Wat is het beste bestrijdingsmiddel tegen de processierups?
21-05-2020
•
leestijd 5 minuten
•
1279 keer bekeken
•
De enorme overlast door eikenprocessierupsen in 2019, bleef vorig jaar uit. Dat had met de vele regenbuien te maken in juni en juli vorig jaar, maar het kwam ook doordat meer gemeenten preventief maatregelen namen. Toch blijkt die bestrijding nog niet zo gemakkelijk. Plakstrips op bomen werken niet en brengen andere insecten en dieren in de problemen. Ook andere middelen, zoals aaltjes en het biologische bestrijdingsmiddel Xentari blijken niet ideaal. Wat is nu wel het beste bestrijdingsmiddel?
Een proef met het middel Vertimec werd verboden, omdat het naast de eikenprocessierups ook veel andere dieren doodt. De Vlinderstichting maakte met succes bezwaar tegen het middel. En ook vorig jaar trok de Vlinderstichting aan de bel, omdat te veel gemeenten aaltjes en het biologische middel Xentari gebruiken. Deze middelen doden niet alleen eikenprocessierupsen, maar ook andere rupsen en het gaat al niet heel goed met de vlinderpopulatie in Nederland. "Het is echt een wild west aan gemeenten die zelf bepalen wat ze wel en niet doen. In Utrecht staan veel eiken maar wordt het middel af en toe gebruikt, terwijl in Epe zowat alle bomen bespoten worden”, zegt Kars Veling van de Vlinderstichting tegen RTL Nieuws.
Verantwoordelijkheid voor bestrijding ligt bij gemeenten
Dat beaamt Bastiaan Meerburg, directeur van de autoriteit in Nederland op het vlak van plaagdieren: het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD). Volgens hem is er op dit moment geen simpele oplossing door een gebrek aan kennis en is de problematiek rond plaagdieren vooral een politiek verhaal.
“Sinds 1998 ligt de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van dierplagen niet meer bij de centrale overheid maar veel meer decentraal, bij gemeenten.” Volgens Meerburg leidt dat er toe dat iedere gemeente het anders aanpakt, zei hij in 20
Kennisplatform Processierups
Gemeenten kunnen informatie inwinnen via de website van het Kennisplatform Processierups. Alle kennis die er over de processierups en preventie en bestrijding van de rups is, wordt gedeeld op het platform.
Het platform werd na de enorme eikenprocessierupsplaag van vorig jaar in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) opgericht en dient als leidraad voor gemeenten en particulieren.
Meer geld nodig
Naast het RIVM bestaat het platform onder meer uit de Gezondheidsdienst voor Dieren en het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD). “Het kennisplatform is er, maar de middelen zijn relatief beperkt. Het platform heeft maar beperkte middelen om onderzoek te doen. En voor onderzoek heb je vrij veel geld nodig.” Volgens Meerburg is dat een groot probleem. “Vroeger had de overheid een lab. In dat lab werden proeven gedaan. Nu moet ik leuren met een onderzoeksvoorstel bij verschillende ministeries. En dan hoor ik vaak, ‘klinkt interessant, maar we hebben er nu geen geld voor.’”
In het geval van de eikenprocessierups liep er volgens Meerburg een groot onderzoek van Wageningen University & Research naar hoe je eikenprocessierupsen kunt lokken en vangen. “Dat onderzoek is in 2010 stilgelegd. Toen werd gezegd ‘allemaal goed en wel, maar we vinden dit nu niet zo interessant’.”
De processierups is niet iets nieuws
We doen volgens Meerburg net of de rups nieuw is, “maar in rapportages uit 1880 wordt de rups al genoemd”. De kennis over hoe je de rups het beste bestrijdt, had er dus kunnen zijn, maar is beperkt doordat er amper onderzoek naar is gedaan.
Daarbij raadpleegt niet iedere gemeente de expertise van het KAD. Van de 355 gemeenten in Nederland hebben ongeveer negentig gemeenten een service van het KAD. Meerburg: “Wij zijn een onafhankelijke stichting, maar wij komen oorspronkelijk vanuit de overheid. We hebben geen winstoogmerk, maar maken natuurlijk wel kosten.”
Schoorsteen
De stichting kan het dus niet voor niets doen. Dat resulteert erin dat sommige gemeenten een heel uitgebreide overeenkomst hebben met het KAD en andere gemeenten een beperkte service of helemaal geen overeenkomst hebben en zelf maar wat bedenken in de bestrijding tegen de rups. ”Het is als bij een schoorsteen. Als je die ieder jaar laat vegen, kost dat wat geld, maar dan voorkom je misschien wel die ene grote brand.”
Gemeenten zouden volgens Meerburg eigenlijk in kaart moeten brengen wat de ergste locaties zijn, waar beschermde vlinders of andere bijzondere insecten voorkomen en waar de meeste mensen samenkomen. Die gegevens bepalen waar je welk middel het beste in kunt zetten. In een gebied met bijzondere vlindersoorten en waar weinig mensen samenkomen, kun je bijvoorbeeld beter geen aaltjes inzetten, omdat die andere vlinderpopulaties aantasten. Als er wel veel mensen op zo’n plek samenkomen, kan de afweging volgens Meerburg bijvoorbeeld zijn dat je ‘collateral damage’ wel accepteert.
Hoeveel processierupsen eet een koolmees?
De natuurvriendelijkste middelen zijn het plaatsen van vogelkastjes, vleermuizenkastjes of bestrijding van de processierups met sluipwespen. Maar de kennis over hoe effectief die middelen zijn, is gebrekkig door te weinig onderzoek. Want hoeveel eikenprocessierupsen eet een koolmees eigenlijk en zijn die aantallen effectief genoeg? “Dat weten we niet. Dan moet je bijvoorbeeld in een onderzoek naar de processierups ook de ecologie van de koolmees meenemen. Daar is vrij veel geld voor nodig.”
En als je natuurvriendelijke middelen inzet, moet je dat ook wel op een slimme manier doen. “Wat bijvoorbeeld gebeurde was dat een wethouder in februari ineens vogelkastjes ging plaatsen, terwijl koolmezen al in het najaar aan hun nest beginnen. Ook biedt het plaatsen van een vogelkastje geen garantie dat er ook daadwerkelijk een koolmees in komt.” En tijd speelt een rol bij natuurvriendelijke middelen. Het duurt volgens Meerburg meerdere jaren voordat je een natuurlijke bestrijding op hebt gebouwd in een bepaald gebied.
Het KAD kan ambtenaren en beleidsmakers tegen een vergoeding opleiden en helpen en adviseren, maar met een subsidie van enkele tienduizenden euro’s per jaar, blijven onderzoeksmogelijkheden en dus de kennis beperkt.
Gemeenten beter faciliteren
En dat iedere gemeente door de decentralisatie alles naar eigen inzicht en budget doet, helpt ook niet. “We zitten nu eenmaal in de gedecentraliseerde rol en de overheid legt verantwoordelijkheid bij gemeenten en de provincie en anderen. Dat is een feit. Maar je zou als centrale overheid moeten zeggen, hoe kunnen we die gemeenten faciliteren zodat ze hun taak goed uit kunnen voeren?”
Ook monitoring van plaagdieren gebeurt niet meer centraal. Meerburg: “De ene gemeente houdt het bij wijze van spreke bij op de achterkant van een bierviltje en de ander heel uitgebreid in een excelbestand.”
Veel meldingen van overlast door plaagdieren
Ondanks die ongeorganiseerde monitoring, merkte het KAD vorig jaar dat er meer problemen lijken te zijn. Particulieren kunnen overlast door plaagdieren namelijk melden bij het KAD. “We hebben in 2020 al 1160 meldingen ontvangen. Dat zijn er veertig procent meer dan in 2021. Misschien komt het doordat door corona mensen meer thuis zijn en dus meer beestjes zien. Of misschien veranderen de gedragspatronen van beestjes doordat restaurants dicht zijn. Er gebeurt nu heel veel in plaagdierenland. En we weten weinig.”