Interview met de maker van 'De propagandamachine van IS'
18-10-2016
• leestijd 5 minuten
In de Franse documentaire Le Studio de la Terreur (in Nederland te zien als Zembla International) legt regisseur Alexis Marant bloot hoe IS propaganda bedrijft. ‘Ze maken een lange neus door onze eigen beeldtaal te gebruiken.’
Een jaar voor de aanslagen in Parijs begon Alexis Marant met de voorbereidingen van zijn schokkende documentaire Le Studio de la Terreur. ‘Ik kwam op het idee nadat de eerste executievideo’s verschenen, in augustus 2014. Ik kende dit onderwerp absoluut niet, maar mijn producent en ik waren er van in de war. De beeldtaal leek in alles op dingen die we kenden. Het was duidelijk dat de inspiratie kwam van de popcultuur, van videospelletjes, uit realityshows, rampenfilms en horrorfilms. Dat wilden we begrijpen.’
Als journalist zag hij dat de propaganda een nieuwe fase was ingegaan. ‘Er werden verschillende camera’s gebruikt, de video’s waren steeds beter geregisseerd en de video’s bevatten ineens speciale effecten en gelikte graphics.’ Marant ging aan de slag en producenten Capa Presse en Canal+ trokken een flink budget uit voor dit project. ‘Ik heb in de beste omstandigheden kunnen werken,’ vertelt Marant, ‘maar dat was ook noodzakelijk voor een ingewikkeld onderwerp als dit. Ik kon bijna twee jaar lang research doen. Ik ben verschillende keren naar Turkije, Syrië en Irak gereisd en zo bouwde ik een groot netwerk van informanten op in het hele Midden-Oosten.’
Om zeker te weten dat die contacten ook echt voor IS werkten, had Marant een aparte methode: ‘Via via vroegen we ze een video voor ons te maken, om uit te leggen hoe ze te werk gingen. Dat hebben ze vrij snel gedaan, binnen een maand. Dat is het filmpje waarin je een strijder die ‘op reportage’ gaat zijn camera ziet inpakken. Dat filmpje hebben ze zelf vervolgens ook verspreid onder hun netwerk.’
Hoe gaat dat verspreiden eigenlijk, want via sociale media is dat toch eigenlijk niet meer mogelijk? Marant moet lachen om de – in zijn ogen – naïeve vraag. ‘Op Twitter is het nog steeds heel makkelijk. Als er een account offline gaat, is er binnen een paar minuten alweer een nieuwe gebruikersnaam. Via de chat-app Telegram gaan de accountnamen de wereld over. Er zijn zo’n twee- à driehonderd fanatieke volgelingen over de hele wereld die zorgen dat de video’s verspreid worden. Via een soort telefoonpiramide vinden de nieuwe filmpjes snel hun weg naar het publiek. Tegenhouden is technisch onmogelijk. Bovendien, een paar dagen voor er een grote productie aankomt, verspreiden ze trailers en posters. Net als met speelfilms.’
Marant laat in zijn documentaire verschillende jihadstrijders aan het woord. De interviews waren lastig te organiseren vanwege het wederzijdse wantrouwen. ‘Ik koos zelf de plek, dat was mijn absolute voorwaarde. Het moest een groot hotel zijn, met veiligheidspoortjes. En ik gaf de naam van de hotels pas op het laatste moment.’ Zijn belangrijkste spreker is Abou Missab. Hij was de enige die lang twijfelde of hij wel akkoord zou gaan. ‘Missab is een doorgewinterde elitesoldaat, die al elf jaar jihadstrijder is. Ik was bang en hij ook. Na lang onderhandelen kwamen we overeen dat we elkaar in een badplaats zouden ontmoeten, ver van de Syrische grens. Ik had een suite gehuurd in Antalya, waar we ons voordeden als toeristen. Hij heeft van tevoren de plek geïnspecteerd en kwam uiteindelijk opdagen, met mijn contact. Vervolgens hebben we twaalf uur met elkaar gesproken.’ Dat was half december, een maand na de aanslagen op de Bataclan en de Parijse cafés. ‘Missab zei: “Dat hebben ze verdiend.” Hoe reageer je dan? Je bent journalist, geen burger. Ik moest wel even slikken, maar ben er niet in mee gegaan. Dat heeft geen zin. Die gasten zijn wel tegen IS, maar niet tegen de jihad. Voor hen is het oorlog.’
In de film is een belangrijke rol weggelegd voor Wassim Nasr, een journalist van de nieuwszender France 24 die zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld als dé expert op dit onderwerp. Hij staat dagelijks in contact via sociale media met jihadstrijders in Syrië. In Le Studio de la Terreur brengt Nasr een bezoek aan Amsterdam. Hij spreekt daar een Syriër die hij Al Chami noemt, een van zijn oudste contacten. Al Chami was verantwoordelijk voor de media-activiteiten in het oosten van Syrië. Hij verdween van de radar en dook na maanden op in Amsterdam, meegereisd met de stroom vluchtelingen. Al Chami is nu tot inkeer gekomen. In een hotel in de hoofdstad geeft hij een inkijkje in de productietechnieken van de mediatak van IS. Waar Al Chami nu is, weten Nasr en Marant niet: ‘Zijn familie is nog in Syrië, maar hij is geen strijder meer.’ Had Marant de veiligheidsdiensten in Nederland niet op de hoogte moeten stellen? ‘Om met zo iemand in het centrum van Amsterdam te zitten, ja dat was wel even slikken. Maar Al Chami is helemaal klaar met IS. Daar zijn we van overtuigd, anders hadden we zijn aanwezigheid gemeld.’
Dat de films nu op gelikte Amerikaanse producties lijken is geen toeval. Aan het hoofd van de propagandastudio van IS staat nu een Amerikaan die in Hollywood heeft gewerkt, een ‘blanke’ volgens de bronnen van Marant. ‘We hadden alleen zijn oorlogsnaam, maar de Amerikaanse autoriteiten weigerden mee te werken om zijn echte naam te vinden. We wilden ook interviews opnemen in Hollywood. Daar hadden we drie fixers die gedurende zes maanden regisseurs en acteurs probeerden te strikken. Zonder succes. Het blijkt lastiger filmen in Hollywood dan in Raqqa,’ lacht Marant, om vervolgens serieuzer verder te gaan. ‘Onze media geven een gekleurd beeld van de geopolitiek. We versterken het beeld dat Arabieren niet zoals wij zijn. En dat is ook iets dat IS wil laten zien. Het is wraak nemen door ons een spiegel voor te houden. Ze maken een lange neus door onze eigen beeldtaal te gebruiken.’
Marant besluit enigszins gedesillusioneerd. ‘IS komt nu ook terug in Amerikaanse series, zoals House of Cards en Homeland. Uiteraard zijn het bad guys, maar onbedoeld doen deze series mee aan de verspreiding van IS-propaganda. De jihadi’s hoeven zelf niets te doen, we doen het werk voor ze. Het is een vicieuze cirkel waar we niet genoeg over praten. We moeten proberen te begrijpen wat hier aan de hand is, om er definitief mee af te rekenen.’
Zembla International, woensdag 19 oktober, NPO 2, 21:15 uur