Als het aan de Europese Unie ligt is 25 procent van de landbouw in 2030 biologisch. Voor veel boeren in de gangbare landbouw is die overstap niet heel aantrekkelijk: biologisch is arbeidsintensiever en vereist een flinke (financiële) investering. Daar komt nu mogelijk nog een ander probleem bij: met pesticiden vervuild oppervlaktewater.
Dit artikel in het kort:
Een fruitteler uit West-Friesland maakt de overstap naar biologisch. Hij loopt daarbij tegen een probleem aan: vervuild oppervlaktewater.
Volgens Skal, het certificeringsorgaan van de biologische sector, is de kwaliteit van het oppervlaktewater in zijn omgeving zo slecht, dat hij het beter niet kan gebruiken voor het beregenen van zijn fruit na hitte of vorst. Omdat er gewasbeschermingsmiddelen achter kunnen blijven op zijn fruit, kan de teler volgens Skal een biologisch keurmerk mislopen.
In het oppervlaktewater van de polder waar het bedrijf van de fruitteler zit, komen normoverschrijdingen voor van bepaalde middelen, die onder meer gebruikt worden in de sierteelt.
Het waterschap (HHNK) moet normoverschrijdingen van pesticiden in het oppervlaktewater voorkomen en tegengaan, maar treedt volgens de teler niet op. Het waterschap raadt hem aan om zelf een put te graven als hij schoon water wil.
Fruitteler René van der Aarde maakte na jaren wikken en wegen dit jaar de overstap naar biologisch. Op dit moment teelt Van der Aarde voornamelijk peren in Hem, een dorp in de regio West-Friesland. Over zijn omschakeling naar biologisch zegt hij: “Ik heb het gevoel dat het product er beter van wordt. En ik heb deze keuze gemaakt voor mijn gezondheid en die van mijn gezin.” Volgens de Gezondheidsraad blijkt uit buitenlands onderzoek dat landbouwgif kan leiden tot gezondheidsschade, zoals de ziekte van Parkinson en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen.
Sierteelt Wie biologisch wil gaan telen, moet zijn of haar perceel ‘omschakelen’. Op percelen waar niet eerder biologisch geteeld is, duurt die omschakelperiode zo’n twee tot drie jaar. Die periode is volgens Skal, het certificeringsorgaan van de biologische sector, nodig om de grond landbouwgif-vrij te krijgen. Van der Aarde: “Dat betekent dat we een aantal jaren minder oogst hebben, terwijl we wel de prijs ontvangen voor reguliere teelt-producten. Je moet dan zelf bijleggen.” Een spannende stap dus voor de fruitteler, vanwege het financiële risico.
Maar er is nog iets wat het spannend maakt: zijn omgeving. Van der Aarde: “In deze regio (West-Friesland) is de sierteeltsector groot. Dat maakt de overstap naar biologisch niet makkelijk.” Als Van der Aarde het traject aangaat, vermoedt hij al dat het oppervlaktewater in zijn omgeving niet al te schoon is. Van der Aarde: "Middelen die op bloembollen zitten die de grond in gaan, spoelen uit in de maanden dat het nat weer is. In het voorjaar zie je dan ook een hoge concentratie van de middelen in het oppervlaktewater. Na een natte winter ligt het spul hier dus in het water.” De kwaliteit van het water in kleine wateren zoals sloten, vijvers en grachten is in 80 procent van de gevallen matig of slecht, bleek onlangs nog uit onderzoek van Natuur & Milieu:
Oppervlaktewater De vermoedens van de teler worden dit voorjaar nogmaals bevestigd door Skal: het oppervlaktewater in zijn omgeving is inderdaad zo ernstig vervuild, dat er residuen kunnen achterblijven op zijn gewassen. Van der Aarde: “Als ik dus na een nacht vorst of na een hete dag mijn gewassen wil beregenen met slootwater, loop ik dus het risico dat er middelen op komen die er niet op mogen zitten. Dat betekent dat ik mijn product dus niet kan verkopen onder een biologisch label.”
Van der Aarde besluit om hulp te vragen bij de provincie (Noord-Holland): hij wil weten of hij kan omschakelen naar biologisch op een manier waarbij hij toch het water rond zijn perceel kan gebruiken. De provincie wil hem helpen en doet navraag bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK): de instantie die verantwoordelijk is voor, onder andere, schoon oppervlaktewater.
De Provincie Noord-Holland vraagt het verantwoordelijke waterschap (HHNK) om actie te ondernemen
Als Van der Aarde bericht terugkrijgt van het HHNK, blijkt dat er meerdere normoverschrijdende stoffen in zijn polder (de Drieban) zijn aangetroffen in de periode 2016 t/m 2018. Het gaat om de stoffen pyraclostrobin, captan, boscalid, carbendazim en imidacloprid. Het HHNK schrijft dat deze gegevens echter niet veel zeggen over de actuele situatie en door de afstand (de monsters zijn genomen bij het krooshekgemaal bij Drieban) ook niet veel over de locatie waar de fruittuin van René van der Aarde gevestigd is.
‘Ondernemer maakt fout en geeft slootwaterkwaliteit de schuld’ De medewerker van het waterschap vraagt zich in de mail ook af in hoeverre het gebruik van het slootwater kan leiden tot afkeuring van het biologische product. “Het beregenen van gewassen met water dat een dergelijke concentratie bevat, leidt tot nog verdere verdunning op het te onderzoeken product, waarbij de factor tijd tussen beregenen en analyse ook nog eens zorgt voor afbraak van de stof,” schrijft hij.
Hij stelt dat alles wel heel erg tegen moet zitten als de stoffen nog aantoonbaar aanwezig zijn op het geoogste product. “Ik denk dat een aantal ondernemers die bij Skal in het verleden tegen de lamp zijn gelopen in feite een foutje hebben gemaakt en vervolgens de slootwaterkwaliteit hiervan de schuld hebben gegeven,” stelt de medewerker.
‘Te zot voor woorden’ Het waterschap sluit af door te zeggen dat als Van der Aarde wil beregenen en daarbij geen enkel risico wil lopen, hij geen gebruik moet maken van oppervlaktewater. “Hij kan dan zelfstandig voor een alternatieve watervoorziening zorg dragen. Denk hierbij aan verzameld regenwater, leidingwater of bronwater.”
De boodschap dat een biologische boer voor zijn eigen schone watervoorziening moet zorgen, valt niet goed bij fruitteler Van der Aarde: “Dus de waardes zijn aantoonbaar normoverschrijdend, er wordt niet opgetreden door het HHNK en dan wordt mij geadviseerd om een put te graven om te beregenen als ik schoon water wil hebben. Met kosten voor eigen rekening. Dat is toch te zot voor woorden?”
NVWA De provincie, Van der Aarde en Skal laten het waterschap weten dat het wel degelijk mogelijk is dat er residuen van gewasbeschermingsmiddelen op planten teruggevonden kunnen worden, die niet door de teler zelf zijn gebruikt. Ze verwijzen naar een rechtszaak van een paar jaar terug, waarbij werd aangetoond dat bestrijdingsmiddelen van boeren in de omgeving op de producten van een tuinder werden aangetroffen.
Volgens de provincie ging het om een tuinder in Hem, hetzelfde dorp als waar het bedrijf van Van der Aarde is gevestigd. Op de gewassen van de tuinder trof de NVWA een middel aan dat in de fruitteelt niet gebruikt mag worden, maar wel in de sierteelt voorkomt.
De tuinder moest met bewijs komen waarin hij kon aantonen dat hij het middel niet op zijn bedrijf had gebruikt. Uiteindelijk won hij de zaak van NVWA omdat uit metingen bleek dat de waardes van de stof die in de fruitgewassen werden aangetroffen, zo laag waren dat ze alleen veroorzaakt konden worden door het beregenen van de gewassen met oppervlaktewater.
De stoffen zijn dus wel degelijk aanwezig in de omgeving van de fruitteler, sterker nog: in 2017 werd dat door metingen van het waterschap zelf aangetoond. Van der Aarde: “In de sloot die tussen mij en mijn buurman ligt, zag ik de vervuiling. Ik heb toen het waterschap daarop gewezen. Op mijn verzoek is er toen een meting geweest.” Daarbij werden waarden gemeten die nooit van het bedrijf van Van der Aarde afkomstig konden zijn, zegt ook de Provincie.
Volgens de Provincie moeten normoverschrijdingen in de Driebanpolder de verduurzamingsslag van ondernemers niet in de weg zitten:
‘Contaminatie niet altijd te voorkomen’ Ook Skal mengt zich in het gesprek. De Provincie vroeg het certificeringsorgaan van de biologische sector of er incidenten zijn geweest met fruit dat door Skal is afgekeurd door beregening met oppervlaktewater. Daarop reageert het Skal dat er inderdaad incidenten zijn geweest: “Biologische productie vindt plaats in een wereld die vol zit met chemicaliën. Contaminatie is dus niet altijd te voorkomen. Daarom zullen deze incidenten niet direct leiden tot de-certificatie van het fruit. Ze hebben wel consequenties voor het bedrijf”, schrijft Skal.
Die consequenties komen volgens Skal in de vorm van een aanvullend onderzoek als er residuen worden gevonden. “Dit leidt tot extra kosten voor het bedrijf. De afzet van het fruit kan tot problemen leiden, een handelaar of retailer kan besluiten het product niet te accepteren vanwege de residuen. Op termijn kunnen wij niet uitsluiten dat bij voortduren van de contaminatie het perceel als ongeschikt wordt geacht voor biologische productie.”
Mogelijkheden beperkt Het waterschap schrijft terug dat het HHNK beperkte mogelijkheden heeft om tegen te gaan dat schadelijke gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater terechtkomen. Verder schrijft het waterschap: “Ik kan onze toezichthouders en handhavers vragen om extra aandacht te hebben voor dit gebied. Zij kunnen bijvoorbeeld toetsen op voldoende brede teeltvrije zones, juist gebruik van spuitapparatuur en dergelijke. In het laatste geval moeten we wel een overtreding constateren om op te kunnen treden.”
Met extra metingen stelt HHNK terughoudend te zijn: “In verband met de hoge kosten die met analyse van gewasbeschermingsmiddelen gemoeid zijn. Daarom kiezen we voor representatieve punten verspreid door ons gebied. We kunnen dus geen garantie geven dat er geen normoverschrijdingen meer zullen zijn.” Het waterschap benadrukt nogmaals dat de teler het minst risico loopt door zijn eigen watervoorziening te regelen en het niet uit de omliggende sloot te halen.
Weinig alternatieven Van der Aarde is boos over deze houding van het waterschap en stelt dat zijn geduld op is. “We hebben met zijn allen normen bepaald en die worden niet gehaald. Als ik biologisch word, is vervuild oppervlaktewater voor mij een probleem. Ik denk dan: het waterschap kent het probleem, doe er dan ook wat mee. We weten waar het vandaan komt, maar het is voor het HHNK kennelijk te veel werk om bij deze ondernemers de broekriem stevig aan te trekken.”
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet volgens landbouwminister Carola Schouten radicaal anders. Schouten vertelde eerder aan Zembla dat ze wil dat er drastisch minder bestrijdingsmiddelen worden gespoten, onder andere op de bloembollenvelden in de Bollenstreek. Maar Van der Aarde ziet ook dat er weinig alternatieven zijn als het gaat om bestrijdingsmiddelen die de bollenboeren gebruiken. “Ik vind dat de omslag ook uit de politiek moet komen en vanuit de universiteit Wageningen. De boer krijgt nu alles maar op zijn bord. Maar zoals ik het nu zie is de winst voor de een en de rommel voor de ander.”