Nederland helpt bij de opsporing van Rwandese vluchtelingen die worden verdacht van betrokkenheid bij de genocide in 1994. Niks mis mee, zou je zeggen. Want wie schuldig is aan volkerenmoord verdient straf. Maar over de wijze waarop Nederland tot zijn verdenkingen komt, woedt al jaren een verhit debat.
Rwanda is een dictatuur waar mensenrechtenschendingen aan de orde van de dag zijn. Waar politieke oppositie geen kans krijgt en tegenstanders van het regime in schijnprocessen tot lange gevangenisstraffen worden veroordeeld. Persvrijheid is er niet. Dat blijkt uit de uitzending ‘Dictatuur geen bezwaar.’
Het is een onopvallend rijtjeshuis in Bilthoven in een jarentachtigwijk met betegelde voortuinen en vervallen tuinhekjes. Dertien in een dozijn. Weinig buurtgenoten zullen weten dat hier een man woont waarvan wordt vermoed dat hij betrokken is geweest bij de volkerenmoord in Rwanda.
Claudien is een gedrongen vijftiger van weinig woorden. Hij woont hier met zijn echtgenote en hun jongste zoon. De twee oudste kinderen wonen al op zichzelf. Hoewel hij al bijna 20 jaar in Nederland is, en een Nederlands paspoort heeft, spreekt Claudien nog altijd het liefst Frans. Of Kinyarwanda, de taal van zijn moederland Rwanda. Daar was hij officier van de gendarmerie. Ook in 1994. Het jaar van de Rwandese genocide.
Toen zijn 800.000 mensen afgeslacht door extremistische Hutu’s. Hun woede richt zich op de andere bevolkingsgroep, de Tutsi’s, die een minderheid vormen in het land. Maar ook gematigde Hutu’s worden massaal omgebracht. In de jaren voorafgaand aan deze grootste genocide sinds de Holocaust, is via de veelbeluisterde radiozenders een giftige atmosfeer van haat tegen de Tutsi’s gecreëerd door Hutu-extremisten. Die haat bereikt een kookpunt als op 6 april 1994 de Hutu-president wordt vermoord. Zijn vliegtuig wordt uit de lucht geschoten. Het is het begin van honderd dagen waanzin.
Kijk de uitzending 'Dictatuur geen bezwaar':
Tutsi’s worden uit hun huizen gehaald of aangehouden bij wegversperringen waar ze hun identiteitskaarten moeten laten zien. Staat daar Tutsi op, dan is hun lot bezegeld. Ze worden doodgeschoten, aan stukken gehakt met machetes, levend verbrand of begraven. Door de Interahamwe, de extremistische Hutu-beweging, door militairen van het Hutu-leger, of gewoon door hun eigen buren. Mannen, vrouwen, kinderen, niemand wordt gespaard. De stank van de dood hangt als een verstikkende deken over het land.
De volkerenmoord stopt pas als het Rwandees Patriottisch Front (RPF), de Tutsi-rebellenbeweging de macht grijpt. Miljoenen Hutu’s slaan vervolgens op de vlucht. Extremisten en militairen die hebben deelgenomen aan de moordpartijen, maar ook onschuldige Hutu’s die vrezen slachtoffer te worden van de wraak van het RPF. In de jaren die volgen brengen onderzoeken van de Verenigde Naties en mensenrechtenorganisaties steeds meer bewijzen aan het licht over massale slachtpartijen onder Hutu-vluchtelingen door het RPF.
Claudien en zijn echtgenote komen uit de twee grootste etnische groepen van Rwanda: hij is Hutu, zij is Tutsi. Via Zaïre (tegenwoordig de Democratische Republiek Congo) en Zambia vluchten ze met hun kinderen naar Zuid-Afrika. Uiteindelijk worden ze, op voordracht van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, in 2003 als erkende vluchtelingen uitgenodigd om zich in Nederland te vestigen. Zo belanden ze in een nieuwbouwwijk in Bilthoven. In januari 2009 wordt Claudien Nederlands staatsburger.
Om zijn kans op werk in Nederland te vergroten laat Claudien zich omscholen en wordt hij administratief medewerker. Eerst bij een woningcorporatie, later bij een bedrijf dat voorziet in medische hulpmiddelen. Daar heeft Claudien nu al jaren een vaste aanstelling. Ondertussen wordt zijn vrouw politiek actief binnen de Rwandese gemeenschap in Nederland. Ze wordt een belangrijk gezicht in de buitenlandse oppositie tegen het Rwandese regime en zet zich vooral in voor de positie van politieke vluchtelingen uit Rwanda. Het stel heeft twee zoons en een dochter. De oudste zoon heeft inmiddels zijn eigen bedrijf en de jongste studeert aan het MBO. De dochter heeft bijna haar masteropleiding Internationaal en Europees Recht afgerond.
Jarenlang lijkt Bilthoven een veilige haven voor Claudien en zijn gezin. Maar dat verandert in juli 2020. Dan valt een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op de mat. Daarin laat de IND weten dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het Nederlanderschap van Claudien wil intrekken. Want onderzoek naar Claudien door het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ‘geresulteerd in de conclusie dat betrokkene in verband moet worden gebracht met: genocide’, zo staat in de brief.
Claudien zou in 1994 betrokken zijn geweest bij grootschalige moordpartijen. Hij zou hebben deelgenomen aan de aanval van de extremistische Interahamwe op Tutsi-vluchtelingen in de stad Kibuye in april 1994. Die hadden hun toevlucht gezocht in een kerk en in het grote Gatwaro Stadion. Daar zijn ze vrijwel allemaal binnen vier dagen afgeslacht. Een maand later zou hij hebben meegedaan aan aanvallen op vluchtelingen in de regio Bisesero, waar zich eveneens talloze vluchtelingen hadden verzameld. Ook daar zijn binnen enkele dagen duizenden vluchtelingen vermoord. De IND vermeldt een belangrijk detail. Claudien zou de bijnaam ‘Buffalo’ hebben gebruikt.
Claudien en zijn familie zijn radeloos. Ze stellen dat ze nooit aan de gruwelijkheden hebben deelgenomen. De IND zit er volledig naast, zeggen ze. Om dat te bewijzen hebben ze inmiddels een indrukwekkende stapel documenten verzameld. Daarmee probeert Claudiens advocaat aan te tonen dat de beschuldigingen vals zijn.
Wettelijk is bepaald dat de overheid het Nederlanderschap van iemand binnen 12 jaar kan terugdraaien. Daarna kan het niet meer, behalve als iemand strafrechtelijk is veroordeeld wegens het plegen van genocide, oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid. Claudien wordt weliswaar in verband gebracht met genocide, maar is daar niet voor veroordeeld. Hij kreeg de brief van de IND vlak voordat hij de 12 jaar grens zou bereiken.
Het is mogelijk dat Claudien betrokken is geweest bij de gruweldaden in Rwanda. Maar: die betrokkenheid is niet bewezen, hij wordt er alleen van beschuldigd. Want de bewijzen die de IND aanvoert rammelen aan alle kanten.
Er is geen rechtsgang geweest waarin de rechter op basis van bewijzen de feitelijke betrokkenheid van Claudien bij de genocide in Rwanda heeft vastgesteld. Je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is, luidt het rechtsprincipe. En toch draait de IND zijn naturalisatie terug en bestaat de kans dat Claudien op termijn Nederland wordt uitgezet of aan Rwanda wordt uitgeleverd. Op basis van een verdenking, gestoeld op vermoedens.
Dat zit zo. Het Vluchtelingenverdrag, dat ook door Nederland is ondertekend, bepaalt dat vluchtelingen niet mogen worden teruggestuurd naar een land waar ze gevaar lopen en dus recht hebben op bescherming. Maar het verdrag zegt ook, onder artikel 1F, dat als een vluchteling zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid hij géén recht heeft op die bescherming. Als er bovendien aanwijzingen zijn van iemands betrokkenheid bij zulke misdaden en hij/zij heeft daarover gezwegen, of niet helemaal de waarheid verteld tijdens de asielaanvraag, dan kan de IND die vluchteling ‘1F tegenwerpen’, zoals dat heet. Precies dat is bij Claudien en bij andere Rwandezen gebeurd.
Ook Claudien zou, vindt de IND, zijn rol bij de genocide in Rwanda hebben verzwegen tijdens zijn asielaanvraag. Want die rol zou blijken uit het onderzoek dat het ministerie van Buitenlandse Zaken in opdracht van de IND naar Claudien heeft gedaan.
De IND baseert zijn oordeel op een Individueel Ambtsbericht (IAB). Dat is een rapport over een vluchteling dat wordt opgesteld door een vertrouwenspersoon die door de Nederlandse ambassade in Rwanda in de arm is genomen. Die vertrouwenspersoon, zoals die persoon door ons ministerie wordt genoemd, is een lokale functionaris, vaak een advocaat, die onderzoek doet en getuigen hoort.
Tot zover lijkt dit een normale juridische procedure. De staat voert argumenten aan voor een beslissing. En betrokkenen kunnen die beslissing aanvechten door die argumenten te weerleggen. Maar dan komt het: het rapport dat de advocaat van de vluchteling uiteindelijk krijgt is geanonimiseerd. De naam van de vertrouwenspersoon, en die van de opgevoerde getuigen, zijn weggelakt. Wat die vertrouwenspersoon heeft gedaan en hoe hij getuigen heeft benaderd en bevraagd, blijft onduidelijk. Je verdedigen tegen een IAB is daarmee bijna onmogelijk. Ook de ‘beslisambtenaar’ van de IND besluit op basis van het geanonimiseerde rapport of iemands naturalisatie al dan niet wordt teruggedraaid.
“Kloppen de beschuldigingen wel?” vraagt onderzoeker Joost Brouwer zich af. Hij volgt al jarenlang 1F-zaken tegen Rwandese vluchtelingen en staat met zijn research verschillende asieladvocaten bij. Dat bronnen in Rwanda niet-verifieerbaar zijn, is een groot probleem, zegt hij. Rwanda staat nou eenmaal niet bekend als een open land waar mensen vrij en onafhankelijk kunnen zeggen wat ze willen zeggen. Mensenrechtenorganisaties kwalificeren Rwanda als een gesloten land zonder ruimte voor oppositie, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Het risico op valse verklaringen is groot, bijvoorbeeld uit angst om voor het regime onwenselijke dingen te zeggen.
Juist informatie uit Rwanda zou grondig moeten worden gecontroleerd. Maar dat gebeurt niet. Of het onderzoek door de vertrouwenspersoon in Rwanda correct is verlopen, wordt niet inhoudelijk getoetst. De IND vinkt alleen af of het rapport aan alle voorwaarden voldoet en of alle vragen zijn beantwoord. Er wordt niet gekeken of de feiten die in het individueel ambtsbericht worden genoemd, betrouwbaar of geloofwaardig zijn.
“Niemand checkt de feiten, niemand is verantwoordelijkheid voor de juistheid van de feiten,” zegt Jo-Anne Nijland, de advocaat van Claudien. “Enkel omdat de vertrouwenspersoon door Buitenlandse Zaken wordt geselecteerd, vertrouwen we volledig op diens onderzoeksresultaten voor een zeer vergaand besluit: intrekking van het Nederlanderschap en uiteindelijk uitlevering aan Rwanda.”
Volgens Nijland vindt de 1F-procedure van de IND plaats in een politieke context waarbij het in Rwanda zeer moeilijk of zelfs onmogelijk is om objectieve informatie over de genocide is te verkrijgen. Net als mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch wijst ze erop, dat Rwanda een totalitaire staat is waarbij volgens het officiële narratief de Hutu’s daders zijn en de Tutsi’s slachtoffers.
“Deze omstandigheden, in combinatie met het feit dat de feiten door ons niet te controleren zijn, maakt het proces zeer Kafkaësk. Het is vechten met blinddoek op,” aldus de advocaat.
Ook de bestuursrechter, die in beeld komt als de betrokken vluchteling de beslissing van de IND aanvecht, controleert slechts of het ambtsbericht zorgvuldig is opgesteld en aan alle criteria voldoet. Er wordt dus door niemand gekeken naar de feitelijke juistheid van de beschuldigingen. De bestuursrechter, en in hoger beroep ook de Raad van State, beschouwt het individuele ambtsbericht als een deskundigenbericht waar niet aan wordt getwijfeld. Volgens asieladvocaat Marq Wijngaarden is de vertrouwenspersoon gebonden aan strikte werkinstructies. “Maar de Raad van State vindt controle op de naleving van die regels niet noodzakelijk. Wat de vertrouwenspersoon zegt is per definitie waar,” aldus Wijngaarden.
Die kritiek gaat de Raad van State te ver. Een woordvoerder laat weten dat ‘als het ambtsbericht op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie geeft, dan mag de staatssecretaris bij zijn besluit van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan die juistheid.’ Maar het probleem is juist dat het voor de betrokkene die 1F tegengeworpen krijgt ondoenlijk is om de informatie in het ambtsbericht te controleren. Laat staan aanknopingspunten te vinden voor twijfel over de juistheid van de informatie.
Er kunnen dus allerlei feitelijke onjuistheden in een individueel ambtsbericht staan die niet gecorrigeerd worden. In het geval van Claudien leidt dat tot een bizarre situatie. De IND stelt namelijk dat Claudien als officier van de gendarmerie in Rwanda de bijnaam ‘Buffalo’ had. Dat hebben ‘betrouwbare bronnen’, dus in het ambtsbericht geanonimiseerde getuigen, verklaard, zegt de IND. Maar Claudien stelt dat hij helemaal nooit de bijnaam ‘Buffalo’ heeft gehad. En daarvoor heeft hij goede papieren: hij was getuige voor het VN-tribunaal in Arusha, Tanzania. Daar werden na 1994 belangrijke genocide-verdachten berecht. Getuigen die voor het tribunaal verklaringen aflegden, moesten brandschoon zijn. Rwandezen die zelf mogelijk hebben deelgenomen aan de genocide mochten niet getuigen. Dat werd door het tribunaal zorgvuldig gecheckt. Ook Claudien werd gescreend, omdat hij als getuige moest opdraven in een zaak tegen een genocide-verdachte die door het Tribunaal werd behandeld. En volgens het VN-tribunaal was op Claudien helemaal niets aan te merken.
Maar het wordt nog gekker. De persoon die volgens de IND de bijnaam ‘Buffalo’ heeft, heeft weliswaar dezelfde achternaam als Claudien, maar niet dezelfde voornaam. ‘Buffalo’ heet namelijk niet Claudien, maar Emmanuel Joseph. En die Emmanuel Joseph met de bijnaam ‘Buffalo’ is bovendien in Rwanda al veroordeeld wegens betrokkenheid bij de genocide en zit in de gevangenis. Dat kunnen Claudien en zijn advocaat Jo-Anne Nijland aantonen na zelf onderzoek te hebben gedaan.
Is hiermee een misverstand opgelost en kan Claudien nu weer verder met zijn leven? Nee dus. Want de IND heeft de Nederlandse ambassade opnieuw om een aanvullend onderzoek gevraagd. Daaruit blijkt dat de man met dezelfde achternaam als Claudien niet de bijnaam ‘Buffalo’ had, maar ‘Bifalo’. En dat Claudien dus toch degene was met de bijnaam ‘Buffalo’, zo laat de IND aan Claudien weten. Alle vermoedens aan de kant van de IND over Claudiens betrokkenheid bij de genocide blijven dan ook staan, vertelt advocaat Nijland.
“Maar het rapport waarin dit allemaal staat is helemaal zwart gelakt,” zegt Nijland. “Je weet niet hoe de verschillende bijnamen aan bronnen zijn voorgehouden. Is er echt gecheckt dat het om twee verschillende namen gaat? Of is het gewoon iets fonetisch? Dat het dezelfde bijnaam is, maar dan ietsje anders uitgesproken? Dit is allemaal niet te controleren, waardoor het onmogelijk is je hiertegen te verdedigen.”
Dat de verdenkingen op genocide niet zijn gestoeld op grondig onderzoek, maar op krakkemikkige vermoedens die niet eens door een rechter worden getoetst, is ook een doorn in het oog van vooraanstaande rechtsgeleerden. Emeritus-hoogleraar Rechtsvergelijking en Internationaal privaatrecht René de Groot noemt het “krankzinnig” dat de overheid de naturalisatie van een vluchteling kan terugdraaien, zónder dat er sprake is van een strafrechtelijke veroordeling.
“Ik heb zeer grote twijfels of de IND op basis van zó’n procedure, met onbewezen vermoedens, in overeenstemming handelt met het Europees recht,” zegt De Groot. “Als de Nederlandse nationaliteit wordt ontnomen, verlies je meteen ook je Europees burgerschap.”
Volgens de emeritus-hoogleraar zou de 1F-procedure van de IND “minimaal aan de maatstaven van het strafrecht moeten voldoen.” De consequenties van het verlies van de nationaliteit zijn dan ook niet mals. “Je raakt eigenlijk alles kwijt,” zegt De Groot. “Je wordt vaak staatloos. Dus je verliest je verblijfsrecht in Nederland en het recht op diplomatieke bescherming – Nederland kan je dan niet meer helpen als je in het buitenland in de problemen komt. Ook verlies je je burgerservicenummer, en dus je paspoort. Je kunt geen verzekeringen meer afsluiten en je hebt geen recht meer op sociale uitkeringen. Je verliest ook je baan. Kortom, je wordt helemaal afhankelijk van de liefdadigheid.”
“Je kunt een naturalisatie niet zomaar terugdraaien,” zegt Laura van Waas. Zij is als universitair docent verbonden aan de juridische faculteit van de Universiteit Tilburg en gespecialiseerd in nationaliteitsrecht. Volgens haar wordt er veel te makkelijk omgesprongen met de bescherming die een nationaliteit aan een betrokkene geeft. Nationaliteit is namelijk als mensenrecht erkend, legt zij uit. Artikel 15 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens stelt dan ook: een ieder heeft het recht op een nationaliteit en aan niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen (…).
Ze is het eens met emeritus-hoogleraar De Groot die vindt dat de door de IND gehanteerde 1F-procedure niet past in de Nederlandse rechtsstaat. “Om de nationaliteit van iemand te kunnen intrekken moet je een goede, legitieme grond hebben. Fraude is zo’n grond. Maar dan nog heb je je te houden aan goede procedurele waarborgen.”
En dat gebeurt niet. Oordelen op basis van geheime, niet-verifieerbare informatie dat iemand zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven, heeft niets te maken met goede procedurele waarborgen, zegt Van Waas. De consequenties van het verlies van je nationaliteit zijn al niet gering, maar ze zijn enorm voor politieke vluchtelingen uit Rwanda, zoals Claudien. Want na intrekking van het Nederlanderschap volgt waarschijnlijk uitzetting en berechting in Rwanda. Een land waar volgens mensenrechtenorganisaties geen sprake is van eerlijke, onafhankelijke rechtspraak.
Het afnemen van iemands nationaliteit moet ook proportioneel zijn. Dus, zegt Van Waas, moet je onderzoeken: wat is de impact voor het individu en wat is het belang van de staat? En: in hoeverre heeft de persoon zelf actief fraude gepleegd, of heeft de overheid misschien bepaalde informatie niet goed meegenomen op het moment van de asielaanvraag?
Ze ziet een paar opmerkelijke overeenkomsten met de wijze waarop de Nederlandse overheid omgaat met terrorismeverdachten die zich in het buitenland bevinden. “Net als met de vermeende genocide-verdachten uit Rwanda vindt men het veel te ingewikkeld om die strafrechtelijk te vervolgen. Het onderzoek is gecompliceerd, en het onderzoek kost veel geld, tijd en mankracht. Eigenlijk is er te weinig bewijs voor strafrechtelijke vervolging, dus wordt de nationaliteit ingetrokken. Dit berust op een vreemde logica: eigenlijk is er geen bewijs dat zo’n verdachte iets heeft gedaan waarvoor die de cel in moet, maar we vermoeden wel iets dus trekken we de nationaliteit in.”
Een woordvoerder van het ministerie van Justitie en Veiligheid laat schriftelijk weten dat de bestuursrechter in 1F-zaken niet slechts marginaal, maar wel degelijk een ‘volle toets’ toepast. Want, zo schrijft ze, de bestuursrechter loopt na of op de volledige besluitvorming door de IND op goede gronden artikel 1F is toegepast. Omdat de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht kunnen worden meegenomen, is dus wel degelijk te controleren op welke wijze het individuele ambtsbericht tot stand is gekomen, aldus de woordvoerder. Op het feit dat de advocaat van de genocideverdachte de onderliggende stukken alleen geanonimiseerd en grotendeels zwartgelakt krijgt, en de informatie dus niet kan checken, gaat de woordvoerder niet in.
En inderdaad, zo blijkt uit de antwoorden van het ministerie: bewijs leveren voor de beschuldigingen hoeft niet . Want ‘als het gaat om de bewijslast is het aan de IND om aan te tonen dat er ernstige redenen zijn voor het oordeel dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen zoals opgenomen in artikel 1F’. De woordvoerder wijst er verder op dat ook volgens richtlijnen van de UNHCR richtlijnen niet hoeft te worden voldaan ‘aan de strafrechtelijke bewijsstandaard’. Dat de consequenties van het terugdraaien van iemands naturalisatie grote, onomkeerbare gevolgen heeft voor een betrokkene en diens familie zegt Justitie in haar besluitvorming altijd in ogenschouw te nemen.
Naast alle kritische deskundigen, advocaten en mensenrechtenactivisten die al jaren te hoop lopen tegen de 1F-procedure van de IND heeft zich een nieuwe partij gemeld: de kinderen en kleinkinderen van een groep Rwandezen die met de genocide in verband wordt gebracht. Ze kwamen hier als jonge kinderen of zijn in Nederland geboren. Als volwassenen hebben ze zich nu, vaak goed opgeleid, verenigd in wat ze de campagne ‘Eerlijk Proces’ noemen. Want dat is wat ze willen: eerlijke rechtspraak volgens de eisen en voorwaarden van het strafrecht voor hun ouders en grootouders die van volkerenmoord beschuldigd worden. Wekelijks komen ze bij elkaar om te overleggen. Ze zijn vooral actief op sociale media, waar ze informatie delen, maar ook handtekeningenacties organiseren. Onder meer door gericht lobbywerk, organiseert de Tweede kamer op 9 juni een rondetafelgesprek over de 1F-problematiek.
“Ons doel is te voorkomen dat de IND zijn zin krijgt,” zegt Alida van Eerlijk Proces. De IND beschuldigt haar moeder ervan voorafgaand aan de genocide bijeenkomsten te hebben georganiseerd om haat te zaaien tegen de Tutsi’s. “Want als de IND zijn zin krijgt, worden onze ouders teruggestuurd naar Rwanda.”
Volgens het ministerie van Justitie en Veiligheid krijgen genocideverdachten in Rwanda een eerlijk proces, omdat hun berechting onder internationale wetgeving valt. Maar niet één van de leden van ‘Eerlijk Proces’ heeft de hoop dat hun ouders of grootouders in Rwanda daadwerkelijk een onafhankelijk, eerlijk proces zullen krijgen. Zij vrezen dat rechters die moeten oordelen over zaken met een politiek karakter nooit afwijken van de politieke lijn van het Rwandese regime. En die is dat genocideverdachten schuldig zijn.
Nederland heeft inmiddels drie personen aan Rwanda uitgeleverd. Twee van hen zijn inmiddels voor betrokkenheid bij de genocide veroordeeld en hebben lange gevangenisstraffen gekregen. De derde, die vorig jaar juli aan Rwanda werd uitgeleverd, is in afwachting van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak door de rechtbank.
In 2008 heeft de IND besloten om alle tot dan toe ingewilligde asielaanvragen van Rwandese vluchtelingen opnieuw tegen het licht te houden om te zien of, bij nader inzien, artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag op deze asielaanvragen van toepassing is. De aanleiding hiervoor ‘was het beschikbaar komen van meer gedetailleerde informatie over de Rwandese genocide en mogelijke daders’, schrijft staatssecretaris Broekers-Knol in oktober 2021 in een brief aan de Tweede Kamer. Ze schrijft ook dat deze herbeoordeling vanaf 2013 is uitgebreid naar personen die genaturaliseerd zijn tot Nederlander. Naar mensen zoals Claudien dus.
De IND heeft inmiddels honderden Rwandezen gescreend op mogelijke betrokkenheid bij de genocide. Op de vraag tegen hoeveel Rwandese vluchtelingen sinds 2008 in beeld Artikel 1F is tegengeworpen, laat de IND weten dat dat er ‘circa twintig’ zijn. Al loopt er volgens de dienst momenteel nog 1F-onderzoek ‘in enkele Rwandese zaken.’ Hoeveel dat er zijn, wil de IND ‘in het kader van het onderzoeksbelang’ niet zeggen.
Deze week heeft de Raad van State in een zaak tegen een Rwandese man geoordeeld dat zijn Nederlanderschap wegens zijn rol tijdens de Rwandese genocide mag worden ingetrokken. Volgens het OM zou hij als legerofficier betrokken zijn geweest bij de planning en uitvoering van massaslachtingen in 1994. De man zou brandstof hebben geleverd waarmee een huis met gevluchte Tutsi-burgers in brand is gestoken. "Ooggetuigen hebben hiervan verslag gedaan", schrijft het OM. De 65-jarige man is woensdag opgepakt.
Daarentegen krijgt een Rwandese vrouw de afgenomen nationaliteit weer terug, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat er “ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vrouw zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ernstige misdrijven voor en tijdens de Rwandese genocide in 1994.” Zowel de man als de vrouw willen anoniem blijven.
Namens Claudien doet zijn dochter Joie mee aan ‘Eerlijk Proces’. Voor alle zekerheid heeft de IND aanvullende vragen gesteld aan de Nederlandse ambassade, staat in de laatste brief van de IND aan Claudien. Kennelijk weet de IND nu ook niet meer precies hoe het zit. Wordt vervolgd.
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.