Via een Nederlandse bedrijfsconstructie ontduiken Iraanse staatsbedrijven Europese handelssancties. Dat blijkt uit onderzoek van Zembla. Deze Iraanse oliebedrijven zijn volgens deskundigen nauw verweven met de Revolutionaire Garde die in Europa al jaren op de sanctielijst staat. Een van die oliebedrijven richtte in Nederland een dochterbedrijf op dat geld verdient met oliedeals. Deze BV is ook betrokken bij de inkoop van onderdelen voor de Iraanse olie- en gasindustrie. De opbrengsten van die Iraanse olie- en gaswinning komen vervolgens deels terecht bij de Garde.
De Revolutionaire Garde is het elitekorps van het Islamitisch regime in Teheran. Het is verboden om zaken te doen met de Garde, met bedrijven van de Garde of met bedrijven die de Garde financieren. De Garde was betrokken bij het bloedig neerslaan van de recente protesten in Iran. Daarbij werden de afgelopen maanden honderden mensen doodgeschoten en heeft volgens internationale media op grote schaal marteling plaatsgevonden.
Uit onderzoek van Zembla blijkt dat in 2017 op het adres van een Iraans-Nederlands handelscentrum in Leiderdorp een dochteronderneming werd gevestigd van het Iraanse staatsoliebedrijf NIOC. Deze dochteronderneming, O1 International BV, werd volgens gegevens van de Kamer van Koophandel bestuurd door Behzad Mohammadi, een Iraanse staatsecretaris van Olie. O1 verhuisde op 1 november 2018 naar het World Trade Center in Den Haag. Mohammadi werd in 2020, samen met het Iraanse staatsoliebedrijf NIOC, door de Amerikaanse overheid op een sanctielijst geplaatst vanwege financiering van de Revolutionaire Garde.
NIOC staat niet op de Europese sanctielijst, maar dat ontslaat Nederlandse bedrijven niet van hun plicht om zogeheten ‘due diligence-onderzoek’ te doen naar eventuele banden met de Revolutionaire Garde, vertelt sanctieadvocaat Yvo Amar in de Zembla-uitzending. De Amerikanen toonden al aan dat NIOC voor honderden miljoenen dollars aan olie heeft doorgesluisd naar de Revolutionaire Garde. “Het is in de markt bekend dat NIOC gelieerd is aan de Revolutionaire Garde", zegt Amar. "Dan moet je NIOC, en ook de bedrijven die eigendom zijn van NIOC, behandelen als gesanctioneerde partijen." Doe je wel zaken met zo’n gesanctioneerde partij, dan ben je strafbaar zegt Amar. Het gaat dan om zes jaar gevangenisstraf en voor bedrijven om 900 duizend euro boete.
Zembla ontdekte dat O1 International miljoenen euro's kreeg voor de verkoop van olie. Dat blijkt uit Britse rechtbankdocumenten. Ook heeft Zembla inzage in facturen waaruit blijkt dat O1 in Europa onderdelen voor de Iraanse olie- en gasindustrie heeft ingekocht.
O1 International BV wilde niet ingaan op vragen van Zembla.
Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma (D66) vindt dat de feiten uit het Zembla-onderzoek aanleiding zouden moeten geven tot ‘serieus en snel’ onderzoek door het Openbaar Ministerie. “En als dit strafbaar is, om dit zo snel mogelijk voor een Nederlandse rechtbank te brengen.”
Het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van sancties, wil niet op de specifieke casus uit het Zembla-onderzoek ingaan. Een woordvoerder stelt dat er altijd onderzoek wordt gedaan en waar nodig gehandhaafd als er indicaties zijn dat sancties worden overtreden.
Het OM heeft de afgelopen jaren slechts in één geval een Nederlands bedrijf vervolgd vanwege overtreding van de sancties tegen de Revolutionaire Garde, zo leert navraag van Zembla. “Het is een strafrechtsgebied waarop gewoon helemaal niet werd gehandhaafd,” aldus sanctieadvocaat Amar. “Het is nog steeds niet op orde.”
De eigenaar van het handelscentrum waar O1 International BV van oktober 2017 tot november 2018 stond ingeschreven, de Iraans-Nederlandse meubelhandelaar Mazyar Timjani, stelt tegenover Zembla geen betrokkenheid te hebben gehad bij de activiteiten van het bedrijf. Hij stelt slechts advies te hebben verleend en huisvesting te hebben verzorgd. Uit het onderzoek van Zembla blijkt echter dat Timjani's vrouw vanaf de oprichting van 1 oktober 2017 tot maart 2018 geregistreerd stond als ‘gevolmachtigde’ van het bedrijf. Daarnaast stond Timjani in 2017 samen met het Iraanse moederbedrijf van O1 op een olie- en gasbeurs in de RAI. Daar was ook de Iraanse ambassadeur bij aanwezig. Volgens Katy Mohasselzadeh, de echtgenote van Timjani die als gevolmachtigde van 01 International BV stond geregistreerd, zijn zij en haar man niet betrokken geweest bij transacties van O1. Timjani noemt tegenover Zembla zijn handelscentrum een privé-initiatief. Iraanse media hebben echter bericht dat Timjani werd ‘aangesteld’ als directeur door een Iraanse vicepresident. Deze vicepresident kwam in 2016 speciaal over uit Teheran om het handelscentrum te openen.
Kijk de eerste beelden:
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.