Donald Trump probeert het onderzoek naar de bestorming van het Capitool te frustreren. Hij is naar de rechter gestapt om te voorkomen dat de commissie die het onderzoek leidt, gevoelige documenten in handen krijgt. Het gaat om verslagen van vertrouwelijke gesprekken met medewerkers en adviseurs van het Witte Huis.
Op 6 januari wankelt de Amerikaanse democratie, als een meute radicaal-rechtse Trumpaanhangers het Capitool bestormt. Er vallen die dag vijf doden. In de Zembla-uitzending ‘Rechtse Revolutie’ is een reconstructie te zien van de gebeurtenissen en interviews met direct betrokkenen.
De commissie onderzoekt welke rol Trump heeft gespeeld bij de aanval op het parlementsgebouw. President Joe Biden gaf eerder deze maand toestemming om aan deze commissie de documenten vrij te geven.
Trump wil met de rechtszaak afdwingen dat de rechter ieder verzoek om informatie van de onderzoekscommissie ongeldig verklaart. De voormalig president beroept zich op het zogeheten ‘executive privilege’.
Dat privilege regelt dat een president indien nodig, vertrouwelijke gesprekken met zijn adviseurs kan voeren, zonder dat deze adviseurs of mensen bang hoeven te zijn dat de informatie ooit naar buiten komt. De gedachte erachter is dat adviseurs zich vrij genoeg voelen om allerlei opties te verkennen, ook als die niet populair zijn en daarover vrijuit met een president kunnen praten.
Volgens voormalig raadsman van het Witte Huis, Neil Eggleston is het geen absoluut privilege waar de president zich altijd op kan beroepen. Als er omstandigheden zijn waarbij er aangetoonde noodzaak is dat de documenten worden vrijgegeven, faalt een beroep op het privilege. Het grootste argument daarvoor is dat het niet kan worden gebruikt om wangedrag op het hoogste niveau te verbergen.
In het verleden gebeurde dit al eens dat een beroep op het executive privilege faalde. Voormalig president Nixon probeerde informatie rond het Watergate schandaal geheim te houden, maar de hoogste Amerikaanse rechtbank oordeelde in het nadeel van Nixon. Twee weken later stapte hij op als president.
Trump vindt dat de door de commissie gevraagde documenten wel onder deze doctrine vallen. Wat dit geval bijzonder maakt is dat een voormalig president zich beroept op het executive privilege. Juridische experts zijn verdeeld over de vraag of dit presidentiële privilege wel van toepassing is op een voormalig president en tot nu toe heeft nog geen enkele rechtbank hierover een oordeel geveld.
Volgens Eggleston is de wet daar wel duidelijk over. Al de gegevens en documenten van oud-presidenten zijn opgeslagen in het Nationaal Archief. Als er een beroep op die gegevens wordt gedaan moeten vertegenwoordigers van de vorige president overleggen met de huidige president. Uiteindelijk beslist de huidige president.
“In mijn tijd als raadsman van het Witte Huis was er nooit een bezwaar van de vorige president tegen het vrijgeven van die materialen. We hebben dus eigenlijk nooit de grenzen van de wet hoeven te testen”, aldus Eggleston tegen Harvard Law Today.
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.