ZEMBLA reactie op GGZ NHN brief
19-05-2015
• leestijd 5 minuten
Geachte heer Brinkmann, mevrouw Van Putten,
Hierbij sturen we u onze inhoudelijke reactie op uw brief van 7 mei jl. Allereerst merken we op dat we het bijzonder jammer vinden dat u nu, drie weken na onze uitzending van 15 april, wel inhoudelijk reageert op de zaken die in onze uitzending naar voren zijn gekomen. Voorafgaand aan onze uitzending hebben we u immers meermaals in staat gesteld op onze vragen antwoord te geven en gebruik te maken van de gelegenheid tot wederhoor. U hebt ervoor gekozen dat niet te doen. In uw persverklaring van 16 april jl schrijft u niet via de media met betrokkenen te willen communiceren, en daarom aan ZEMBLA geen medewerking te hebben gegeven. In dat licht is het op zijn minst opmerkelijk dat het, kennelijk, medewerkers van GGZ NHN was toegestaan om in het Noordhollands Dagblad van 1 mei jl uitgebreid commentaar te geven op onze uitzending.
In het hiernavolgende gaan we in op de punten die u in uw brief onder onze aandacht brengt.
1. U schrijft: ‘U stelt dat verpleegkundigen van GGZ NHN vinden dat er grote fouten zijn gemaakt’.
Reactie ZEMBLA:
Naast de schriftelijke melding van de klokkenluider beschikt ZEMBLA over opnames van gesprekken met meerdere verpleegkundigen, die anoniem in onze uitzending zijn opgevoerd. In het interne onderzoek van GGZ NHN, de PRISMA-analyse van de heer Van Gasteren, staat bovendien: ‘
Binnen het team stond persoonlijk begeleider niet alleen aangaande haar twijfels met betrekking tot de inclusie van haar cliënt en andere cliënten.
’
ZEMBLA heeft nergens beweerd of gesuggereerd dat ‘een groot deel van de verpleegkundigen’ van GGZ NHN de mening van de klokkenluider deelt, wel dat die mening dus niet op zichzelf stond maar werd gedeeld door andere verpleegkundigen.
2. U schrijft: ‘U stelt dat 22 van de 53 patiënten nooit hadden mogen meedoen aan het onderzoek.’
Reactie ZEMBLA:
ZEMBLA beweert nergens zelf dat 22 patiënten nooit hadden mogen worden geïncludeerd. We stellen vast dat 30 patiënten zelfstandig wonen. Dat betekent dat de overige patiënten niet ambulant zijn, stelt oud-hoogleraar Gezondheidsrecht F. van Wijmen. Acht patiënten krijgen 24 uur per dag zorg en zijn opgenomen. Nog eens veertien patiënten krijgen 16 uur per dag zorg en wonen in een speciale beschermde woonvorm. Van Wijmen stelt daarover tegen ZEMBLA: dat zijn semimurale patiënten, ook die zijn niet ambulant.
ZEMBLA stelt nergens dat de inclusie van de 22 niet-ambulante patiënten een misstand is. De reden voor de vergissing, namelijk dat de niet-ambulante patiënten zorg krijgen van een ambulant team, wordt door professor Lieuwe de Haan van het AMC genoemd en in een voice-over herhaald. Van Wijmen reageert op deze verklaring door te stellen dat niet de wijze van zorgverlening, maar de locatie van verblijf bepalend is.
3. U schrijft: ‘U stelt dat betreffende medewerker werkzaam in de functie van woonbegeleider/agoog ontslagen zou zijn.’
Reactie ZEMBLA:
Van zowel de betrokken familie van patiënt Vincent als van bronnen binnen GGZ NHN heeft ZEMBLA begrepen dat de klokkenluider, voorafgaand aan haar ontslag, geen contact meer mocht hebben met deze familie en met haar collega’s. Dit wordt ook gesteld in het interne onderzoek dat GGZ NHN zelf heeft uitgevoerd. Ook mocht de klokkenluider zich niet meer op haar afdeling vertonen. Dat heeft volgens verschillende bronnen toe geleid dat de positie van de klokkenluider onhoudbaar was geworden waarna diens arbeidsovereenkomst is beëindigd. Omdat in het gewone spraakgebruik in een dergelijk geval wordt gesproken over ‘ontslag’ hebben wij dat ook zo benoemd in onze uitzending. Echter ook dit punt, over de positie van de klokkenluider, hebben wij schriftelijk aan u voorgelegd. Dat u nu, achteraf, stelt dat de arbeidsovereenkomst in overleg met de betreffende medewerker is beëindigd, hadden wij graag in het kader van hoor- en wederhoor in onze uitzending benoemd.
4. U schrijft: ‘U stelt dat familieleden van de proefpersonen pas na een jaar op de hoogte zijn gesteld.’
Reactie ZEMBLA:
ZEMBLA stelt in de uitzending niets van hetgeen u bij deze stelling noemt. Niet in onze uitzending, maar ook niet in ons persbericht van 14 april 2015. In beide publicaties wordt duidelijk gemaakt dat het de familieleden van twee proefpersonen betreft: die van ‘Vincent’ en van ‘René’. ZEMBLA suggereert op geen enkele manier dat, zoals u schrijft, ‘van alle proefpersonen de familieleden pas na een jaar op de hoogte zijn gesteld.’ In onze email van 7 april 2015 hebben wij GGZ NHN gevraagd ons aan te tonen dat de overige families inderdaad door de hoofdonderzoeker geïnformeerd zijn. Ook op die vraag heeft Zembla van GGZ NHN geen antwoord gehad. Overigens blijkt uit het rapport van de externe onderzoekers Nolen en Mulder dat 31 van de betrokken families niet zijn betrokken bij de werving en informed consent-procedure.
5. U schrijft: ‘U suggereert dat mevrouw Veerman niet correct heeft gehandeld door de patiënt (en andere patiënten) waar de uitzending over gaat wilsbekwaam te achten.
Reactie ZEMBLA:
ZEMBLA heeft laten zien zowel de familie als verpleegkundigen ernstige twijfels hebben bij de wilsbekwaamheid van Vincent. Daarbij toonden we aan dat het KNMG-stappenplan inzake de bepaling van wils(on)bekwaamheid niet is gevolgd, terwijl dat volgens hoogleraar Psychiatrie Jim van Os en gezondheidsjurist Van Wijmen wel had gemoeten. Alleen al daarom is er sprake van onzorgvuldigheid. Bovendien stelt het onafhankelijke onderzoek van Nolen en Mulder dat bij patiënt Vincent weliswaar geen bewijs is gevonden voor wilsonbekwaamheid inzake zijn deelname aan het medisch onderzoek, maar ook dat beide onderzoekers zijn abstracte denkvermogen dermate zwak vonden, dat zij hem ‘niet zonder de nodige twijfel wilsbekwaam zouden hebben beoordeeld voor deelname aan een onderzoek.’ Ook hoofdonderzoeker Veerman schrijft in het in het EPD van Vincent onder meer dat hij extreem veel last heeft van incoherent denken.
Ten aanzien van andere patiënten bracht ZEMBLA naar voren dat zowel de klokkenluider als andere verpleegkundigen twijfels hebben over hun wilsbekwaamheid. Psychiater Paul Appelbaum van de Columbia University verklaart in ZEMBLA dat niet-ambulante patiënten vaker niet wilsbekwaam zijn dan ambulante patiënten. Een familielid van patiënt René stelt dat hij niet wilsbekwaam is waar het gaat om het begrijpen en het kunnen overzien van de consequenties van zijn deelname aan een medisch wetenschappelijk onderzoek.