Privacywetgeving belemmert zoeken naar vermiste Nederlandse militairen
07-05-2020
•
leestijd 5 minuten
•
223 keer bekeken
•
De strenge Europese privacywetgeving staat de zoektocht naar vijf militairen, die vermist raakten tijdens de Korea oorlog (1950-1953), in de weg. Familieleden van de soldaten stonden al een jaar geleden vrijwillig wangslijm af ten behoeve van vergelijkend DNA-onderzoek in Seoel. Maar nu blijkt, uit onderzoek van ZEMBLA, dat Nederland hun biologisch materiaal niet rechtstreeks mag overdragen aan Zuid-Korea.
Volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) beschikken landen buiten Europa niet over een “passend beschermingsniveau”. “Dit is belachelijk,” zegt een van de nabestaanden. “Ik ga over mijn eigen DNA.” Defensie zegt hard te werken aan een oplossing.
Zembla ontdekte dat het DNA-materiaal een jaar na afname nog steeds niet is overgedragen aan de Zuid Koreaanse databank. “Dat klopt,” zegt kapitein Geert Jonker van de Bergings- en Identificatie Dienst van de Koninklijke landmacht (BIDKL). “Pas nadien bleek dat we dat biologisch materiaal niet ter beschikking mogen stellen aan Zuid-Korea. Dat heeft te maken met de privacywetgeving in Nederland en Europa.” Jonker zegt dat hij niet kan overzien wat de gevolgen zijn van de AVG voor eventuele vermissingen van militairen bij toekomstige Nederlandse militaire missies buiten Europa.
Missing in action In de Zuid Koreaanse hoofdstad Seoul staat een databank met DNA-profielen die afkomstig zijn uit de stoffelijke resten van soldaten die sneuvelden tijdens de Korea oorlog, 70 jaar geleden, en van wie de identiteit nooit is vastgesteld. Met behulp van DNA-verwantschapsonderzoek probeert Zuid-Korea alsnog vast te stellen om welke personen het gaat. Dat leidde al tot ruim 130 identificaties. Mogelijk bevinden zich in de databank ook DNA-profielen van de vijf Nederlandse militairen die tijdens de oorlog missing in action raakten.
Nederland maakte tijdens de Korea oorlog deel uit van een internationale troepenmacht onder vlag van de Verenigde Naties. De VN schoot Zuid-Korea te hulp nadat Noord-Korea, gesteund door China en de Sovjet-Unie, was binnengevallen. Nederland nam deel met meer dan 4700 militairen, van wie er 122 om het leven kwamen. Ze liggen begraven op de VN-erebegraafplaats in Busan, de havenstad waar de militairen 70 jaar geleden aankwamen. Hier liggen ook de - lege - graven van de soldaten die vermist raakten.
Krijgsgevangenenkamp Het gaat om Johannes Knaap (29), Cor van der Snepscheut (27), Thijs Deegmulder (23), Jo Moonen (22) en Frans Lamberti (21). De laatste is naar alle waarschijnlijkheid om het leven gekomen in een Noord Koreaans krijgsgevangenkamp. Zembla vond in het Nationaal Archief getuigenverklaringen, waaruit blijkt dat Lamberti en een Franse soldaat uit het kamp wisten te ontsnappen, maar dat ze wegens ziekte gedwongen waren om terug te keren. Lamberti zou daarna ernstig zijn mishandeld door bewakers en uiteindelijk aan zijn verwondingen zijn overleden.
Soldaat Johannes Knaap sneuvelde aan het front op 18 maart 1953. Meer is er niet over hem bekend. Soldaat Deegmulder kwam om het leven bij de bestorming van een bunker op een heuvel, waarbij hij met een bajonet werd doodgestoken door een Chinese militair. Zijn strijdmakkers moesten zich snel terugtrekken en konden zijn lichaam niet meenemen. Toen de Nederlanders de heuvel twee weken later inspecteerden, vonden ze het lijk van Deegmulder, stevig vastgevroren aan de grond, waardoor ze hem opnieuw niet konden meenemen. Hij was ontdaan van uniform en schoenen, vermoedelijk gestolen door Chinese of Noord Koreaanse soldaten. Weer twee weken later was ook het lichaam verdwenen.
Soldaat Jo Moonen werd gedood toen zijn patrouille in een hinderlaag liep. Zembla vond een getuige die de groep zag vertrekken, oud Korea strijder Herman van der Leelie. Hij vertelt: “Ik zag die jongens weggaan. Zelf zat ik toen op een vooruitgeschoven post aan het front in een mitrailleursnest. Nadat de patrouille achter een heuvel was verdwenen, hoorde ik hevig geweervuur. Ik kon die jongens geen dekking geven helaas, omdat het treffen zich afspeelde buiten mijn zicht.”
'Misschien staat hij voor de deur' Over het lot van soldaat Cor van der Snepscheut bestaat grote onduidelijkheid. Hij raakte vermist tijdens gevechten, maar of hij daarbij is gesneuveld of krijgsgevangen is genomen, staat niet met zekerheid vast. Zijn naam komt voor op een lijst van POW’s (prisoners of war), maar bij een uitruil van gevangenen dook hij nooit op. Zijn nichtje, Liliane Waanders, vertelt in Zembla. “Mijn moeder - de zus van oom Cor - is altijd blijven hopen. Tot op hoge leeftijd. Telkens als de deurbel ging, dacht ze: misschien is er nieuws, of staat hij zelf voor de deur.” De Vereniging van Oud Korea Strijders (VOKS) verzocht premier Mark Rutte in 2018 om een ultieme poging te doen om de lichamen van de vijf vermisten op te sporen en te identificeren. Voorzitter van de VOKS, Paul Gommers vertelt in Zembla: “De aanleiding was de overdracht door Noord-Korea aan Zuid-Korea van 55 kisten met stoffelijke resten van gesneuvelde Amerikaanse militairen. Toen dacht ik: misschien zitten daar ook wel Nederlanders bij. Onze soldaten droegen indertijd uniformen van het Amerikaanse leger. Het is zoeken naar een speld in een hooiberg, maar toch het proberen meer dan waard.”
Vorig jaar mei verzamelde de Bergings- en Identificatie Dienst van de Koninklijke landmacht (BIDKl) DNA-materiaal bij familieleden van vier vermiste militairen. Bij drie neven nam de BIDKL wangslijm af. Soldaat Frans Lamberti heeft geen levende mannelijke familieleden meer, maar een nichtje had nog een haarlok van een broer van de vermiste militair. Inmiddels is gebleken dat de haarlok geen DNA-materiaal bevat, omdat de haarzakjes ontbreken. Lamberti bleek nog een halfzus te hebben met wie Defensie inmiddels contact heeft opgenomen. De familie van de vijfde militair liet aan het ministerie weten dat ze geen behoefte had om mee te werken aan het verwantschapsonderzoek.
Frustrerend Intussen is het DNA-materiaal vanwege privacy-belemmeringen nog steeds niet bij MAKRI, het forensisch onderzoeksinstituut in de Koreaanse hoofdstad Seoel. Bij de familieleden van de vermiste militairen heerst vooral onbegrip over de gang van zaken. “Het is belachelijk”, zegt Ronald van Dijk, de neef van soldaat Thijs Deegmulder, in Zembla. ”Ik ga over mijn eigen DNA. Ik heb het vrijwillig afgestaan.” Bert van der Snepscheut, de neef van de vermiste soldaat Cor van der Snepscheut, zegt: “Prima, die privacywetgeving, maar het moet dit soort zaken natuurlijk niet in de weg zitten. Dit is heel frustrerend. Ik denk dat onze privacywetgeving hier wel heel erg is doorgeschoten.” Paul Gommers, de voorzitter van de oud-strijders: “Dat DNA had al lang in Zuid-Korea kunnen zijn als ik het er zelf naar toe had gebracht.”