Honderdduizenden Europese migranten werken in Nederland onder zorgwekkende omstandigheden. Een deel van hen eindigt op straat. Arbeidseconoom Ronald Dekker, die decennia onderzoek deed naar de verhouding tussen vast- en flexwerk, reconstrueert hoe het zover heeft kunnen komen.
Voorheen werden ze gastarbeider genoemd, tegenwoordig meestal arbeidsmigrant: mensen die vanuit het buitenland naar Nederland komen om vacatures te vervullen die anders vacant zouden blijven. Omdat de gevraagde expertise hier ontbreekt, of omdat het over werk gaat waarvoor wij onze neus ophalen. “De Nederlander, voor zover die bestaat, heeft betere opties,” constateert arbeidseconoom Ronald Dekker (1969).
Dus komen er op serieuze schaal Europeanen uit zogeheten MOE-(Midden- en Oost- Europese)landen als Polen, Roemenië of Bulgarije naar Nederland. Of, beter gezegd: worden zij op serieuze schaal hierheen gehaald. “Ze verzinnen dat meestal niet zelf,” zegt Dekker, “maar worden in hun thuisland gerekruteerd door uitzendbureaus die in opdracht van bedrijven zoeken naar arbeidskrachten.” Met succes: honderdduizenden MOE-landers werden op deze manier geworven. Dat het werk fysiek zwaar en tijdelijk van aard is, weerhoudt ze er niet van hun geluk in Nederland te beproeven. Niet zelden leven ze thuis toch in armoede. Dan is de keuze snel gemaakt.
Als groep maakt dat ze bij uitstek kwetsbaar, een gegeven waar bedrijven dankbaar op inspelen. Vaak ligt het salaris van deze MOE-landers rond het minimumloon, werken ze op flexcontracten, en zijn ze voor zowel werk als wonen afhankelijk van hetzelfde uitzendbureau, dat naast hun baas ook nog eens hun huisbaas is.
Ronald Dekker: "Nederland zat veertig jaar lang vol op het orgel van economische groei."
“Mensen die van toeten noch blazen weten,” aldus Dekker, “die in Bulgarije al tot de armere bevolkingsgroepen behoorden, en hier op een flexibel contract komen werken voor een werkgever die ook nog eens hun huisbaas is.” Daar hebben we een woord voor, zegt de wetenschapper. “Uitbuiting. Sorry, ik kan er echt niks mooiers van maken.”
In het Brabantse Boxtel betalen arbeidsmigranten tussen de 110 en 130 euro per week voor een simpele kamer die ze in veel gevallen moeten delen met een lotgenoot. Keuken en douche met andere bewoners van het pand, die in dezelfde omstandigheden verkeren. Uitzendbureaus zijn naast werkgever vaak ook huisjesmelker. Wanneer een arbeidsmigrant zijn werk verliest, raakt hij ook zijn huisvesting kwijt. Volgens de CAO van de uitzendbranche mogen mensen nog een maand in de woning blijven, maar in praktijk vertrekken huurders sneller: door het verlies van inkomen kunnen ze de huur niet langer betalen.
Met alle gevolgen van dien. “Je kunt een rechte lijn trekken tussen mensen die gedwongen in parken slapen, tijdelijk werk en de verknoping van het werkgeverschap en huisbaasschap,” zegt Dekker. “Als die mensen hun werk kwijtraken zijn ze ook direct hun woonruimte kwijt en komen ze op straat te staan. De laatste jaren zie je dat steeds meer gebeuren.”
Hoeveel mensen momenteel op straat leven als gevolg hiervan is niet bekend. Stichting Barka, opgericht om kwetsbare arbeidsmigranten te ondersteunen, zegt vorig jaar rond de drieduizend dakloze mensen te hebben geholpen. Het geeft slechts een indicatie van de omvang van het probleem – het merendeel komt überhaupt niet in aanraking met Barka, dat niet in heel Nederland actief is. Het ligt dan ook voor de hand dat het daadwerkelijke aantal daklozen vele malen hoger ligt.
Onze omgang met arbeidsmigranten weerspiegelt deels de manier waarop we de arbeidsmarkt voor mensen met een Nederlands paspoort hebben ingericht. “Nederland zat veertig jaar lang volledig op het orgel van economische groei. We hebben bedacht dat werkgevers, bedrijven en andere organisaties zoveel mogelijke ruimte moeten krijgen om die groei te realiseren. De gedachte was: het is behulpzaam om bij het inhuren van arbeid zo flexibel mogelijk te kunnen opereren. Meer dan in andere landen hebben we hier daarom uitzendwerk toegestaan.”
Zo ontstond een bloeiende uitzendsector met een invloedrijke lobby, die volgens Dekker ‘in de haarvaten van de beleidsvorming’ zit. “Zij hebben ervoor gezorgd dat de sector zichzelf voor een groot deel mag reguleren.”
In Nederland hebben we het werkgeverschap en wat daarbij komt kijken aan uitzendbureaus toevertrouwd. “Daardoor hebben die bedrijven de verantwoordelijkheid weggemanaged, zou je kunnen zeggen. We spreken niet hen maar de uitzendbureaus aan op goed of slecht werkgeverschap. Dat is volgens de wet logisch, maar we doen denk ik te weinig met de inlener die dat werkgeverschap uitbesteedt.”
Een logisch gevolg van de eerder genoemde nadruk op groei, meent Dekker. “Bedrijven worden aangemoedigd om economische waarde te maken, dat is nou eenmaal het principe achter het kapitalisme. Ga lekker geld verdienen, dat is goed voor de economie.”
“Met Spanje en Polen hebben wij de grootste flexibele schil van Europa,” vervolgt Dekker. “Er is lang beleid gevoerd op banen, banen, banen. In de context van de jaren tachtig was dat logisch. Het kwam vanuit een trauma van langdurige werkeloosheid met grote maatschappelijke problemen tot gevolg.”
Als Polen begin deze eeuw als eerste MOE-land toetreedt tot de Europese Unie, berekent het Centraal Planbureau hoeveel arbeidsmigranten we ongeveer mogen verwachten. In het extreemste geval komt het CPB tot 22 duizend – een fractie van de honderdduizenden arbeidsmigranten die in de praktijk naar Nederland zouden komen.
“Met de toetreding van de MOE-landen tot de EU kwam er ineens een enorm reservoir aan goedkope arbeid bij,” verklaart Dekker. “Je kan op je vingers natellen dat bedrijven daar in een kapitalistisch systeem gebruik van maken.” De vraag naar arbeidsmigranten bleef hoog, maar tot baanzekerheid leidde dat niet. Het werk mag dan structureel lijken, de contracten blijven hardnekkig flexibel.
“Ze werden en worden vaak ingehuurd om eenvoudig, repetitief routinewerk,” legt Dekker uit. “Als bedrijf weet je: in de komende jaren kan ik hier een machine voor kopen, tot die tijd moet ik het met mensen doen. Dat moet dan wel kostenefficiënt - lees: goedkoop - gebeuren.”
Hoe valt dat eigenlijk te rijmen met de wettelijke bescherming die deze migranten wel degelijk genieten? Uitgebuit worden op een minimumloon - hoe zit dat?
Dat komt volgens Dekker door wat hij ‘de twee gezichten van Europa’ noemt. “We proberen qua economische groei de VS te zijn, maar hebben tegelijkertijd een sociale ondergrens waar we niet doorheen willen zakken.” Die uitgangspunten staan soms op gespannen voet met elkaar. “De spelregels van de EU zijn expliciet gemaakt voor het bevorderen van de welvaart. In Nederland heb je daarbij nog de regels voor flexibele arbeid, die wat losser zijn dan in veel andere landen.”
Hij zucht. “Kijk, in het bedrijfsleven is winst vaak een doorslaggevend argument. Aan economische beslissingen gaat zelden de vraag vooraf of het eigenlijk wel zo’n goed idee is. De vraag is: hoe kunnen we bedrijven prikkelen om in de toekomst wel goed na te denken?”
Zembla deed de afgelopen maanden onderzoek naar de positie van arbeidsmigranten in Nederland. Niet alleen blijkt die precair, hun aanwezigheid zorgt ook nog eens vaak voor onrust in de gemeentes waarin ze worden gehuisvest. Hoe kan het dat een systeem standhoudt dat uitbuiting combineert met maatschappelijke onrust? Welke belangen spelen een rol? Kijk de uitzending hier terug:
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.