Ministeries wisten van adoptiemisstanden en ‘baby farms’ in Sri Lanka
15-05-2020
•
leestijd 11 minuten
•
1766 keer bekeken
•
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie zijn al in 1991 door de Nederlandse ambassade in Colombo zeer gedetailleerd geïnformeerd over ernstige misstanden rond adopties in Sri Lanka. Dat staat in de correspondentie tussen de ambassade en het ministerie van Buitenlandse Zaken, die in het bezit is van Zembla. Ondanks dat de overheid wist van deze malafide adoptiepraktijken, zijn adopties van Sri Lankaanse kinderen naar Nederland gewoon doorgegaan. Minister Dekker voor Rechtsbescherming had deze informatie in 2018 moeten delen, toen Kamerleden naar aanleiding van de Zembla-uitzendingen over de illegale adopties vanuit Sri Lanka om opheldering hadden gevraagd over de kwestie. Dat vinden de door Zembla geraadpleegde deskundigen: emeritus hoogleraar Adoptie René Hoksbergen en Zef Hendriks, oud-directeur van adoptieorganisatie Wereldkinderen.
In de correspondentie staat dat Sri Lankaanse kinderen begin jaren 90 “illegaal zijn geselecteerd” voor adoptie door een advocaat in Sri Lanka die destijds adopties heeft georganiseerd voor Nederlandse adoptieorganisaties. Ook zijn kinderen “ondergebracht in een van de zes tehuizen die de juriste beheert alwaar het kind ter wereld wordt gebracht”, de zogeheten ‘baby farms’.
Op verzoek van Buitenlandse Zaken heeft het ministerie van Justitie in 1991 het Openbaar Ministerie opdracht gegeven onderzoek te doen naar Nederlandse adoptieorganisaties die met een Sri Lankaanse advocaat hebben samengewerkt, zo blijkt uit de correspondentie. Die advocaat was op dat moment door de Sri Lankaanse autoriteiten gearresteerd vanwege haar betrokkenheid bij illegale adopties en het runnen van ‘baby farms’.
Eerste rechtszaak van adoptiekind tegen Nederlandse Staat De correspondentie tussen de ambassade en het ministerie is aan het licht gekomen door een WOB-procedure van de Amsterdamse advocaat Lisa-Marie Komp. Zij vertegenwoordigt Dilani Butink in de eerste rechtszaak waarin een adoptiekind de Nederlandse Staat aansprakelijk stelt voor haar onrechtmatige adoptie. Butink verwijt de Staat adopties vanuit Sri Lanka te hebben laten doorgaan, ondanks dat de overheid wist van de malafide adoptiepraktijken in Sri Lanka. Het voornemen om de Staat aansprakelijk te stellen, hebben Komp en Butink aangekondigd in deel drie van de Zembla-afleveringen ‘Adoptiebedrog’ van 28 maart 2018. De zaak dient aanstaande maandag 18 mei bij de rechtbank in Den Haag.
Butink is in 1992 vanuit Sri Lanka geadopteerd via de adoptieorganisatie Kind en Toekomst. Volgens advocaat Komp zijn haar adoptiepapieren vervalst. De naam van haar biologische vader ontbreekt en het in de papieren genoemde ziekenhuis waar Butink geboren zou zijn, beschikt niet over haar geboorteakte. Twee handtekeningen in het dossier van de vrouw die destijds afstand van Butink zou hebben gedaan, blijken na forensisch onderzoek niet van dezelfde persoon te zijn.
Nederlandse adoptieorganisaties werken met malafide advocaat Het berichtenverkeer tussen de ambassade en het ministerie van Buitenlandse Zaken bevat onder meer een zogenoemd ‘memorandum’ van 30 augustus 1991. Daarin informeert de afdeling Consulaire Zaken in Colombo de Dienst Algemene Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken over de arrestatie van ‘een aantal personen (..) die betrokken zouden zijn bij de adoptie van illegaal geselecteerde baby’s’. Eén van die personen is de advocate Rukmani Thavanesan. Zij verzorgde destijds de juridische afwikkeling van adopties van Sri Lankaanse kinderen naar Nederland door de adoptieorganisaties Stichting International Adoption Services (IAS) en Stichting Flash.
Advocaat Thavanesan komt veelvuldig voor in de adoptiedossiers van Sri Lankaanse kinderen die naar Nederland zijn geadopteerd in de periode 1980-2000. Zembla onthulde in de uitzendingen Adoptiebedrog I en II uit 2017 dat tal van deze dossiers vervalst waren: geboortedata kloppen niet en afstandsmoeders zijn niet de biologische moeders. Ook blijkt dat adoptiekinderen uit Sri Lanka niet weten dat zij nog andere, eveneens geadopteerde broers of zussen hebben of onderdeel zijn van een tweeling. Zembla heeft ook de malafide praktijken van Stichting Flash onthuld, destijds de grootste afnemer van adoptiekinderen uit Sri Lanka. Zo heeft Flash onder meer een kind ter adoptie aangeboden op naam van een ander kind dat aanvankelijk geadopteerd zou worden maar was overleden.
De rol van de advocate wordt expliciet benoemd in het memorandum van de ambassade: ‘Thans is evenwel gebleken dat de kinderen niet op juiste wijze zijn geselecteerd. Genoemde advocate heeft contacten met ca. 20 agenten door het gehele land. Deze hebben de taak jonge ongehuwde zwangere vrouwen op te sporen en deze te bewegen hun kinderen af te staan voor adoptie. De agent krijgt voor deze bemiddeling een bedrag van LKR 10.000,- (=NLG 480,-).
Advocaat betrokken bij ‘baby farms’ Het memorandum beschrijft in detail de functie van de ‘baby farms’ en de betrokkenheid van de advocate daarbij: ‘Als de draagmoeder 8 maanden zwanger is wordt zij naar Colombo gehaald voor gesprekken met de advocate en een onderzoek. Vervolgens wordt zij ondergebracht in een van de zes tehuizen die de juriste beheert alwaar het kind ter wereld wordt gebracht. Voor vrouwen die niet meer terug willen naar hun geboorteplaats wordt een werkkring gezocht.’
In de Zembla-aflevering Adoptiebedrog II van 20 september 2017 bevestigde minister Rajitha Senaratne namens de Sri Lankaanse regering voor het eerst het bestaan van ‘baby farms’.
Kinderroof Het memorandum stelt vervolgens dat bij invallen door de Sri Lankaanse autoriteiten in de zes tehuizen twee baby’s zijn aangetroffen van 5 en 10 dagen oud ‘waarvan de moeder niet bekend was’. De afdeling Consulaire Zaken, die op haar beurt op de hoogte was gebracht door de British High Commissioner in Sri Lanka, laat het ministerie van Buitenlandse Zaken bovendien weten: ‘De mogelijkheid werd niet uitgesloten geacht dat hier sprake is van kinderroof,’ schrijft de ambassade.
Geknoei met medische verklaringen Het ministerie van Buitenlandse Zaken is door de Nederlandse ambassade in Colombo ook geïnformeerd over ‘geknoei met geboortedata en andere gegevens in de medische verklaring van adoptiekinderen’. In een bericht dat de ambassade op 23 juli 1991 naar het ministerie stuurt staat dat er onderzoek is gedaan naar de gang van zaken omtrent de medische verklaringen die onderdeel waren van de adoptieprocedure. Uit dit onderzoek is gebleken, zo schrijft de ambassade, ‘dat bepaalde adoptieorganisaties gebruik maakten van een gearrangeerde, niet bonafide arts’. De ambassade schrijft ook: ‘Deze heer bleek niet als arts geregistreerd te staan en was bij de terzake competente autoriteiten geheel onbekend’.
Ministeries op de hoogte, deden niets Het standpunt van de Nederlandse overheid is altijd geweest dat de adoptiemisstanden in Sri Lanka en andere landen niet de verantwoordelijkheid is van Nederland, maar van de ‘zendende landen.’ Maar volgens emeritus-hoogleraar Adoptie René Hoksbergen vormt het berichtenverkeer tussen de Nederlandse consulaire vertegenwoordiging in Sri Lanka en het ministerie van Buitenlandse Zaken het bewijs dat de Nederlandse overheid op de hoogte was van de malafide adoptiepraktijken in Sri Lanka.
“Het staat zwart op wit. Maar het ministerie van Justitie wist het allang. Ze kregen al ruim voor 1991 waarschuwingen van bonafide adoptieorganisaties. Maar daar deden ze niets mee, omdat ze vooral echtparen, die ongewild kinderloos waren, wilden helpen. Het is dan ook de vraag of ambtenaren de informatie die zij destijds hadden wel hebben gedeeld met de politiek verantwoordelijke leiding op het departement,” aldus Hoksbergen.
Hoksbergen tilt er zwaar aan dat de overheid van de illegale adopties wist, maar daar niet naar heeft gehandeld. Hij wijst op de gevolgen voor de betrokken adoptiekinderen: “Het gaat hier om het bedrog en verstoren van de identiteit van mensen. Veelal zullen zij hun leven lang worstelen met vragen als wie zij zijn, wie hun ouders zijn en wat hun ouders feitelijk hebben gewild.”
Ook voor Zef Hendriks, voormalig directeur van adoptieorganisatie Wereldkinderen, is het “een duidelijk verhaal” dat de Nederlandse ministeries op de hoogte waren van de misstanden. “Dat kun je niet meer ontkennen. Uit de correspondentie met BZ blijkt dat de ambassade het wist. Informeel wisten ze het al jaren, want in het informele overleg tussen de adoptieorganisaties, waar ambtenaren van Justitie bij zaten, is het vaak genoeg gezegd. Maar als de Nederlandse ambassade zegt: dit is er aan de hand en zoek het eens uit, dan kun je er niet meer omheen.”
Volgens zowel Hoksbergen als Hendriks heeft het ministerie van Justitie nooit iets gedaan met waarschuwingen van henzelf of signalen uit het adoptieveld dat er sprake was van malafide adoptiepraktijken. Hendriks: “Ze hadden meteen een hoge ambtenaar naar Sri Lanka moeten sturen om de feiten te checken.”
Onderzoek door OM Feit is, zo blijkt uit het berichtenverkeer tussen de ministeries, dat het ministerie van Justitie op verzoek van Buitenlandse zaken in oktober 1991 opdracht geeft aan het Openbaar Ministerie om de rol van twee Nederlandse adoptieorganisaties te onderzoeken. Deze organisaties hebben gebruik gemaakt van de diensten van de dan door Sri Lanka gearresteerde advocaat Thavanesan. Het zijn Stichting Flash en de Stichting International Adoption Services (IAS) uit Nijmegen. Stichting Flash was in 1991 een van de vergunninghouders die in adopties mochten bemiddelen. In de brief van Justitie aan het OM van 2 oktober 1991 staat dat Stichting IAS geen vergunning had, maar toch ‘bemiddelende activiteiten verricht bij de plaatsing van adoptief-kinderen uit Sri Lanka in onder meer gezinnen in Groot-Brittannië’. In de stukken bevindt zich ook een brief van Stichting IAS, dd. 5 juli 1991, aan aspirant-adoptieouders in het Verenigd Koninkrijk waarin de door hen te volgen adoptieprocedure wordt beschreven.
Uit onderzoek van Zembla blijkt nu, dat Stichting IAS al in 1986 is opgericht door de inmiddels overleden Dammas Hordijk. Voordien was Hordijk bestuurslid van Stichting Flash, wat mogelijk verklaart dat beide stichtingen van dezelfde Sri Lankaanse advocaat, Rukmani Thavanesan, gebruik hebben gemaakt. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat Stichting IAS in 2003 is ontbonden. Vooralsnog is onduidelijk in hoeveel adopties vanuit Sri Lanka door Stichting IAS is bemiddeld. Ook Stichting Flash bestaat inmiddels niet meer.
Dat Stichting IAS zonder vergunning toch in adopties heeft kunnen bemiddelen, terwijl de vergunningsplicht voor adoptieorganisaties in 1989 bij wet is geregeld, is voor emeritus-hoogleraar Hoksbergen het bewijs dat Justitie “totaal heeft gefaald in haar toezichtsfunctie”.
“Het ministerie had echt moeten ingrijpen. Dat Justitie alle signalen en waarschuwingen over de misstanden in Sri Lanka heeft genegeerd en de adopties, zelfs na de informatie van de ambassade uit 1991, heeft laten doorgaan vind ik bijna strafbaar,” aldus Hoksbergen.
Kennis over misstanden niet met Tweede Kamer gedeeld In reactie op Kamervragen naar aanleiding van de Zembla-uitzendingen over illegale adopties vanuit Sri Lanka, schrijft minister Sander Dekker 10 januari 2018 aan de Kamer: ‘Het is dan ook uitermate betreurenswaardig dat dit (ouders doen vrijwillig en goed geïnformeerd afstand van hun kind, red.) in bepaalde adoptieprocedures die in het verleden hebben plaatsgevonden kennelijk niet zo heeft plaatsgevonden.’
In september 2017 heeft Zembla een soortgelijke reactie van toenmalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Klaas Dijkhoff gekregen: ‘Het is spijtig te constateren dat bepaalde personen kennelijk een ander belang voor ogen hadden dan het belang van het kind, dat onder meer is gediend met kennis over identiteit en afstamming.’
In het licht van het feit dat het ministerie van Justitie en Veiligheid formeel al decennialang op de hoogte is van de adoptiemisstanden in Sri Lanka noemt Zef Hendriks, oud-directeur van Wereldkinderen, de antwoorden van de bewindslieden “niet compleet en niet eerlijk”. Hij vindt dat minister Dekker voor Rechtsbescherming in 2018 de informatie van de ambassade aan de ministeries met de Tweede Kamer had moeten delen.
“Het woord ‘kennelijk’ slaat nergens op,” zegt Hendriks, “Want het ministerie wist er gewoon van. Door het zo te formuleren creëren ze een rookgordijn.”
Voor emeritus-hoogleraar Adoptie René Hoksbergen staat eveneens vast dat de minister in 2018 de Tweede Kamer had moeten informeren over wat zijn departement al jarenlang over de adoptiemisstanden in Sri Lanka weet. “Natuurlijk had dat gemoeten,” zegt hij.
Ook Lisa-Marie Komp, de advocaat van Dilani Butink, hekelt de houding van het ministerie: “Omdat het ministerie van Justitie niet uit eigen beweging bekend heeft gemaakt wat zij over misstanden bij adopties uit Sri Lanka wist, was Dilani gedwongen om die met Wob-verzoeken boven tafel te krijgen. Dat is onredelijk en in strijd met de plicht van de Staat om eenieder zo veel mogelijk in staat te stellen zijn afstamming te kennen. En nu nog zijn er Wob-verzoeken en procedures nodig om de onderste steen boven te krijgen.”
Niet gehandeld in belang van kind Volgens advocaat Komp staat op basis van het berichtenverkeer tussen de ambassade en de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie vast dat de Nederlandse overheid “in detail op de hoogte was” van de malafide praktijken rond adopties in Sri Lanka. Ze verwijt de overheid desondanks niet te hebben ingegrepen. Wat betreft adoptieorganisatie Kind en Toekomst is volgens Komp “niet gebleken dat de organisatie maatregelen heeft genomen om het belang van Dilani Butink te waarborgen, ondanks mediaberichten over adoptiemisstanden in Sri Lanka die al voor haar adoptie aan de orde waren.”
“Er wordt bericht over babyhandel, over kinderroof. Er is niet naar Nederlandse normen op aanvaardbare wijze afstand gedaan van kinderen. Nergens blijkt dat de overheid heeft gehandeld in het belang van het kind, wat ook al voor de adoptiewetgeving van 1989 het uitgangspunt was,” aldus Komp.
Reactie ministerie van J&V, Kind en Toekomst Bertie Treur, voorzitter van Stichting Kind en Toekomst, zegt niet op vragen van Zembla te willen reageren “omdat de zaak nu onder de rechter ligt.”
Ook het ministerie van Justitie en Veiligheid wil niet op de rechtszaak reageren. Wel erkent het ministerie dat, ondanks de vergunningsplicht, Stichting IAS zonder vergunning in adopties heeft bemiddeld. De woordvoerder van het ministerie schrijft dat ‘voor zover te achterhalen’ IAS geen adopties voor Nederlandse adoptieouders heeft georganiseerd.
Het ministerie erkent ook dat het de Tweede Kamer ‘voor de volledigheid’ had moeten informeren over het OM-onderzoek naar de stichtingen IAS en Flash in 1991. Op de vraag van Zembla wat het resultaat is van dat onderzoek laat de woordvoerder weten: ‘Vooralsnog lijkt het erop dat er in ieder geval een onderzoek is gestart. De zoekslag bij het OM is nog niet afgerond. Het betreft een periode van zeer lang geleden. Doorzoeking van archieven van die periode kost meer tijd,’ aldus het ministerie.
Het ministerie van Justitie heeft naar aanleiding van alle informatie over de frauduleuze adopties vanuit Sri Lanka de adoptie niet opgeschort, ‘omdat werd geoordeeld dat dit niet in het belang zou zijn van de kinderen die voor adoptie in aanmerking zouden komen,’ zo schrijft de woordvoerder.
Lees hier alle antwoorden van het ministerie van Justitie:
Geen schadevergoeding Komp eist geen schadevergoeding voor haar cliënt. Ze hoopt dat de rechter uitspreekt, dat het handelen van de Staat bij adopties vanuit Sri Lanka onrechtmatig is geweest. Ze wil dat de Nederlandse overheid adoptiekinderen helpt bij het zoeken naar hun afstamming, en hen daarbij ook financieel ondersteunt.
Het feit dat de overheid al ruim vóór haar adoptie in 1992 wist van de misstanden rond adopties in Sri Lanka, en ook wist van de ‘baby farms’, noemt Dilani Butink “te belachelijk voor woorden”.
Butink: “Dat is de hele reden waarom ik de rechtszaak ben begonnen. Ik vind gewoon dat dit niet kan. Hoe kunnen ze (de overheid, red.) zeggen dat ze het niet wisten? Er is nooit onderzoek gedaan. Waarom niet?”
Pas in maart 1992 heeft niet Nederland, maar Sri Lanka naar aanleiding van alle berichten over de malafide adoptiepraktijken de interlandelijke adopties vanuit het land aan banden gelegd. Er zijn tussen de 3000 en 4000 Sri Lankaanse kinderen door Nederlandse echtparen geadopteerd. In de eerste Zembla-aflevering over Adoptiebedrog van 17 mei 2017 schat een voormalig bestuurslid van Stichting Flash, die anoniem wenst te blijven, dat 70 procent van de dossiers van adoptiekinderen uit Sri Lanka niet kloppen of vervalst zijn.
In opdracht van minister Dekker voor Rechtsbescherming doet de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden momenteel onderzoek naar de ‘feitelijke gang van zaken rondom oude adopties vanuit het buitenland en de rol van de Nederlandse overheid daarbij’, zo staat op de website van de commissie. Aanvankelijk zou de commissie in oktober dit jaar haar eindrapport aan de minister aanbieden. Maar door de coronacrisis heeft het onderzoek van de commissie vertraging opgelopen en zal oktober niet worden gehaald. Wanneer het onderzoek zal zijn afgerond, is nog niet bekend, zo laat de woordvoerder van de commissie weten.
Zembla-onderzoeksjournalist Norbert Reintjens vertelt bij radioprogramma De Nieuws BV over het feit dat ministeries wisten van de adoptiemisstanden en 'baby farms' in Sri Lanka:
Extra documenten:
1. Bericht Nederlandse ambassade aan Buitenlandse zaken, 23 juli 1991:
2. Memorandum Nederlandse ambassade aan Buitenlandse Zaken, 30 augustus 1991:
3. Brief Stg IAS, 5 juli 1991:
4. Brief Buitenlandse Zaken aan Justitie, 10 september 1991:
5. Brief ministerie van Justitie aan Arrondissementsparket Arnhem, 2 oktober 1991:
6. Brief Statsec Justitie aan Buitenlandse Zaken, 2 oktober 1991: