In het Nederlandse detachement dat meevocht in de Korea-oorlog (1950-1953) zaten ook militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van de Duitsers hadden gekozen. Na de bevrijding waren ze hun Nederlanderschap kwijtgeraakt. Door vrijwillig te tekenen voor Korea kregen ze hun nationaliteit terug. Rehabilitatie via de loopgraven.In de zomer van 1950 viel Noord-Korea, gesteund door communistisch China en de Sovjet-Unie, Zuid-Korea binnen, een bondgenoot van de Verenigde Staten. Onder de vlag van de Verenigde Naties werd een internationale troepenmacht geformeerd die Zuid-Korea te hulp schoot. Ook Nederland nam hieraan deel, zij het niet van harte. Den Haag had, nog maar vijf jaar na de bevrijding en een half jaar na de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië, weinig trek in een nieuw (en kostbaar) gewapend conflict, maar bezweek onder zware Amerikaanse druk.
Marshallhulp als drukmiddelDe Verenigde Staten hadden gedreigd met stopzetting van het naoorlogse steunprogramma aan Nederland, de Marshallhulp. Waarop de regering van premier Willem Drees alsnog instemde met het sturen van soldaten. In totaal zouden er 4700 naar het Koreaanse front vertrekken.
Omdat Nederland dienstplichtigen niet zomaar kon dwingen om naar Korea te gaan, werd er een campagne opgezet voor het werven van vrijwilligers, zowel onder militairen als burgers. De animo was niet bijzonder groot, en bij de keuring van kandidaten vielen er bovendien nogal wat af wegens ongeschiktheid. Hierdoor dreigde Nederland niet te kunnen voldoen aan de door de Amerikanen afgedwongen afspraken. Om toch voldoende militairen op de been te krijgen, besloot Den Haag om minder streng te gaan keuren en om de selectiecriteria te versoepelen.
Kijk de eerste beelden uit de uitzending 'De vergeten oorlog'Brandbrief van commandantDat bleef aan het Koreaanse front niet onopgemerkt. Zembla vond in het Nationaal Archief in Den Haag een brandbrief van de commandant van het Nederlandse detachement, luitenant-kolonel C. Knulst, gericht aan het ministerie van Oorlog, waarin hij zich beklaagt over onder meer de moraal onder zijn “onderhebbenden”.
“Het aantal lieden dat vrijwillig dienst neemt uit overtuiging een belangrijke Nederlandse zaak te dienen, is vrijwel nihil te noemen. Geldelijk voordeel is wel de voornaamste beweegreden. Ook wordt het detachement misbruikt als toevluchtsoord voor hen die gezins- of familiemoeilijkheden trachten te ontvluchten. Bij elk uitgezonden aanvullingsdetachement bevindt zich personeel dat geestelijk niet stabiel blijkt te zijn of om andere redenen medisch ongeschikt is. Lieden met een crimineel verleden wordt door dienstneming een kans tot rehabilitatie geboden. Meermalen komt het voor dat ze in oude fouten vervallen.”
LandverradersIn januari 1951 - de oorlog tussen Noord- en Zuid-Korea is dan een half jaar aan de gang - neemt de Nederlandse regering “na rijp beraad” een gewaagd besluit. Om genoeg vrijwilligers te kunnen leveren, wordt de werving ook opengesteld voor “politieke delinquenten”, jongens die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden aangesloten bij de Duitse Waffen-SS, het Nationalsozialistische Kraftfahrkorps of de Kriegsmarine. 'Foute' Nederlanders dus, die na de bevrijding als landverrader waren bestraft met het afnemen van hun nationaliteit.
“Het geweest zijn van politiek delinquent is op zichzelf geen reden tot weigeren,” leest Zembla in een archiefstuk van het ministerie van Oorlog. Ook besluit de regering: wie tekent voor de strijd in Korea wordt gerehabiliteerd en krijgt het Nederlanderschap terug.
Dat schiet andere vrijwilligers in het verkeerde keelgat. Zembla vindt een inlichtingenrapport, waarin een soldaat zich beklaagt: “Toen ik mij in Den Haag aanmeldde, heeft men mij nooit voor ogen gehouden dat ook SS officieren, N.S.K.K. en Kriegsmarine bij het Nederlandse detachement zouden dienen. Ik vind het een grote fout van de Nederlandse regering. Heeft immers Koningin Wilhelmina destijds niet zelf gezegd dat er voor deze personen geen plaats meer was in onze maatschappij?”
'Er zat een hoop tuig tussen'Ook oud-Korea strijder Herman van der Leelie voelde zich bedonderd. “Het voelde oneerlijk. Ik vond dat landverraders, die voor de SS aan het oostfront hadden gevochten, niet thuishoorden in ons detachement. Er zat echt een hoop tuig tussen.”
Hij herinnert zich een Sinterklaasavond op de kazerne in Schoonhoven, waar de vrijwilligers een paar weken voor uitzending een spoedcursus oorlogsvoering kregen. “In de kantine kregen we die avond andijvie met een gehaktbal, maar dat was een paar SS-ers te min.
Dat vreten we niet. Waarna ze de volle pannen uit het raam op de binnenplaats flikkerden. Ook mijn eten dus. Maar ik haalde het niet in mijn hoofd om daar iets van te zeggen, want je wist: eenmaal aan het front krijg je een kogel door je kop van die jongens. Geharde militairen. Zij waren duidelijk de baas.”
Oud-Korea strijder Arie Treffers vertelt aan Zembla: “Er waren heel wat soldaten in Korea die onder de Duitsers hadden gediend. De meesten liepen daar niet mee te koop, maar je herkende ze aan de tatoeage in hun oksel. Er zaten goeie jongens bij, die eigenlijk ook slachtoffer waren van de Tweede Wereldoorlog. Ze waren op hun zeventiende of achttiende door hun foute NSB-ouders opgeofferd om aan het oostfront te vechten. Nu kregen ze tenminste een kans om gerehabiliteerd te worden. Een van de jongens is mijn beste vriend geworden.”
FOTO: Oud-Korea strijder Arie Treffers: Hoe veel 'foute' Nederlanders tekenden voor Korea, vermelden de archieven van het ministerie van Oorlog niet. Paul Gommers, de voorzitter van de Vereniging van Oud Korea Strijders (VOKS) houdt het op een “handjevol”. Maar volgens oud-strijder Herman van der Leelie waren het er “honderden”. Eenmaal in Korea, geeft hij toe, was hij “wel blij met die landverraders”. “Want die SS-ers waren de enigen met oorlogservaring. Ze hadden tegen de Russen gevochten en wisten heel goed wat je wel en niet moest doen aan het front.”
'Foute Nederlanders hebben levens gered'
VOKS-voorzitter Paul Gommers: “Feit is wel dat die mannen heel wat Nederlandse levens hebben gered. Dat heb ik van veel vrijwilligers gehoord. Als er patrouilles moesten worden samengesteld, dan wilde iedereen het liefst bij de groep waar ook een oud-SS’er in zat. Want je wist: die heeft het oostfront overleefd, die zal wel weten hoe het moet.”
Foto: Paul Gommers, voorzitter van de Vereniging van Oud Korea Strijders (VOKS):