Honderdduizenden mensen hebben dagelijks te maken met stankoverlast door intensieve veehouderij. Wat is stankoverlast precies? Wat doet het met je? Hoe meet je het? Wat doen boeren om de overlast te beperken? En worden burgers er voldoende tegen beschermd? In dit artikel staat alles wat Zembla hierover ontdekte tijdens het onderzoek naar stankoverlast in Deurne.
Beluister ook de Zembla Podcast over stankoverlast
“Stel, je gaat naar de wc als je net goed getafeld hebt. Dat je denkt tjonge jonge, heb ik dat voor elkaar gekregen? Dan moet je je voorstellen dat je dat permanent ruikt.” Zo beschrijft Cor van Maris uit Deurne de stankoverlast die hij dagelijks ervaart. Zijn vrouw Ans vult hem aan: “Het is een hele penetrante, akelige geur, die je niet zomaar uit je neus krijgt.”
Cor en Ans van Maris wonen net buiten de bebouwde kom van Deurne, een dorp in de Brabantse Peel waar de veedichtheid ongekend hoog is. Door de schaalvergroting van de intensieve veehouderij is het boerenland volgens Cor de afgelopen jaren veranderd in een agrarisch industrieterrein, met permanente stankoverlast als gevolg. Op 37 locaties in Deurne blijkt het aantal varkens in de afgelopen 20 jaar met 170 procent toegenomen van bijna 72.000 naar ruim 194.600 varkens.
“Voor de een kan iets best wel stinken, maar voor de ander kan dat best meevallen.” zegt staatssecretaris Vivianne Heijnen in de Zembla-uitzending. Zij heeft als bewindspersoon op het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stankoverlast in haar portefeuille. Ook boeren spreken liever over geurhinder, dan over stankoverlast. Maar volgens Ans van Maris is wat de staatssecretaris beweert, onzin: “Je weet best of iets ruikt naar stal en mest of dat iets ruikt naar frisse was of een bloemetje.”
Uit onderzoek van onder meer de GGD en het RIVM blijkt dat de slechte luchtkwaliteit rond intensieve veehouderij niet alleen hinderlijk is, maar ook zorgt voor gezondheidsproblemen. Renske Nijdam is adviseur Milieu & Gezondheid van GGD Brabant Zuidoost: “Als je niet weet hoelang de stank duurt, dan wordt het heel lastig om daar mee om te gaan. Je hebt er zelf geen grip op. Je krijgt hoofdpijn, je wordt benauwd, je wordt duizelig en het kan leiden tot slapeloosheid.” Ook zegt Nijdam dat onderzoek heeft aangetoond dat op plekken waar meerdere veehouderijen bij elkaar staan, mensen een verminderde longfunctie hebben.
Stankoverlast wordt gemeten in zogenoemde odour units, geureenheden. Geurexpert Hugo van Belois legt uit dat dat niet eenvoudig is: “Een meter die echt weet uit te drukken wat wij ervaren, die is er niet.” Hij meet stank met een zak, die hij in de stallucht houdt. Als de zak vol is, dan doet hij de zak dicht en brengt hem naar het laboratorium.
Met behulp van een geurpanel worden de odour units vervolgens per kubieke meter vastgesteld. De wet geeft gemeenten de mogelijkheid om de eigen geurnormen te bepalen. In de bebouwde kom van Deurne geldt bijvoorbeeld een geurnorm van 1. In het buitengebied loopt die norm op van 5 tot 10 odour units.
Om de stankoverlast op het platteland aan banden te leggen, en ondertussen veehouders ook de ruimte te bieden om te kunnen groeien, bestaat sinds 2007 de Wet geurhinder en veehouderij. De architecten van de wet zijn de toenmalig Kamerleden Ger Koopmans van het CDA en Gert Jan Oplaat van de VVD. Koopmans is een oud-melkveehouder en Oplaat pluimveehouder. Uit ons onderzoek blijkt dat deze wet burgers onvoldoende beschermd tegen stankoverlast.
Dat heeft verschillende redenen. Als je als veehouder een nieuwe stal bouwt, die op papier zorgt voor minder uitstoot, mag je als beloning extra dieren houden, waardoor de uitstoot dus weer toeneemt. Zo maakt de wet het voor veehouders mogelijk om in overbelaste situaties toch uit te breiden en legaal meer stank te verspreiden dan de vastgestelde geurnormen. Milieujurist Valentijn Wösten zegt hierover: “Deze wet is bedoeld om de belangen van de veehouderij te beschermen. Heel simpel komt het erop neer dat als je al veel stank veroorzaakt, je mag blijven doorgaan met het veroorzaken van die stankoverlast.”
Een tweede probleem van de wet volgens Wösten is dat er in vergunningen wordt gemeten met gemiddelde emissies en niet met feitelijke stank: “Vleeskuikens die beginnen heel klein, maar die worden groot. Die gaan van enkele tientallen grammen naar ruim een kilo. Dat duurt ongeveer zes weken. Als ze heel klein zijn, geven ze weinig stank. Op het moment dat ze groot zijn, dan geven ze heel veel stank. Hoe zit het rekenmodel in elkaar? Ze rekenen met een gemiddelde. Eigenlijk zouden ze ook de piekbelasting moeten berekenen.” vindt Wösten.
Een derde probleem is dat niemand controleert of een nieuwe stal daadwerkelijk zorgt voor minder stank. De wet verplicht tot niets. Als de vergunning, met al die berekeningen, eenmaal is goedgekeurd, komt er geen handhaver meer meten of die tabellen wel kloppen. “Er wordt op basis van stalsystemen verondersteld dat een bepaalde emissie optreedt, zonder dat er gekeken wordt wat er in de praktijk optreedt.” zegt Wösten.
Ook geurexpert Hugo van Belois noemt de wet een ‘papieren werkelijkheid’. De wet leidt volgens hem tot juist tot meer overlast. Omwonenden worden namelijk ook niet beschermd tegen cumulatieve stankoverlast: de stankuitstoot van verschillende veehouderijen wordt niet bij elkaar opgeteld. En tot slot is er in de wet niets geregeld om situaties van stankoverlast te saneren als geurnormen in een gebied worden overschreden, zegt milieujurist Valentijn Wösten.
Er is al jarenlang stevige kritiek op de Wet geurhinder en veehouderij. In 2015 bleek uit onderzoek van de GGD en het Institute for Risk Assessment Sciences dat in Noord-Brabant en Limburg in de praktijk veel meer stankoverlast werd ervaren dan volgens de wet te verwachten was. De overheid laat vervolgens de wet evalueren. In 2016 adviseert de werkgroep: “De wet- en regelgeving moet, meer dan nu, burgers beschermen tegen vermijdbare blootstelling aan geur.” Maar toenmalig staatssecretaris Dijksma legt het advies naast zich neer. Ze ziet geen aan aanleiding de wet aan te passen. Volgens haar is geurhinder een lokaal probleem dat lokaal moet worden opgelost.
In 2019 concludeert ook de Commissie geurhinder veehouderijen dat structurele verbeteringen nodig zijn in de manier waarop we in Nederland geurhinder aanpakken. Maar ook dit advies heeft niet geleid tot structurele wijzigingen in de wet.
Staatssecretaris Heijnen zegt in Zembla toe de wet opnieuw onder de loep te nemen. Ook gaat ze kijken naar de mogelijkheden om geuremissies te gaan meten in plaats van berekenen. “Ik denk dat het heel belangrijk is om inzicht te krijgen in wat nou precies een objectieve meting is. Ik wil daar graag mee aan de slag om te kijken hoe we objectieve metingen kunnen gaan toepassen.” Na de Zembla-uitzending ‘Stank en strijd, deel 1’ heeft D66-Kamerlid Tjeerd de Groot een debat aangevraagd over de wet.
Bekijk de uitzending 'Stank en strijd deel 1'
(artikel gaat verder onder de video)
Boeren zijn verplicht om stankreducerende maatregelen te nemen. De meeste varkensboeren hebben zogeheten luchtwassers waarmee ze de stallucht filteren. Een vaak gebruikte luchtwasser is de combi-luchtwasser. Via afzuigkleppen een wordt de lucht - en dus de stank - uit een stal afgezogen en vervolgens in een soort douche met water gewassen.
De combi-luchtwassers komen in 2006 op de markt. Dit systeem zou volgens de fabrikant, die zich baseert op Duitse metingen, 70 tot 85 procent van de stank filteren. Daardoor kunnen boeren ineens 3 tot 4 keer zoveel varkens houden. Het gebruik wordt met miljoenen door de overheid gesubsidieerd. Wakker Dier becijferde eerder dat minstens 38 miljoen euro belastinggeld in deze filtersystemen is gestoken.
Maar al snel ontstaan twijfels over de Duitse meetresultaten, blijkt uit ons onderzoek. In Zembla praten de betrokken wetenschappers hier voor het eerst over. Roland Melse doet vanaf 2007 in opdracht van de overheid onderzoek naar de werking van combi-luchtwassers. Het lukt niet om de hoge rendementen - de 85 procent stankvermindering - uit Duitse laboratoria te reproduceren. “We hebben onze zorgen gedeeld met de overheid”, zegt Melse.
Dezelfde meetproblemen ziet ook de Technische adviescommissie van de Regeling ammoniak en veehouderij, die het ministerie adviseert over de toelating van combi-luchtwassers. Volgens een betrokken ambtenaar bleek al in 2010 “dat meten aan geur integraal bagger was”, zo staat in een interne e-mail.
Maar de overheid laat pas in 2016 onderzoek doen naar de filtersystemen. De resultaten verschijnen in april 2018 en zijn keihard. De combi-luchtwasser blijkt de stank niet met 70 tot 85 procent te verminderen, maar met slechts 35 tot 45 procent. Concreet betekent dit dat de geuruitstoot in de praktijk drie keer hoger is. Pas in juli 2018 past de overheid het geurrendement van de filters aan.
Maar de overheid zegt niet te kunnen ingrijpen in bestaande vergunningen. Dat betekent dat de omwonenden van die varkensstallen die al zijn gebouwd, in de stank blijven zitten. Alleen al in Brabant zijn bij 1.742 stallen vergunningen verleend voor een combi-luchtwasser die te veel stank uitstoot. Op de 37 locaties die Zembla onderzocht in Deurne blijkt de stank hierdoor bijna te zijn verdubbeld.
Vier maanden doet Zembla vanuit Deurne onderzoek naar stankoverlast op het platteland. Deurne heeft de grootste uitstoot van stank van de hele provincie Noord-Brabant. We ontdekken dat de burger verdwaalt in een juridisch en democratisch doolhof.
Net buiten de bebouwde kom van Deurne ligt de Bosweg. Het buurtschap is tot op het bot verdeeld. De boer mag namelijk een oude varkensstal inruilen voor twee grote kippenstallen. Lon Hillekens woont al 22 jaar aan de Bosweg. “Wij hebben altijd gezegd, die jongens die moeten hun boterham verdienen. Maar nou is de tolerantie weg. Ze zijn zo groot geworden, het gaat gewoon niet meer.”
Lon vecht de vergunning nu aan bij de rechter. De vergunning is omstreden omdat de luchtkwaliteit al slecht is. De wethouder van Deurne, Marinus Biemans, zegt dat hij niet anders kan: “Als de vergunningaanvraag voldoet aan de wet- en regelgeving, dan heb ik hem gewoon te verlenen.”
Volgens milieujurist Valentijn Wösten klopt dat niet. De gemeente negeert bij deze vergunning de minimale afstandseisen tussen woningen en intensieve veehouderij. Deze afstandseisen staan niet in de wet, maar in een aparte beleidsnotitie, waaraan de gemeente Deurne zich heeft gecommitteerd. Deze afstand is bedoeld om omwonenden te beschermen tegen zogeheten endotoxines uit de stallen. Volgens Wösten had de gemeente de vergunning kunnen weigeren. “Laat de ondernemer dan maar naar de rechter gaan. De gemeente komt toch wel bij de rechter. Of het nou de omwonenden zijn of de ondernemers.”
Uit documenten die Zembla in handen heeft, blijkt dat de provincie Noord-Brabant vindt dat Deurne te weinig doet om haar burgers te beschermen. Terwijl sommige boeren met belastinggeld worden uitgekocht en verplaatst, mogen anderen juist uitbreiden. Ambtenaren spreken van ‘dweilen met de kraan open’. De overheid moet burgers beschermen tegen stank en ongezonde lucht. Dat lukt maar matig, zowel landelijk als op lokaal niveau, blijkt uit ons onderzoek.
Bekijk de uitzending 'Stank en strijd deel 2'
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.