Een deels door Nederland geïnitieerd voorstel om PFAS te verbieden is onderweg naar de Europese Commissie. De getroffen sector sputtert tegen. Zembla legde de argumenten van de PFAS-lobby voor aan drie experts: ‘Een klassieke truc om te vertragen en te verwarren.' En: 'Ze overdrijven gigantisch.’
Van PFAS komen we nooit meer af. De giftige stoffen, gebruikt voor een waaier aan producten van regenjassen tot pannen met anti-aanbaklaag, zijn zogeheten ‘forever chemicals’: zo goed als onverwoestbaar. Hoge blootstelling kan het immuunsysteem aantasten, en vergroot de kans op verschillende soorten kanker. We krijgen het binnen door producten als blusschuim, maar vooral via voeding en drinkwater. Gretig gebruik ervan door een chemiefabriek als Chemours in Dordrecht vormt een gevaar voor de omgeving. Tot zeker vijftien kilometer van het productiebedrijf zijn de PFAS-waarden in open water zorgwekkend hoog, soms wel 13 duizend keer zo hoog als volgens het RIVM veilig is.
Om dergelijke schade voor mens en in de toekomst te beperken of voorkomen, diende Nederland afgelopen februari met vier andere lidstaten een wetsvoorstel in dat tot een Europees verbod op PFAS moet leiden. Zover is het voorlopig nog niet. Momenteel ligt het dossier bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen ECHA, daarna volgt nog een wetenschappelijke toetsing. Volgend kalenderjaar bereikt het voorstel de Europese Commissie, die op haar beurt pas in 2025 een definitief besluit neemt.
Tot die tijd is er nog speelruimte, die dankbaar wordt benut door voor- en tegenstanders om het voorstel en de publieke opinie over het voorstel te beïnvloeden. Nu zijn de lobbyisten aan zet. Wat willen zij veranderen, en hoe proberen ze dat gedaan te krijgen?
Onlangs publiceerde een branchevereniging genaamd Orgalim een zogeheten ‘position paper’ dat die vragen grotendeels beantwoordt. Orgalim vertegenwoordigt 770 duizend Europese technologiebedrijven, naar eigen zeggen goed voor een jaaromzet van iets meer dan 2,9 miljard euro en ruim 11 miljoen banen. De boodschap van Orgalim is duidelijk: er klopt weinig van het wetsvoorstel. De argumenten die de lobbyclub gebruikt om dat te onderbouwen, vertonen overeenkomsten met de argumenten waarvan het eerdergenoemde Chemours zich bediend.
De twee belangrijkste argumenten: dit voorstel is overhaast omdat er voor veel soorten PFAS nog geen alternatief beschikbaar zou zijn. Op deze manier zou het verbod de Green Deal in gevaar brengen: een aantal producten, waaronder warmtepompen, is volgens Orgalim nog niet te produceren zonder PFAS. Het tweede argument: het huidige voorstel is buitenproportioneel, omdat het zich in één klap op alle circa tienduizend PFAS-stoffen richt, in plaats van per stofje het gevaar en het gebruik te onderzoeken. Dat laatste oppert Orgalim als alternatief.
Wat klopt er van deze argumenten? En wat niet? De discussie over het verbod op PFAS gaat over de gezondheid van alle Europeanen, en het is vaak een kwestie van tijd voor de argumenten van een (machtige) lobby doordringen tot de mainstream. Dus legde Zembla ze voor aan drie deskundigen, en vroeg hen op basis van hun specifieke expertise het document te ontleden.
“Dit soort koepelorganisaties zijn vaak conservatiever dan de individuele bedrijven die ze vertegenwoordigen. Dat gezegd hebbende: ik ben niet onder de indruk van dit document.” De gebruikte argumenten noemt Eickhout ‘erg zwak’. “Van een paar van de belangrijksten weet ik zelfs dat er niets van klopt.”
Zo overdrijft Orgalim ‘gigantisch’, zegt hij. “Ze vatten wat er nu op tafel ligt helemaal verkeerd samen en maken het zo heftig mogelijk. Dat is een klassieke lobbytruc om de boel te vertragen en verwarren. Ze doen net alsof het om een totaalverbod gaat dat morgen van kracht is. Terwijl we het hebben over een toekomstige restrictie van specifiek gebruik van PFAS in bepaalde toepassingen. Afhankelijk van het toepassingsgebied heb je meer of minder tijd nodig voor de transitie naar PFAS-loze productie. Voor de duidelijkheid: het gaat om periodes van minimaal anderhalf jaar, en maximaal twaalf jaar. Er is dus, met alle respect, tijd zat.”
Ook de notie dat de Green Deal door het PFAS-verbod in gevaar komt, wuift Eickhout weg. “Ze schrijven dat PFAS belangrijk is voor allemaal toepassingen, waaronder warmtepompen. Hun stelling is: daar zijn geen alternatieven voor. Dat is gewoon onwaar. Het klopt niet. Zeker voor consumenten zijn er allang alternatieven beschikbaar zonder PFAS.”
Om te begrijpen hoe deze lobby werkt moet je de voorgeschiedenis kennen, zegt Eickhout. Hij wijst erop dat de sector al jaren problemen oplost door ze te vervangen voor nieuwe problemen. “Ik zit op dit moment op wetgeving voor F-gassen. Dat zijn koolwaterstoffen, die bijvoorbeeld ook in warmtepompen zitten. Vroeger waren dat de CFK’s, die een gat in de ozonlaag hebben gemaakt. De CFK's hebben we vervangen, er zit geen chloor meer in, maar dat zijn fluorgassen geworden: F-gassen. Die hebben nogal een nadelig effect; ze zorgen voor klimaatverandering. Dus daar willen we ook vanaf. En waar komt de sector dan mee op de proppen? Juist, PFAS.”
“Dus, voor de duidelijkheid,” vat Eickhout samen, “eerst heb je CFK's, die veroorzaken een gat in de ozonlaag; dan kom je met iets dat een broeikaseffect veroorzaakt; daarna ga je over op giftige PFAS-stoffen, die enorm schadelijk zijn voor mens en milieu.”
Dat er nu een verbod ligt dat over alle circa tienduizend PFAS gaat, heeft de sector dan ook aan zichzelf te danken, benadrukt Eickhout. Hij noemt het ‘de enige manier om te voorkomen dat er telkens een nieuwe giftige PFAS opduikt.’ “Steeds als er wetgeving komt op een specifiek product, verandert de chemie-industrie één atoompje en begint het hele circus van vooraf aan. Ze besteden veel energie aan kleine aanpassingen die de boel vooral vertragen en ervoor zorgen dat wij geen grip krijgen op het geheel. Ze hebben het verbod zelf veroorzaakt, maar daar zit geen enkele kennisgeving van in dit document.”
De Europarlementariër heeft nog wel een advies voor de betrokken bedrijven: “Steek je tijd en geld in alternatieven. Dat lijkt me een waardevoller investering dan deze lobby.”
“De belangenvereniging erkent het probleem weliswaar, maar komt alsnog met allerlei argumenten om tijd te winnen. Dat doet ze slim, het lijkt redelijk en rationeel.”
Timmermans spreekt van een ‘technisch en complex verhaal’ met veel ‘cijfers, afkortingen en voetnoten’. “Dat maakt het voor buitenstaanders lastig om te doorgronden, zegt Timmermans. “De strategie lijkt: het probleem technisch definiëren zodat de kring van betrokkenen klein is en daarmee ook de kans kleiner is dat anderen zich ermee bemoeien.”
Volgens Timmermans is het niet ongebruikelijk dat lobbyisten een probleem zo technisch mogelijk uitleggen. Zo zorg je ervoor dat de gemiddelde leek afhaakt, en voorkom je dat buitenstaanders (al te) betrokken raken bij een onderwerp.
In het verlengde hiervan ziet Timmermans Orgalim feiten in twijfel trekken en pareren met ‘eigen’ feiten. “Wat je wel vaker ziet is het ter discussie stellen van kennis, in dit geval over de risico’s van PFAS. Kennis is veel meer omstreden geraakt in de afgelopen jaren. Orgalim laat zien dat zij als brancheorganisatie er veel van weet en dat ze zich niet door andere deskundigen de les laat lezen.”
Het is het niet ongebruikelijk dat een branche zich op dergelijke wijze verzet, aldus Timmermans. “Dit lijkt me het zoveelste voorbeeld van een sector die de vraag en de markt volgt, maar te weinig oog heeft voor de niet-markt. Je ziet dat ook bij de energietransitie. Veel bedrijven zijn amper bezig met voorop lopen, maar pas aan de gang gaan als ze een schop onder hun kont krijgen.” Timmermans wijst erop dat bedrijven vaak huiverig zijn om te investeren in innovatie, omdat onduidelijk is of zo’n investering zich ooit terugbetaald.
“Lobbyen doe je natuurlijk niet zomaar,” concludeert Timmermans, “maar met het doel om een ontwikkeling tegen te houden, aan te jagen of af te remmen. Dit document is een klassiek voorbeeld van de zogeheten lobby van de tijdwinst. Het is een beetje meebewegen, maar vooral afremmen. De bedrijven gaan natuurlijk niet zeggen: vanwege onze winstcijfers willen we meer tijd. Lobby draait om beïnvloeding, het is interessant om te zien wat ze daarvoor van stal halen.”
“Het is een voor mij zeer bekend verhaal: we kunnen niet zonder PFAS, anders komen medische toepassingen in gevaar alsmede toepassingen voor energiesystemen die nodig zijn om fossiele brandstoffen te vervangen. Al de argumenten spelen vreselijk in op ons gevoel.”
De suggestie om in plaats van een geheelverbod op PFAS alle stoffen eerst individueel te beoordelen, wuift De Boer weg. “Men weet heel goed dat REACH (een systeem voor registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen) en ECHA (Europees Agentschap voor chemische stoffen) niet elke stof kunnen beoordelen. Daar is geen capaciteit voor. Bovendien zijn de meeste PFAS vergelijkbaar in gedrag en giftigheid; dat rechtvaardigt een groepsbenadering.”
Dat er geen geschikte alternatieven voor PFAS zijn, bestrijdt De Boer. “Dat roept de industrie steeds, maar dat komt omdat overheden geen druk leggen om die te vinden. Bij een aankondiging van een verbod komt die druk er wel en komen de alternatieven er dus ook. Het probleem van de fluor-industrie is dat de alternatieven niet op fluor-gebaseerd mogen zijn, dus anderen gaan die maken en dat betekent verlies van afzetmarkt.”
“Kort gezegd, ik herken alle argumenten, kan ze dromen. Misschien moeten we wat nauwkeuriger kijken waar nog gezondheidswinst is, enkele medicijnen bijvoorbeeld, maar een totaalverbod is noodzakelijk. Ik hoop dat de EU de rug recht houdt.“
Door Jeroen Pen
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.