© Foto: Jelmer de Haas/Atlas Contact
Als adolescent vluchtte Keyvan Shahbazi (1964) na langdurig te zijn gemarteld naar Nederland. Veertig jaar later ziet hij zijn folteraar terug op tv, als staatshoofd van zijn geboorteland Iran.
Door Jeroen Pen
Ja, zegt de Iraans-Nederlandse schrijver die als jongeman zijn geboorteland ontvluchtte, natuurlijk wil hij zijn verhaal aan Zembla vertellen, maar op één voorwaarde: dat hij niet als slachtoffer wordt neergezet.
Waarom eigenlijk niet? Keyvan Shahbazi somt wat van de gruwelijkheden op die hem zijn overkomen – daarover zo meteen meer – en concludeert daarna koeltjes: “Dat is allemaal gebeurd, maar ik ben niet in een hoekje gaan zitten huilen. Ik ben opgestaan en ik heb mijn rug gerecht. Ze hebben het geprobeerd, maar zijn er niet in geslaagd mij te breken. Een slachtoffer had niet bereikt wat mij de afgelopen veertig jaar in Nederland is gelukt. De daadwerkelijke slachtoffers zijn mijn vrienden en generatiegenoten die in Iran zijn vermoord door het regime. Het enige dat ik kan doen is als schrijver proberen hun stem te zijn, ervoor zorgen dat hun verhaal alsnog aan de wereld wordt verteld."
Hij was een gevoelig jongetje, leergierig bovendien. Zodra hij kan lezen, brengt hij zijn schoolvakanties het liefst in de bibliotheek door. Boeken hebben de neiging hem op te slokken, te betoveren. Als kind van welgestelde Iraniërs ziet Shahbazi tijdens vakanties weliswaar veel van de wereld, maar de meeste plekken en culturen leert hij kennen via boeken.
Hij is piepjong als hij voor het eerst zijn ambitie formuleert: schrijver worden. Op zijn negende probeert hij voor het eerst iets gepubliceerd te krijgen. Een kort verhaal, gebaseerd op iets wat hij gedroomd heeft. Shahbazi trekt gelijk de stoute schoenen aan en biedt zijn werk aan bij een krant. Kort daarna volgt zijn eerste afwijzing. Het dagblad is niet geïnteresseerd in stukken over negenjarige jongens die een rondleiding krijgen in een mierenkolonie.
Het Perzische rijk, later Iran, kent van oudsher een koning als staatshoofd, ook wel Sjah genoemd. De laatste Sjah, Mohammad Reza Pahlavi, is sinds in 1941 aan de macht. Niet zonder slag of stoot: op een gegeven moment vlucht hij noodgedwongen naar Rome. Voor zijn terugkeer is inmenging nodig van het Westen, meer specifiek Amerika.
Het duurt even voor zijn regime uitgroeit tot moordmachine, maar zodra de Sjah op stoom is, komen er geen andersdenkenden meer aan te pas. Er ontstaat een volwaardige dictatuur, compleet met onevenredig grote geheime dienst.
Slecht nieuws voor de geestelijken, die in Iran van oudsher een soortgelijke rol vervullen als de krantencolumnist: de zittende macht controleren en publiekelijk bekritiseren. Een van de bekendste geestelijken is Khomeini. Als criticaster legt hij zich het meeste toe op de groter wordende rol van het Westen en de kleiner wordende rol van de islam. De eerste botsing tussen de Sjah en Khomeini komt in 1962. Khomeini is inmiddels opgeklommen tot ayatollah, en leidt het verzet tegen de invoering van het vrouwenkiesrecht en het toelaten van niet-islamitische kandidaten bij lokale verkiezingen.
Na maanden van ongeregeldheden gaat Khomeini de gevangenis in. Als hij na te zijn vrijgelaten de confrontatie blijft zoeken met de Sjah, volgt een draconischer maatregel: de militaire rechtbank veroordeelt hem ter dood, maar de de Sjah strijkt met de hand over het hart en verbant hem naar Irak.
Mede door enorme inflatie wordt de maatschappelijke onvrede halverwege de jaren zeventig breed gedragen. Zo breed zelfs dat er draagvlak is voor een revolutie. Tegenstanders van de Sjah bestaan uit een bonte verzameling van religieuze fanatici, welgestelde Iraniërs die wilden wat ze tijdens periodes in het buitenland hebben leren kennen: democratie, trotse Iraniërs die de invloeden uit het Westen juist beu zijn, en de altijd aanwezige ‘angry young men’, die dankbaar meesurfen op de golven van maatschappelijke onvrede en onrust.
Tijdens protesten en in gesmoorde avondgesprekken klinkt steeds vaker de naam van Khomeini. De eveneens naar Nederland gevluchte hoogleraar en publicist Afshin Ellian herinnert zich nog goed dat iedereen plotseling te koop liep met de verbannen Ayatollah, zonder dat iemand precies wist waarom.
“Hij was nadrukkelijk tegen de Sjah,” vertelt Ellian erover in een uitzending van Andere Tijden, “maar verder wisten we weinig over hem.”
Keyvan Shahbazi is veertien jaar oud als de ernst van de situatie volledig tot hem doordringt. Hij herinnert zich het moment nog goed: “Ik was op vakantie met mijn ouders in Parijs.” Ze lopen op de Champs-Élysées als zijn blik valt op de voorpagina van een krant, keurig uitgestald voor een kiosk. “Eerst een foto van een grote groep mensen op straat, vanuit de rug van soldaten. Daarnaast nog een foto, duidelijk een paar minuten later genomen: een hoop lichamen op straat. Mijn moeder rukte mijn hand weg - ik mocht er niet naar kijken. Dat waren de eerste demonstraties tegen het regime in Teheran.”
Als ze terugkomen van vakantie, herkent Shahbazi het land waar hij in opgroeide amper. “Het Iran dat wij hadden verlaten, bestond eigenlijk niet meer. Er waren overal militairen en pantservoertuigen op straat. Overal stakingen, demonstraties.”
Het is de nazomer van 1978.
De manier waarop hij protesten neerslaat, de vele gedode demonstranten; vrijwel niemand wil in de winter nog onder het verstikkende regime van de Sjah leven. Khomeini speelt slim op die onvrede in, en krijgt daarbij steun uit onverwachte hoek: de BBC.
Keyvan Shahbazi: “Elke avond was er een staking van het elektriciteitsbedrijf, dus niemand had stroom. De enige bron van informatie was BBC Persian Language. Iedereen zat met een kaars thuis te luisteren. Zij werden steeds meer een spreekbuis van de revolutionairen.”
De adoratie van Khomeini neemt steeds merkwaardiger vormen aan, vertelt Shahbazi. “Op een avond werd er [op de BBC] gezegd dat het beeld van Khomeini in de maan te zien was. Mensen gingen allemaal naar buiten om te kijken… Hij ontsteeg plots de gewone leider. Mensen dichtten hem bovennatuurlijke krachten toe. Khomeini werd een soort Messias.”
Zelf gaat Shahbazi ook de straat op, en richt zijn blik op de hemel. Geen Khomeini te bekennen. “Ik deed mijn best, maar ik zag niets.”
Het voorjaar van 1979 gaat de Iraanse geschiedenis in als de lente van vrijheid. Op 16 januari zendt Radio Teheran het verlossende woord uit: de Sjah heeft de benen genomen. Overal gaan Iraniërs de straat op en ontstaan massale volksfeesten. Toeterende auto’s, wildvreemden die elkaar huilend van blijdschap in de armen vliegen – scènes die je normaliter ziet in landen die zojuist een WK-finale hebben gewonnen.
Khomeini keert terug vanuit Parijs, in een Air France vliegtuig vergezeld door 180 journalisten, hoofdzakelijk uit het Westen. In het vliegtuig vragen de journalisten wat hij voelt om na 15 jaar terug te zijn in zijn geboorteland. Zijn antwoord: "Niets. Want hem gaat het niet om het land Iran, maar om de islam." Hij maakt van zijn hart geen moordkuil: nu de Sjah weg is, moet ook de premier het veld ruimen. Iran is toe aan een nieuwe start.
In een toespraak benadrukt Khomeini dat Iran nog een lange weg te gaan heeft. “Er staan ons nog veel problemen te wachten. Ons volk moet zich ervan bewust zijn dat het vertrek van de Sjah niet de eindzege is. Het is slechts een eerste glimp daarvan.”
© Foto: Gabriel Duval/AFP/ANP
De vreugde die vrijheid biedt houdt maanden aan. Plotseling kan je alles zeggen, hoef je niet permanent op je hoede te zijn. De Lente van vrijheid heeft alles en iedereen in zijn greep, de middelbare school van Keyvan Shahbazi incluis.
“We hadden natuurkunde. De leraar kwam het lokaal binnen en zei: ‘Ik ben een democraat.’ Een klasgenoot vroeg of het raam open mocht, een ander wilde hem juist liever dicht houden. “
“Mijn docent zei: ‘Wij zijn democraten, dus wij gaan stemmen. Het eerste halfuur van de natuurkunde les stemden we over of het raam open mocht of niet. Mensen kwamen voor het eerst in hun leven met de gedachte van democratie in aanraking. Een fundamentele verandering, bevrijding. Iedereen verwachtte dat er vrije verkiezingen zouden zijn, dat alle politieke bewegingen mochten meedoen.”
De eerste verkiezingen die Khomeini organiseert zijn een referendum over hoe nu verder. De vraag: een islamitische republiek, ja of nee?”
Wat een islamitische republiek precies behelst weet niemand, en er wordt ook geen enkele poging gedaan het te verduidelijken. Voor Iraniërs is het een keuze tussen verleden en toekomst, tussen onderdrukking en vrijheid – tussen Khomeini en de Sjah, kortom.
Een overweldigende 98 procent stemt ‘ja’.
Het islamisme, een uiterst conservatieve stroming, is nog relatief onbekend als stroming. In buitenlandse media hebben Iraniërs Khomeini bovendien leren kennen als een sociaaldemocraat, die met enige regelmaat met Mahatma Gandhi wordt vergeleken.
Kort na het referendum roept Khomeini de Revolutionaire Garde in het leven, een elitekorps met als doel om de kersverse islamitische republiek te beschermen. Om aan zijn kerntaak te kunnen voldoen heeft de Garde een inlichtingendienst, een omvangrijk leger en de zogeheten Basij, een paramilitaire groep van vrijwilligers.
De lente van vrijheid blijkt van korte duur: vanaf nu staat ieder seizoen in het teken van dictatuur.
Om hem heen ziet Keyvan Shahbazi zijn land in rap tempo afglijden. “Zuiveringen in het onderwijs. Vrouwen die niet meer in het justitiële apparaat mochten werken. A4’tjes op de ramen en deuren van winkels, allemaal in dezelfde vormgeving, met daarop de boodschap: verboden toegang voor vrouwen zonder sluier. Homoseksuelen die hun baan kwijtraakten. Het land werd steeds onvrijer. Onder de Sjah was het een seculiere dictatuur; Khomeini ging nog verder en wilde ook bepalen hoe mensen zich in hun eigen huis moesten gedragen. Hij riep kinderen op om hun ouders aan te geven als zij zich niet islamitisch gedroegen.”
Shahbazi is zeventien jaar en onderweg naar zijn eindexamen biologie als het gebeurt. Leden van de Basij, die min of meer wisten wat voor opvattingen hij in die korte periode van vrijheid had geuit, nemen hem mee en overhandigen hem aan de Revolutionaire Garde.
Tijdens de martelsessies die volgen, vraagt Shahbazi steeds: wat willen jullie weten? “Je weet zelf veel beter dan wij wat je moet vertellen,” krijgt hij te horen.
Alleen: hij weet het niet. Dat is misschien nog wel het meest gekmakende aan die tijd, als hij eraan terugdenkt: de wreedaardige willekeur. “Als je in een rechtstaat bent gevormd en opgegroeid, dan denk je dat er een reden is waarom de overheid je oppakt. In een land als Iran hoeft daar geen reden voor te zijn. Het feit dat je niet één van hen bent maakt je al verdacht.”
Het cellencomplex waarin hij gevangen zit bevindt zich in een militaire basis, weet Shahbazi. Vanuit de kleine ruimte kan hij zijn lotgenoten in principe niet zien, maar wel horen. Op een gegeven moment herkent hij het huilen en de stem van een klasgenoot, een van zijn beste vrienden nota bene. Als de klasgenoot zegt dat hij die nacht zal worden geëxecuteerd, stelt Shahbazi hem instictief gerust – dat lot wacht alleen hen die bij het vorige regime hoorden.
Tekst gaat verder onder video
Die nacht schrikt Shahbazi wakker van gestommel op de gang. Hij trekt zich omhoog en kijkt door een klein, betralied raampje – zijn enige venster tot de buitenwereld. Door de tralies ziet hij hoe zijn klasgenoot tegen de muur wordt gezet, dood neervalt, en nog twee keer van achter in de nek wordt geschoten.”
Een bloemlezing van wat Shahbazi zelf nog te wachten staat: “Je met stroomkabels slaan, je uitkleden, je schijnexecuteren. Midden in de nacht je geblinddoekt tegen een muur zetten en de gene die links en rechts van je staan doodschieten. Daarna zeggen dat jouw tijd nog niet was gekomen, morgenavond misschien… Ze proberen je geestelijk te breken.”
Niet veel later probeert Shahbazi zichzelf van het leven te beroven. Als hij geen zelfmoordpoging had gedaan, was hij er paradoxaal genoeg misschien niet meer geweest. De overdosis mislukt, zijn ouders komen met een grote hoeveelheid smeergeld over de brug en krijgen het voor elkaar dat hij kan worden opgenomen in een gesloten psychiatrische inrichting. Met behulp van psychiaters en verplegers kan hij uiteindelijk vluchten. Na nog eens anderhalf jaar ondergedoken te hebben gezeten vlucht hij te voet via de bergen de grens over, Turkije in.
Hij bezoekt de ene na de andere open dag, maar tevergeefs. Hoe blij Shahbazi ook is met zijn nieuwe land, een droom zal hij er moeten laten varen: literatuurwetenschap studeren. Steeds krijgt hij te horen: we lezen de boeken in de oorspronkelijke taal. In het Duits, Frans, Nederlands – talen die hij niet machtig is.
Met zijn Nederlandse burgerschap lijkt de kans dat hij nog schrijver kan worden sowieso nihil. Hij kan zich vooralsnog amper uitdrukken in dat rare Hollands, laat staan er hele romans in uit de grond stampen.
De keuze valt op culturele psychologie. Zo geeft hij zijn droom nog niet helemaal op: wie de mens en zijn psyche begrijpt, kan realistische personages bedenken.
© Foto: Norbert Schiller/ANP
Iran en Irak raken in 1980 een bloedige oorlog verzeild. Negen jaar later overlijdt Ayatollah Khomeini, maar niet voor hij een fatwa over de Indiaas-Britse schrijver Salman Rushdie heeft uitgeroepen. Diens roman De duivelsverzen bevat enige, zij het milde, religiekritiek. De Britten verbreken alle diplomatieke banden met Iran, Amerika kondigt extra sancties aan. In Nederland laat premier Ruud Lubbers uitzoeken of er iets tegen het boek van Rushdie kan worden ondernomen, mogelijk zou het zelfs strafbaar zijn. Dat blijkt niet het geval.
Aan het eind van de jaren negentig loopt de inmiddels afgestudeerde Shahbazi minister Rogier van Boxtel (D66) tegen het lijf. Tot Shahbazi’s verbazing gaat een paar maanden later de telefoon: of hij op het ministerie wil komen werken. Hij zegt een, twee keer nee, en zegt dan toe. In 1999 begint hij op zijn eerste departement; er zullen nog vier ministeries volgen.
© Foto: Gabriel Duval/AFP/ANP
Je kunt Iran wel ontvluchten, maar dat betekent niet dat het gevaar van het regime en de Revolutionaire Garde geweken is. In 2015 wordt Ali Motamed in Nederland geliquideerd; twee jaar later wacht Ahmad Mola Nissi hetzelfde lot. Het regime volgt oppositiegroepen, die het ‘terroristisch’ noemt, overal ter wereld en houdt ze nauwlettend in de gaten.
Jaren eerder zette de feministische activist Masih Alinejad haar hoofddoek af en sloeg vervolgens op de vlucht. In haar nieuwe woonplaats New York weet de FBI in 2021 een poging haar te ontvoeren te verijdelen. Later worden drie mannen aangeklaagd die van plan zouden zijn geweest haar te vermoorden, naar vermoeden van de FBI in opdracht van Teheran.
“Ja, d'r is altijd een dreiging. Je kijkt altijd onder je auto, je kijkt altijd wie achter je loopt. Je neemt nooit dezelfde route naar huis. Je kondigt niet aan waar je bent, waar je niet bent. Het huis is van buiten niet te zien. Er hangen tegenwoordig camera’s.”
In de zomer van 2021 verschijnt dan toch een boek van Shahbazi’s hand, in het Nederlands. Het autobiografische ‘De Amerikaan van Karadj’ wordt uitgegeven door Atlas Contact en is een bij vlagen huiveringwekkend exposé van het ontstaan van de Islamitische republiek, en alles wat Shahbazi is overkomen.
“Het was alsof je voor het eerst een geliefde ontmoet,” zegt Shahbazi over het moment waarop het boek terug is van de drukker en hij voor het eerst een fysiek exemplaar in handen heeft. “Maar ook een enorme opluchting. Eindelijk is het me gelukt om die die zware last van mijn schouders te werpen. Eindelijk heb ik het verhaal van mijn generatiegenoten verteld.”
Twee maanden later wordt Ebrahim Raisi, de nieuwe president van Iran, beëdigd. Vanuit huis kijkt Keyvan Shahbazi knarsetandend toe. Hij herkent de man op tv maar al te goed: zo’n veertig jaar geleden werd hij onder aanvoering van Raisi gemarteld.
In september 2022 gaan de veelbesproken Mahsa Amini-protesten in Iran van start. De demonstraties houden maanden aan. De situatie vertoont overeenkomsten met eerdere revoluties. Plotseling lijkt verandering plausibel, of in ieder geval, niet langer onmogelijk. Het regime reageert met ijzeren vuist. De Revolutionaire Garde zou 20 duizend demonstranten hebben gearresteerd, en er zouden honderden doden zijn gevallen. Een woedende meute bestormt de voormalige woning van Khomeini, inmiddels een museum, en sticht er brand.
Het vijfde ministerie waar Shahbazi komt te werken is dat van Financiën, waar hij onder andere vertrouwenspersoon is. Iemand bij wie slachtoffers terecht kunnen, die zelf niets van slachtofferschap wil weten. De suggestie dat dit wrang is, wijst Shahbazi resoluut van de hand. “Niets is zo kortzichtig als het leed van de ene mens vergelijken met het leed van de andere mens.”
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.