Al ruim twintig jaar luiden huisartsen de noodklok. De werkdruk is te hoog, ze zijn te veel bezig met papierwerk, en hebben te weinig tijd om patiënten te zijn. Een vandaag verschenen rapport laat nog maar eens zien hoe ernstig de situatie van de Nederlandse huisarts is.
Bart Bruijn, zomaar een huisarts, aan het woord over zijn vak: “Naarmate de avonden langer worden en drukker zijn, maak ik vergissingen. Het is niet anders. Mensen worden sneller uit ziekenhuizen ontslagen. Veel oud ziekenhuiswerk is daardoor huisartsenwerk geworden. Als je het vergelijkt met 24 jaar geleden, dan had ik één of twee middagen per week vrij. Nu kan dat met geen mogelijkheid meer, en werk ik ook op zondagen.”
Collega Daisy Pors signaleert eenzelfde ontwikkeling, en moet steeds meer moeite doen om patiënten überhaupt in een ziekenhuis te krijgen. “Afgelopen jaar hadden we een meneer van 99 die aan het overlijden was. Ik kon hem niet pijnvrij aan zijn einde brengen, want er was geen morfinepomp of slaappomp. Ik vind het heel pijnlijk dat je niet meer de zorg kan leveren zoals je dat graag zou willen doen. Daar heb ik wel een paar nachten slecht van geslapen.”
Het werd te veel voor Robert Collignon, die zich inmiddels met pijn in het hart oud-collega van Bruijn en Pors mag noemen. “Ik ben negentien jaar huisarts geweest,” vertelt hij. “In december heb ik de handdoek in de ring gegooid. Ik ben dokter geworden om te dokteren, niet om brandjes te blussen in het gezondheidsstelsel. Ik vond mijn vak en praktijk fantastisch. De hoeveelheid zorg is denk ik verdrievoudigd, terwijl de hoeveelheid patiënten gelijk is gebleven of zelfs is gezakt.”
Bovenstaande citaten zijn afkomstig uit onze uitzending van vorige week, over het lang voorspelde maar desondanks niet afgewende huisartseninfarct. De verhalen van Bruijn, Pors en Collignon staan niet op zich: de gehele beroepsgroep komt steeds verder in de verdrukking. Een vandaag verschenen onderzoek van ABN AMRO naar de sector onderstreept andermaal dat zowel de kwaliteit als de toegankelijkheid afnemen. Zo heeft inmiddels zestig procent van de huisartsen geen plek voor nieuwe patiënten. Ter vergelijking: vijf jaar geleden gold dit nog voor 48 procent. Per consult heeft een huisarts nu zo’n elf minuten. Idealiter zou dat (minstens) een kwartier zijn.
Terwijl het aanbod wankelt, blijft de vraag naar zorg stijgen, mede door vergrijzing. Diezelfde vergrijzing treft ongelukkigerwijs ook de beroepsgroep zelf: van de 15 duizend huisartsen is 16.5 procent zestig jaar of ouder. Naar verwachting gaat een groot deel van hen in de komende jaren met pensioen.
Het zijn de gevolgen van ruim zeventien jaar marktwerking in de Nederlandse zorgsector. Onderstaand fragment laat zien hoe dat in zijn werk ging, en hoe huisartsen zich er van het begin af aan tegen verzetten, maar hun noodkreten steeds weer in dovemansoren zagen vallen.
Kijk hier de hele aflevering over het huisartseninfarct terug:
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.