Reactie Ministerie van Justitie op 'Adoptiebedrog deel 4'
04-12-2020
•
leestijd 2 minuten
•
85 keer bekeken
•
Een kwartier voor aanvang van de uitzending 'Adoptiebedrog deel 4' stuurde het Ministerie van Justitie een schriftelijke reactie op onze vragen. Hieronder de volledige reactie.
"De vragen uit uw email van 22 oktober jl. gaan met name over de vraag op basis van welke reisdocumenten geadopteerde kinderen het land van herkomst konden verlaten en de uitzonderingspositie die Stichting Flash hierop enige tijd heeft kunnen genieten. Uw vragen gaan over een periode van ongeveer 40 jaar geleden. Dat maakt het zoeken naar relevante documenten en concrete antwoorden ingewikkeld. Ik kan u laten weten dat naar aanleiding van uw vragen een zoekslag heeft plaatsgevonden in verschillende archieven. Uit deze archieven is gebleken dat er geen antwoord gevonden kan worden op de specifieke vragen die door u gesteld zijn.
De vervolgvragen die u heeft gesteld op 3 november gaan over signalen van misstanden bij interlandelijke adopties uit Sri Lanka en de rol van Stichting Flash. U vraagt kortgezegd waarom er geen consequenties zijn verbonden aan deze signalen. Gelet op de signalen die ik heb ontvangen over misstanden bij interlandelijke adoptie, laat ik onafhankelijk onderzoek verrichten. De Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie onder leiding van de heer Joustra verricht onderzoek naar mogelijke misstanden in het verleden en de rol en verantwoordelijkheid van de overheid hierbij. Deze commissie zal in het eerste kwartaal van 2021 haar rapport uitbrengen. Een van de onderzoeksvragen uit het instellingsbesluit betreft de vraag of de wijze van reageren door de overheid adequaat en toereikend is geweest in het licht van de rol en verantwoordelijkheid van de overheid met betrekking tot interlandelijke adoptie van kinderen in de jaren 1967-1998. Uw vragen zien mijn inziens op deze deelvraag uit het onderzoek van de COIA. Ik hecht eraan de uitkomsten van de COIA af te wachten."
Lees in het document hieronder de vragen die Zembla aan het ministerie stelde: