Matrassen, pinda's, cacaoboter, schoenen, vibrators en nog veel meer producten komen in containers naar ons land. Om ongedierte of schimmelvorming te bestrijden zit er gif in die containers. Dat levert gevaar op voor mensen die de containers moeten vervoeren of open moeten maken. Er zijn verschillende ongelukken gebeurd waar werknemers ziek van werden. Volgens wetenschappers is ook gevaar voor de consument niet uitgesloten.
Naar aanleiding van deze ZEMBLA uitzending 'Giftige containers' van Dirk Bayens en Marieke van Santen stelden de kamerleden Poppe (SP), Boelhouwer (PvdA), Neppérus (VVD) en Vietsch (CDA) kamervragen aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kamervragen over de gassing van containers. Hieronder de vragen en antwoorden:
2. Kunt u een diepgravende reactiegeven op de feitelijke verschillentussen de onderzoeksresultaten vanhet RIVM en het Instituut voor Bedrijfsgeneeskunde van de Universiteitskliniek Hamburg? Deelt u de opvatting dat het RIVM-onderzoek onvolledig is?
antwoord: Hierover bent u geïnformeerd middels een brief over dit onderwerp die op 17 april aan de Kamer is gezonden.
3. Is het waar dat uw beleid voor controle en handhaving van de gegaste containers tot nu toe uitsluitend is gebaseerd op onderzoeksresultaten van het RIVM ten aanzien van risico voor de consument? Zo ja, welke gevolgen zullen de getoonde verschillen in onderzoeksresultaten krijgen voor uw beleid?
Antwoord: Het beleid voor controle en handhaving van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van het RIVM, de Warenwetregeling residuen van bestrijdingsmiddelen en resultaten uit monitoringsonderzoek voedselveiligheid. In het handhavingsbeleid wordt al rekening gehouden met het feit dat risico’s niet geheel zijn uit te sluiten. De VWA houdt om die reden met name toezicht op «close contact» consumentenproducten uit containers met een hoge concentratie gassen, zoals in mijn brief van 17 april is verwoord.
4. Kunt u uiteenzetten op grond van welke criteria het begrip «veilig» is gebaseerd in het beleidsvoornemen als omschreven in uw brief van 27 februari 2009? Is datzelfde begrip «veilig» ook bedoeld voor de consumentengoederen in de container? Zo nee, welke criteria hanteert u dan voor containers en welke voor consumentengoederen?
Antwoord: Het begrip «veilig» in de brief van de minister van VROM van 27 februari 2009 is gebaseerd op het veilig betreden van een container. In de brief van de minister van VROM van 17 april over de uitvoering van de motie Poppe/Boelhouwer is dat verder uitgewerkt.
5. Welke onderzoeksmethoden voor meten, ontgassen en vrijgeven als de container «veilig» is gaan gebruikt worden en welke eisen worden er gesteld aan het metende personeel?
Antwoord: In de brief van de minister van VROM van 17 april is beschreven welke werkwijze oor de toezichthouders in de haven wordt gehanteerd voor ontgassen en vrijgeven. Het principe van het meten is dat eerst een indicatieve meting wordt uitgevoerd en op basis daarvan wordt besloten tot het nemen van een gasmonster dat in een laboratorium wordt geanalyseerd. Het metende personeel van de VROM-Inspectie en de IVW is opgeleid tot asmeetdeskundige. Zij volgen tevens praktijkgerichte herhalingsoefeningen waarin de interpretatie van meetresultaten centraal staat. De Douane besteedt de metingen bij de Douane controle loods uit aan gespecialiseerde bedrijven.
In de beantwoording van vraag 5 van de Kamervragen van de leden Poppe, Boelhouwer en Nepperus van 4 februari 2009 (TK 2008–2009, 1745) is ingegaan op het begrip «veilig» voor consumentengoederen en de risico’s voor de consument.