Staatssecretaris start meerdere onderzoeken na ZEMBLA-uitzending over bodemas

Niet alleen is onduidelijk waar alle plekken zijn, van de locaties die wel in beeld zijn is onduidelijk in welke staat van onderhoud ze verkeren. "Onbegrijpelijk", zei Martin van den Berg, hoogleraar Toxicologie aan de Universiteit van Utrecht, hierover in ZEMBLA. In bodemas zitten zware metalen die giftig zijn voor mens en milieu. “En hier hebben we dus tonnen, miljoenen kilo’s van dit soort giftig materiaal. Nu weten we niet waar het ligt, we weten niet of het goed afgeschermd is voor het milieu en we doen dus geen nametingen om te kijken of de bescherming naar de omgeving toe adequaat is”, concludeerde Van den Berg.

Overheid is miljarden kilo's giftige bodemas kwijt

Maatregelen
“Dat vind ik zorgelijk”, zegt ook de staatssecretaris over het ontbreken van monitoringsrapportages. Van Veldhoven gaat afspraken maken met gemeenten en provincies over een verbetering van de monitoringsverplichting. “Ik zal hierbij onderzoeken of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.”

Ze gaat ook met de gemeenten en provincies in gesprek om zoveel mogelijk informatie boven tafel te krijgen over de plekken met bodemas die nu niet zijn geregistreerd. Zo probeert ze alsnog een zo volledig mogelijk overzicht te vormen van waar in Nederland bodemas ligt. Eventuele maatregelen wat de monitoring betreft en de inventarisatie stuurt ze voor 1 juli 2019 naar de Kamer.   

Bodemas onder een recreatieheuvel
In de uitzending van de ZEMBLA wordt ook gesproken over ‘het Groene Schip’. ‘Het Groene Schip’ moet een recreatiegebied worden, een soort groene heuvel waarin een grote hoeveelheid bodemas wordt verwerkt. De heuvel ligt tussen het Westelijk Havengebied van Amsterdam en de groene bufferzone Spaarnwoude.

Volgens de staatssecretaris is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om te beoordelen of het plan om bodemas in de heuvel te verwerken een juiste afweging is. Toch wil de staatssecretaris ‘het Groene Schip’ als onderdeel meenemen in een groter onderzoek. Met het onderzoek wil de staatssecretaris zicht krijgen op de overwegingen die van invloed zijn op de keuze om een afvalstof nuttig toe te passen, te storten of te verbranden. Ze verwacht de resultaten van de analyse in de eerste helft van 2019 met de Kamer te kunnen delen.