‘Onterecht’ ontvangen noodsteun hoeft niet terug volgens voorwaarden
15-02-2021
•
leestijd 4 minuten
•
1918 keer bekeken
•
Ondernemers die eenmalig 4.000 euro noodsteun van de overheid hebben ontvangen, maar achteraf meer omzet draaiden dan verwacht, hoeven dit geld niet terug te betalen. Als de ondernemer kan onderbouwen dat hij bij de aanvraag een dalende omzet verwachtte, is dat voldoende. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bevestigt dat ze in zo'n geval het geld niet zomaar kan terugvorderen. Dat kan voor de Nederlandse staat uitdraaien op een verlies van maximaal 82 miljoen euro.
Het gaat om de zogenoemde Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) waar het midden- en kleinbedrijf (MKB) vorig jaar tussen half maart en half juni voor in aanmerking kon komen. De TOGS was een van de eerste regelingen die opgetuigd werd door de overheid vlak nadat de coronapandemie uitbrak.
82 miljoen In totaal hebben bijna 210.000 mkb’ers in drie maanden tijd eenmalig 4.000 euro ontvangen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zocht in oktober vorig jaar in opdracht van het ministerie uit hoeveel ondernemers de aangevraagde noodsteun ook echt nodig hadden.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat ruim 20.566 bedrijven die de TOGS aanvroegen, achteraf een omzetstijging behaalden t.o.v. het tweede kwartaal in het jaar daarvoor. In totaal is er ruim 82 miljoen euro uitgekeerd aan bedrijven die het geld achteraf gezien niet nodig hadden.
Nattevingerwerk Volgens Boudewijn Janssen, docent bedrijfseconomie aan de Universiteit Maastricht en Fontys Hogescholen, was het makkelijk om misbruik te maken van de TOGS-regeling en is dat ongetwijfeld ook gebeurd. “Er wordt in de voorwaarden gevraagd naar een verwachting van een omzetdaling, een schatting dus. Dat is nattevingerwerk. Maar of je ook daadwerkelijk te maken krijgt met een omzetdaling is lastig inschatten aan het begin van een pandemie.”
In tegenstelling tot de latere regelingen zoals de NOW of TVL, wordt er in de voorwaarden geen accountantsverklaring gevraagd, ondernemers hoefden het ook rekenkundig niet te onderbouwen, stelt Janssen. “Dus je kon als ondernemer in maart denken: ik verwacht een omzetdaling, dus ik vul het in. Maar misschien valt het allemaal ook wel reuze mee.”
Acute nood Ook de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants (NBA) bevestigt dat in de voorwaarden het werkelijke omzetverlies geen criterium is: “De regeling verstrekte de tegemoetkoming op basis van de verwachting, passend binnen de acute nood en onzekerheid van dat moment waarbij de snelle aanvraag en snelle uitbetaling centraal stond.” Wel adviseert de beroepsorganisatie voor accountants de eigen leden om een moreel appèl te doen op de ondernemers als zij wel recht hebben op de regeling, maar deze feitelijk niet nodig hebben.
4.000 euro cashen Sinds afgelopen november is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) begonnen met het controleren van ondernemers om na te gaan of zij de juiste gegevens hebben verstrekt. Bij meer dan 1.000 aanvragen zijn inmiddels aanvullende bewijsstukken opgevraagd. Ook een belastingadviseur die ons benaderde, maar graag anoniem wil blijven, kreeg onlangs zo een mailtje van de RVO. “Of ik wat aanvullende gegevens van een cliënt wilde doorgeven,” zegt de adviseur.
Zijn cliënt had in maart de eerste noodsteun aangevraagd en gekregen. De ondernemer verwachtte een omzetdaling van minstens 4.000 euro. Maar tegen alle verwachtingen in liepen de zaken juist goed: zijn cliënt haalde zelfs meer omzet dan het jaar daarvoor. “Mensen bleven thuis, gingen minder op vakantie en daardoor deed deze ondernemer goede zaken”, vertelt de adviseur. Als hij naar de ambtenaar van de RVO mailt dat zijn cliënt het geld wil terugbetalen, krijgt hij een in zijn ogen opvallend advies terug.
“De ambtenaar van de RVO schreef dat veel ondernemers denken dat ze geen recht hebben op de regeling wanneer ze geen 4.000 euro omzetverlies hebben gedraaid. Maar als ze aannemelijk kunnen maken dat ze dat op het moment van aanvragen wel verwacht hadden en dat goed kunnen onderbouwen met officiële documenten, kan de cliënt nog recht hebben op het geld. Dus met andere woorden: als je nu even slim doet - wat eenieder zonder moreel besef doet - kun je gewoon die 4.000 euro cashen terwijl je het absoluut niet nodig hebt”, zegt de belastingadviseur.
Cultuurbranche De bron is verbolgen om de e-mail van de RVO. “Ik vind dat dit soort tegemoetkomingen bij de juiste plekken terecht moeten komen. Het overgrote deel van mijn cliënten zit in de cultuurbranche en daar is het één groot drama: die krijgen als zelfstandige net genoeg geld om rond te komen.” Inmiddels heeft zijn cliënt alle gegevens aangeleverd en is het er ‘doorheen’: hij mag van de RVO de 4.000 euro houden, ondanks een omzetstijging.
De RVO verklaart ook over dit voorbeeld tegen Zembla dat de instantie niet zomaar kan terugvorderen op basis van daadwerkelijk omzetverlies of vaste lasten. “We kunnen terugvorderen als het verwachte omzetverlies en de verwachte vaste lasten in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 als evident onjuist was.” Dat wil zeggen: als er onjuiste gegevens zijn verstrekt door een onderneming of als bewijsstukken niet overlegd zijn met de instantie. Maar dus niet als de ondernemer achteraf gezien een omzetstijging behaalde.
Strengere voorwaarden Had het kabinet dan iets langer de tijd moeten nemen om de voorwaarden scherper te krijgen? “Deze regeling is in haast opgetuigd zodat mensen snel geholpen konden worden. Bij een uitgebreide controle vooraf zou het maanden duren voordat het geld bij de mensen getroffen ondernemers kwam. En dat was nou net niet de bedoeling,” stelt Janssen.
Volgens de bedrijfseconoom voldoen de voorwaarden van de TOGS dan ook niet aan de strengere eisen die in een ‘normale situatie’ aan een subsidie gesteld zouden worden en zijn ze ook niet te vergelijken met de voorwaarden die bij latere corona-steunmaatregelen gehanteerd worden. “Maar dat was bij deze regeling ook geen overweging, hij moest snel implementeerbaar zijn. Dat er in bepaalde mate misbruik van gemaakt kon worden heeft men misschien voor lief genomen.” Door Lilit Martirosova