Zorgverzekeraars zitten met hun vergoedingsbeleid van medicijnen te veel op de stoel van de dokter, stellen huisartsen in Zembla. Patiënten ondervinden daardoor onnodig ongemak door verplichte medicijnwisselingen en voor huisartsen levert het nog meer werkdruk op. Minister Kuipers erkent dat dit soort situaties voorkomen, maar Kuipers is “niet van plan om de rol van de verzekeraar te verkleinen”, zegt hij in Zembla. Want zorgverzekeraars zorgen volgens de minister voor “voldoende zorg, van voldoende kwaliteit tegen een acceptabele prijs”.
Zembla sprak afgelopen maanden tientallen huisartsen. Ze maken zich grote zorgen over de toekomst van hun vak. Al bijna 20 jaar trekken huisartsen regelmatig aan de bel in politiek Den Haag. Door de vergrijzing en wachtlijsten hebben huisartsen meer kwetsbare patiënten dan ooit. Ze kunnen door de extra administratieve- en zorgtaken amper de zorg leveren die ze nodig achten. Uit onderzoek blijkt dat 78 procent van de huisartsen door de hoge werkdruk wel eens een verkeerde inschatting maakt.
Een van de grootste frustraties van huisartsen is de macht die zorgverzekeraars hebben sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006. Huisartsen gingen destijds massaal in staking, omdat ze bang waren dat zorgverzekeraars te veel te zeggen zouden krijgen. Toenmalig minister Hoogervorst van Volksgezondheid beloofde: “Die zorgverzekeraar zal nooit op de stoel van de arts gaan zitten, de arts bepaalt wie welk medicijn krijgt.” Toch is volgens de huisartsen de macht van de verzekeraar op dit moment groter dan ooit.
In Zembla vertelt huisarts Bart Bruijn dat hij in 2019 van zorgverzekeraar CZ zijn diabetespatiënten moest omzetten naar een ander soort insuline. “Dat heeft ons heel veel moeite en tijd gekost. De patiënten kregen bijwerkingen en complicaties. Nu moeten we ze weer terugzetten op die oude insuline en begint het hele circus opnieuw.”
Minister Kuipers zegt in Zembla dat hij hecht aan de rol van de zorgverzekeraars die moeten bewaken dat de zorg kwalitatief voldoende is en tegen een acceptabele prijs: “Dan kunnen wij kritiek hebben, maar we willen aan het eind van het jaar, op het moment dat we horen dat de premies weer met een bepaald bedrag omhooggaan, dat dat bedrag ook zo laag mogelijk is.”
De minister heeft recent wel met huisartsen en zorgverzekeraars afgesproken regelmatig te overleggen “over de impact van een maatregel die de één neemt, soms op hele goeie gronden, op het tijdsbeslag en de inzet die iemand anders moet plegen.”
Veel huisartsen twijfelden lang of ze het zorgakkoord wel wilden tekenen, omdat van eerdere mooie beloftes in hun ogen in de praktijk weinig terecht kwam. Vooral de grote hoeveelheid administratieve taken blijkt hardnekkig en “gaat ten koste van patiëntenzorg, die je soms gaat afraffelen”, zegt huisarts Senft. Hij spreekt uit ervaring: “Ik heb zeker wel eens iets gemist, zoals een situatie waarbij een patiënt een hele heftige rugpijn had. Die rugpijn bleek uiteindelijk te komen door een infectie van de ruggenwervels met doorbraak en het kapotgaan van de wervels en ook zenuwuitval. Die patiënt heeft er een gedeeltelijke dwarslaesie aan overgehouden. Dat kwam echt omdat ik in de haast en alle taken die ik op mijn bord had, niet kon zeggen: wacht even, ik moet nu echt even deze patiënt thuis bezoeken.”
Kijk de eerste beelden van 'Het huisartseninfarct':
In reactie hierop stelt minister Kuipers dat met het Integraal Zorgakkoord is geregeld dat huisartsen meer tijd kunnen nemen voor een gesprek met een patiënt, juist om de precieze zorgvraag en het probleem veel beter in het vizier te krijgen. “Is daarmee de kans dat je een verkeerde inschatting maakt nul? Nee, dat geldt voor geen enkele professional in de zorg. Er zijn momenten dat je een verkeerde inschatting maakt. Alleen je wilt de kans daarop zo klein mogelijk maken. En dat is met dat zorgakkoord mogelijk gemaakt”, aldus Kuipers.
Het aantal huisartsen dat er de brui aan geeft, neemt toe. Vorig jaar stopten 73 huisartsen onder de vijftig jaar ermee. Met als gevolg een alarmerend huisartsentekort, noodgedwongen patiëntenstops en commerciële bedrijven die de huisartsenpraktijk overnemen. “Ik zie niet heel veel licht aan de horizon, tenzij de Nederlandse burger bereid is te accepteren dat het echt minder gaat worden”, zegt huisarts Yoav Senft.
Kuipers erkent dat de werkdruk voor huisartsen hoog is en dat dit leidt tot “verstopping in de zorg”. Naast de vergrijzing, de groei van de bevolking en meer mensen met langdurige ziekten, legt de minister de oorzaak ook bij de patiënt zelf: “Wij moeten ons als burger, als consument heel goed realiseren dat er ook vragen bij zijn die eigenlijk geen zorgvraag zijn of eigenlijk helemaal niet bij een huisarts terecht horen. En daar moeten we wel proberen om iets aan te doen, want dat is niet bij te houden.”
In het Integraal Zorgakkoord is volgens Kuipers daarom afgesproken om digitale middelen en ook dus zelfhulp te versterken. Veel huisartsen verwijzen nu al op hun website of in het bandje aan de telefoon naar thuisarts.nl of moetiknaardedokter.nl. “Wat we proberen”, zegt Kuipers, “is om ook te zoeken naar andere oplossingsmogelijkheden, waar dat maar enigszins kan”.
Wat huisartsen ook grote zorgen baart is het verdwijnen van de vaste relatie met de patiënt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het hebben van een vaste huisarts beter is voor je gezondheid. Juist door een langdurige relatie ontwikkelen huisartsen het zogenoemde ‘niet pluis-gevoel’. “Ik ruik het bij wijze van spreken, als mensen binnenkomen, dan ruik ik of er wat aan de hand is”, zegt onlangs gepensioneerde huisarts Ferdinand Helmers uit Kloosterzande in Zembla.
Het zijn vooral de huisartsen met een eigen praktijk die zo’n vaste relatie met hun patiënten opbouwen, maar daarvan zijn er steeds minder. Praktijkhouders die met pensioen willen, kunnen vaak geen opvolger vinden, omdat de nieuwe generatie huisartsen terugdeinst voor de administratieve rompslomp en managementtaken die daarbij horen. Ruim 20 procent van de huisartsen werkt inmiddels als zzp-er bij verschillende praktijken.
“Als je kijkt naar de verhouding tussen het aantal praktijkhouders en het aantal mensen wat nog geen praktijk is, dan moeten we toch faciliteren dat mensen op een gegeven moment zeggen: ik ben zo bevlogen ik wil me wel gewoon blijvend vestigen en praktijkhouder zijn”, zegt Kuipers daarover in Zembla. “Wat wij doen in het integrale zorgakkoord is inzetten op versterking van de eerste lijn, waaronder de huisartsenpraktijk. Daar hoort ook bij: het aantrekkelijker maken van het praktijkhouderschap. Maar”, zo voegt de minister daaraan toe, “dat is ook iets wat het gesprek moet zijn binnen de beroepsvereniging van huisartsen zelf”.
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.