‘Digitale ontwrichting’
Intussen nam de digitalisering alleen maar toe. De opkomst van sociale media en andere online diensten brachten grote gevolgen met zich mee voor onze manier van communiceren. Nu zitten we dagelijks gemiddeld 98 minuten op sociale media, oplopend naar 143 minuten onder jongeren van 15 tot en met 19 jaar.
Onlangs concludeerde de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) samen met inlichtingendiensten AIVD en MIVD, dat Nederland risico loopt op ‘digitale ontwrichting’. In het rapport staat dat beïnvloeding vanuit andere landen door bijvoorbeeld desinformatie te verspreiden via social media, een van de grootste risico’s is. Het zou zorgen voor 'een dreiging voor de sociale en politieke stabiliteit'.
“Digitalisering gaat niet langer meer over bedrijfsprocessen van de overheid, maar ook ook over allerlei maatschappelijke vraagstukken”, vertelt Wolfgang Ebbers, bijzonder hoogleraar ‘ICT en strategisch innoveren in de publieke sector’ aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. “Van inclusievraagstukken als digitale uitsluiting tot aan cybercrimevraagstukken als bedrijfsspionage. Van kunstmatige intelligentievraagstukken als singulariteit (waarin computers het handelen en denken van mensen in bedrijfsleven en overheid overnemen) tot aan desinformatievraagstukken waarbij vanuit andere landen democratische processen doelbewust gefrustreerd worden met nepnieuws.”
"Een overheid die zijn contact met de burger digitaliseert, sluit bepaalde burgers uit"
Controle over gegevens
Emeritus hoogleraar media en internet, Jan van Dijk, vindt dat burgers veel meer controle moeten krijgen over hun gegevens. “De overheid moet het voor elkaar krijgen dat burgers al hun contacten kunnen meenemen naar een ander platform als ze daar vanaf willen, zonder dat je te maken krijgt met eisen van bijvoorbeeld Facebook.” Dit is nu niet mogelijk, omdat het recht op de zogeheten dataportabiliteit nog niet praktisch is uitgewerkt in de huidige AVG-wetgeving. “Niemand weet bijvoorbeeld hoe je je contacten van WhatsApp naar Signal of Telegram kan overzetten”, vertelt hij.
‘Nederlandse politiek tandeloos’
D66’er Verhoeven richtte een paar jaar geleden een tijdelijke onderzoekscommissie op, samen met Kamerleden Kathalijne Buitenweg (GroenLinks), Chris van Dam (CDA) en Jan Middendorp (VVD). “Naarmate de jaren vorderden waren er steeds meer Kamerleden die vonden dat onderwerpen bleven liggen. De Nederlandse politiek was eigenlijk tandeloos als het ging om digitale zaken.”
Uit het rapport “Update vereist’’ dat ze schreven, kwamen duidelijke aanbevelingen naar voren: richt een vaste Kamercommissie Digitale Zaken op, die kan namelijk Kamervragen stellen en aan de bel trekken. Een ander advies is om meer kennis over digitalisering in de politiek te krijgen. Burgers hebben namelijk geen controle over degene die data over hen verzamelt of wat er gebeurt met hun foto’s en video’s. Welke garantie bestaat er dat de verzamelde gegevens uit handen blijven van derden, zoals bedrijven, overheden en inlichtingendiensten?
“Het is de taak van de Tweede Kamer om grip op dit samenspel te krijgen en op die manier het perspectief van de burgers te vertolken op onze digitale toekomst. Dit lukt tot nu toe onvoldoende”, staat er in het rapport.
Lees ook: 'Rol Chinees hightechbedrijf bij C2000 lijkt uitgespeeld'
Minister van Digitale Zaken
Een kritisch oordeel van de tijdelijke onderzoekscommissie. Desondanks ontbrak er een advies dat Verhoeven graag in het rapport had gezien: stel een minister van Digitale Zaken aan. “Wij gaan niet over zulk advies, dus daarom hebben we dat er niet ingezet, maar ik vind zonder enige twijfel dat die minister er moet komen.”
Emeritus hoogleraar Jan van Dijk denkt daar anders over. Hij ziet een minister als een schijnoplossing. "Een vaste commissie is beter en moet veel meer mogelijkheden en financiering krijgen om Kamerleden te ondersteunen op kennisgebied, want dat ontbreekt."
Hoogleraar Ebbers is wel voorstander van zo'n minister: "Doordat er steeds meer maatschappelijke vraagstukken komen, lijkt de tijd langzaam rijp voor een minister van Digitale Zaken, maar het wordt nog een uitdaging hoe zijn of haar portefeuille eruit moet zien. Waar gaat zo’n minister over? Hij ziet het niet snel gebeuren dat er een speciale minister voor de technologie door de overheid zelf wordt aangesteld. “Technologie zit overal. Bij Rijkswaterstaat, op het spoor, bij de Belastingdienst, bij UWV, ga zo maar door. Dan gaat een bewindspersoon zich begeven op beleidsdomeinen van anderen en dat geeft politiek gezien altijd gedoe."
Volgens Verhoeven is het debat over digitalisering dan ook te versnipperd. “Op dit moment zie je dat drie ministeries over hetzelfde onderwerp spreken. Dat zie je terug bij een discussie over algoritmes. Het kan vallen onder het ministerie van Justitie, Economische Zaken én Binnenlandse Zaken. Dan heb je steeds dezelfde discussie waardoor het oppervlakkig blijft. Het moet niet gaan over of algoritmes goed zijn voor de zorg, defensie of het onderwijs. Algoritmes gaan over discriminatie, gelijke behandeling en de macht tussen verschillende bedrijven en burgers. Daar moet het over gaan. Helpt of bedreigt het mensen en wat kunnen we daaraan doen?”
Zo’n vaste commissie en een verantwoordelijk minister moeten zich volgens Verhoeven gaan richten op de hoofdzaken: “Dus zij geven geen advies over iPads in het onderwijs of over elektronische patiëntendossiers in de zorg, want dat hoort bij de vakministers.” Met hoofdzaken bedoelt Verhoeven alles wat met big data en algoritmes te maken heeft. Hoe moeten grote techbedrijven en overheden omgaan met data zonder dat ze grondrechten van mensen aantasten? Of: wat doen we met onze afhankelijkheid van andere landen als het gaat om sleuteltechnologieën, zoals het 5G-netwerk dat ook wordt aangelegd door het Chinese bedrijf Huawei?
"Als er niks gebeurt dan wordt het negatieve gebruik van internet, zoals cybercrime, steeds sterker"
Meer over:
digitalisering, politiek, ict, minister van digitale zaken, toeslagenaffaire, verzuimpolitie, cbrSchrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.