met de roodaangelopen gezichten en stamelende excuses stilde ik mijn wraakzucht.
Maar na al die jaren zijn er nog steeds onbewuste maniertjes die ik heb overgehouden aan de pesterijen, zoals plotselinge onzekere buien, perfectionisme en de neiging overal controle over te willen hebben. Daarnaast spoken er soms nog steeds vragen in mijn hoofd rond - hoe zou ik reageren als ik die meisjes van vroeger weer zie? Kan ik ze kwalijk nemen wat ze me hebben aangedaan? We waren immers allemaal ooit tien jaar oud. Maar bovenal: waarom ik? Wat was het precies dat mij zo’n fijn mikpunt maakte?
In mijn wildste fantasieën gooi ik het op jaloezie, zo’n argument dat je moeder heel erg gelooft – ze waren gewoon jaloers op me, en daarom werd ik gepest – maar in de werkelijkheid weet ik het niet. Realistisch beschouwd zijn er geen duidelijke redenen – mensen zijn bang zelf de sjaak te zijn en wennen er misschien na verloop van tijd ook aan de rol van pestkop op zich te nemen. Ik zou het graag aan de meiden willen vragen en laten zien hoe erg ik er nu boven sta, maar dit zal ik waarschijnlijk nooit meer gaan doen. De kans dat ik dichtklap is er nog steeds. Bovendien sta ik er helemaal niet boven, en wil ik gewoon dat hun levens er slechter voor staan dan dat van mij. Kan ik ook niks aan doen.
Ik heb kort geleden vernomen dat er eentje is gestopt met haar studie, nog bij haar ouders woont en in de bediening werkt in een restaurant in mijn oude dorp.