Zo’n vijftien jaar geleden zond de VARA een reeks portretten uit van asielzoekers die wachtten op een generaal pardon: 26.000 gezichten. Initiatiefnemer Joost Bosland laat in een nieuwe serie zien hoe het kinderen van toen is vergaan.
26.000 gezichten 28, 29, 30 december en 1 januari om 22.00 op NPO 2
Zegt de titel 26.000 gezichten u nog iets? En zo ja, waar kwam dat getal vandaan?
Zonder voorkennis is dit verhaal lastig te begrijpen, dus we beginnen met een stukje recente geschiedenis. Rond de eeuwwisseling worstelde Nederland met grote aantallen asielzoekers. Velen zaten – niet zelden met hun kinderen – jarenlang in een juridische procedure voordat ze definitief antwoord kregen op de vraag of ze hier mochten blijven. De nieuwe Vreemdelingenwet van 2001 moest zulke misstanden in de toekomst voorkomen. Prima, vonden critici, maar regel voor de 26.000 ‘oudewetters’ dan een generaal pardon. Dat thema werd een heet hangijzer in politiek Den Haag, mede vanwege politici als Pim Fortuyn (LPF) en Rita Verdonk (VVD). Documentairemakers Joost Bosland en Hedda van Gennep startten daarom in 2004 de reeks 26.000 gezichten . In filmpjes van maximaal vijf minuten probeerden zij en tientallen collega’s de verhalen van 99 asielzoekers dichterbij te brengen. Drie jaar later, tijdens het kabinet-Balkenende IV, kwam een generaal pardon alsnog van de grond. Nu is er 26.000 gezichten, 15 jaar later , over negen asielzoekerskinderen van toen. En dat is nodig, vertelt projectleider Joost Bosland (1954).
Hoe kijk je terug op de jaren van 2004 tot 2006, toen je bezig was met de eerste serie van26.000 gezichten?
Als zeer enerverend. Ik was documentairemaker, maar ook psychotherapeut. Op een psychiatrische afdeling behandelden we uitgeprocedeerde asielzoekers, maar wij konden ze niet helpen omdat hun problemen voortkwamen uit hun onzekere situatie. Over dat onrecht werd ik steeds bozer. Met Hedda heb ik het plan van die portretten bedacht en uitgevoerd. Ik deed het naast mijn baan, dus het was een drukke tijd, maar wel erg bevredigend, omdat het ergens toe leidde.
Was het generaal pardon aan jullie te danken, denk je?
Dat is een iets te grote broek. Wel denken wij dat ons project een belangrijke rol heeft gespeeld. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 was een verschuiving te zien op het onderwerp: partijen die het generaal pardon steunden, wonnen en de tegenstanders ervan verloren. Kiezers reageren op het publieke debat, en misschien hebben wij wel voor het kantelpunt gezorgd. De nieuwe Tweede Kamer heeft op haar eerste zittingsdag een motie aangenomen die pleitte voor een generaal pardon.
Wilde je destijds al van sommige geportretteerden weten wat er later van ze terecht zou komen?
Ja, maar uit zulke gedachten is de huidige serie niet voortgekomen. Toen vond ik het vooral belangrijk dat er rust zou komen in het leven van die mensen en hun kinderen. Zodra het generaal pardon een feit was, zag ik de ontspanning. Jonge asielzoekers die bang bleven voor uitzetting en ernstig depressief waren, sloegen om als een blad aan een boom op het moment dat zij de brief van de overheid binnenkregen. Die maakte hen letterlijk beter, want hij bood hun een toekomst. Tot die tijd konden wij alleen pappen en nathouden. Hetzelfde effect zagen we later bij het kinderpardon van 2019 – eigenlijk een verruiming van het generaal pardon voor kinderen dat in 2013 was ingesteld.
Toch is dat kinderpardon de reden achter het nieuwe project.
Ja. Dat komt omdat ook die regeling verzandt in stroperige bureaucratie. De helft van de kinderen die in aanmerking komen voor het kinderpardon weten nog steeds niet of ze mogen blijven. Er ontstaan mitsen en maren, waardoor ze een, twee of drie jaar moeten wachten. Bovendien is in de politieke koehandel eromheen afgesproken dat in de toekomst geen nieuw kinderpardon zal volgen, terwijl de problemen in de asielprocedure niet zijn opgelost. Sterker nog: die verergeren alleen maar, sinds de toestroom de afgelopen jaren is toegenomen. Over vijf jaar zit wéér een groep van 1000 of 1500 kinderen in de knel. Dat maakt mij razend. Die kwestie wil ik onder de aandacht brengen. Drie weken geleden ben ik met pensioen gegaan, wat betekent dat ik meer met film kan gaan doen. Teruggaan naar de kinderen van toen was vrij snel bedacht.
Hoeveel portretten waren vijftien jaar geleden aan kinderen gewijd?
Een stuk of dertig, waarvan we er ruim twintig hebben teruggevonden. Ongeveer de helft wilde meedoen, de andere helft niet. Sommigen hadden geen zin om herinnerd te worden aan die tijd, anderen voelden zich nog steeds te kwetsbaar. Dat is hun goed recht.
Zie je een rode draad in de nieuwe portrettenserie?
Een terugkerend patroon is dat kinderen zich met de komst van het pardon opeens geen raad wisten met hun toekomst. Dat herken ik uit mijn werk met volwassenen. Als je vlucht, dan kom je aan als vluchteling, en niet als de bakker of dokter die je in je geboorteland bent geweest. Al je maatschappelijke rollen worden naar de achtergrond verdrongen. Werken mag niet tijdens een asielaanvraag, investeren in de toekomst kan niet. Dat maakt dat de rol van asielzoeker steeds groter wordt. Als je dan eindelijk een verblijfsvergunning krijgt, is het heel moeilijk om je oude rol weer op te pakken. Dat zag ik bij de kinderen ook. Zij hadden natuurlijk nog geen oude rol: ze moesten een nieuwe rol ontwikkelen, maar hadden dat jarenlang niet kunnen doen. Velen hadden wel een plan, maar waren er niet zeker van of dat kon worden uitgevoerd. Dus zijn veel kinderen na het generaal pardon zoekende geweest. Sommigen gingen aan de drugs, zijn in bed blijven liggen of belandden anderszins in de passiviteit.
Is dat goed gekomen?
Nou, een tweede element dat me trof in de verhalen: bijna altijd vond er een doorbraak plaats, en die had te maken met een ontmoeting met een Nederlander. Er verscheen iemand die zich over hen ontfermde, die hun opeens richting verschafte.
Kun je een voorbeeld geven van zo’n ontmoeting?
Een van de films gaat over een jongen die vóór het generaal pardon in een dip zat. Hij was geliefd op school, maar zat toch in een isolement, door een laag zelfbeeld. Er werd een klassenfeest georganiseerd. Iedereen ging erheen, maar hij niet. Hij bleef thuis, omdat hij zich diep van binnen toch niet welkom voelde. Op de avond van het feest is zijn juf naar het asielzoekerscentrum gegaan. ‘Kom, ik kom je halen,’ zei ze tegen hem. Hij is met haar meegegaan. Dat was een omslagpunt, een moment waarop hij weer vertrouwen kreeg in de mensen om hem heen – en in zichzelf.
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!