De DuPont-fabriek (nu Chemours) verspreidde in Dordrecht en omgeving tientallen jaren schadelijke PFAS. Grondwater raakte verontreinigd. Medewerkers en omwonenden worden al jarenlang blootgesteld aan het gif. Hoe gevaarlijk de geloosde stoffen zijn, kreeg de afgelopen jaren pas bekendheid, terwijl uit interne documenten in handen van Zembla blijkt dat DuPont al veel langer de risico’s kende. Milieuchemicus Chiel Jonker: “DuPont heeft het altijd geweten, maar het deksel is al die jaren stijf op de doofpot gehouden.”
Het lijkt aanvankelijk een prachtige uitvinding met tal van toepassingen; DuPont produceert in Nederland en Amerika teflon: supersterk materiaal dat bestand is tegen extreme hitte en het is glad, waardoor het waterafstotend werkt. Bij de productie van teflon wordt C8 gebruikt, ook wel PFOA genoemd. De PFAS-soort wordt jarenlang in de Merwede rivier geloosd, op afvalhopen gedumpt en uitgestoten naar de lucht. Na decennia komt naar buiten dat PFOA zeer giftig is en het nauwelijks afbreekt in het milieu.
Aan de hand van Amerikaanse rechtbankstukken, open source-onderzoek en vertrouwelijke documenten reconstrueert Zembla in deze tijdlijn wat de industrie wist en op welk moment, maar lange tijd geheim hield.
DuPont doet in 1961 een dierproefstudie met ratten en ontdekt dan al dat er negatieve effecten optreden. Al bij een lage dosis C8/PFOA, vergroten de levers van de ratten. DuPont waarschuwt intern dat het materiaal extreem voorzichtig behandeld moet worden. En dat contact met de huid ‘strikt vermeden’ moet worden. Dat staat in een brief die een chef van DuPont, toxicoloog Dorothy Hood, op 9 november 1961 schrijft aan een DuPont-medewerker.
Nederland is trots als de grote Amerikaanse multinational DuPont zich begin jaren ‘60 wil vestigen in Dordrecht. De chemiereus zorgt voor werkgelegenheid in de regio.
Prins Bernhard opent op 18 april 1962 de DuPont-fabriek in Dordrecht. Vanaf het begin wordt gewerkt met PFOA, oftewel C8. Ondertussen zijn er in de VS naar aanleiding van de rattenstudie al zorgen over de toxiciteit van PFOA.
In Amerika besluit DuPont dat teflon per direct anders moet worden verwerkt en niet meer naar de gemeentelijke stortplaats mag. Het moet nu worden gescheiden. Dat is te lezen in een memo. Natte teflon moet worden opgeslagen om in de toekomst in zee te worden gedumpt. Korrelteflon komt onder de grond van het DuPont-terrein terecht.
DuPont kocht jarenlang PFOA bij het chemieconcern 3M. Toxicologen van beide bedrijven werkten daarom nauw samen en hadden regelmatig vergaderingen waarin ze informatie met elkaar deelden. Van zo’n ontmoeting in 1975 wordt een gespreksverslag gemaakt. Daaruit wordt opnieuw duidelijk dat DuPont zorgen heeft over de mogelijk giftige effecten van C8. In het verslag van de vergadering wordt verwezen naar de rattenstudie van 1961. DuPont adviseert tijdens het overleg om de stof niet meer te gebruiken voor voedseltoepassingen. Maar ze geven er blijkbaar geen gevolg aan. C8/PFOA, geproduceerd door DuPont, is decennialang op grote schaal toegepast in koekenpannen en in voedselverpakkingen, zoals pizzadozen.
PFAS producent 3M doet proefdierstudies met apen. In een van de studies worden vier verschillende doseringen PFAS aan de apen gegeven. Hoe hoger de dosis, hoe eerder de apen dood gaan. De studie moest 90 dagen lopen, maar na 20 dagen zijn alle apen dood en wordt de studie vroegtijdig afgebroken. Het bedrijf houdt de studie geheim.
Een DuPont-medewerker schrijft op 5 maart 1979 een brief waarin ze onderschrijft dat uit dierproevenstudies met ratten en apen blijkt, dat er negatieve effecten zijn van de blootstelling aan PFAS, onder andere in de lever. Ze sluit de brief af met de woorden ‘vertel dit alleen aan degenen die dit echt moeten weten’.
Bij DuPont zijn in de Amerikaanse fabriek bloedtesten gedaan om te kijken of er C8/PFOA in het bloed zit van blootgestelde medewerkers. In een meeting op 18 juli 1979 wordt de data besproken. Uit een vertrouwelijk document blijkt dat twee laboranten hoge concentraties PFAS in hun bloed hebben. DuPont besluit om in Dordrecht de bloedtesten uit te stellen totdat er meer onderzoek is gedaan in Amerika.
Een advocaat van DuPont belt met chemieconcern 3M. Op dat moment kennen de bedrijven dus de uitkomsten van de eerdere dierenstudies. Ze stellen in het gesprek dat er geen negatieve gezondheidseffecten zijn. Ze zijn het erover eens dat ze de informatie over het bloedonderzoek van medewerkers nu niet willen publiceren en ook geen melding willen doen bij de autoriteiten, omdat ze stellen niet goed te weten wat de uitslagen betekenen. Ze willen sowieso eerst de uitkomsten van een epidemiologische studie afwachten.
3M onderzoekt in 1980 of blootstelling aan PFOA/C8 gevolgen heeft voor het nageslacht van ratten. De nieuwe rattenstudie levert zorgwekkende resultaten op. Er blijken oogafwijkingen te ontstaan bij de foetussen van de ratten.
DuPont maakt zich na de nieuwe rattenstudie zorgen over de vrouwen die in de fabriek met PFOA werken. De medisch directeur schrijft in 1981 in een interne vertrouwelijke memo dat op dat moment 50 vrouwen in de Amerikaanse fabriek in Parkersburg worden blootgesteld aan de stof en een onbepaald aantal in Dordrecht. Twee dagen later schrijft de medisch directeur in een nieuwe memo dat zwangere vrouwen en vruchtbare vrouwen in het bedrijf niet meer mogen worden blootgesteld aan PFOA. Dat geldt ook voor de vrouwelijke medewerkers in Dordrecht, schrijft hij. Alleen als je bewijst dat je geen kinderen kan krijgen, mag je terugkeren naar werk waarbij sprake is van blootstelling aan C8/PFOA.
De Amerikaanse medewerkers worden op 31 maart in een memo meegedeeld dat vruchtbare vrouwen niet meer mogen worden blootgesteld aan teflon. Er zit een lange uitleg bij de mededeling. DuPont zegt daarin onder andere dat er geen bewijs is dat Amerikaanse medewerkers aan dusdanige concentraties C8 zijn blootgesteld dat die effecten zouden hebben op de gezondheid. DuPont zegt ook dat 3M de Amerikaanse autoriteiten al heeft geïnformeerd, maar daar is geen bewijs van.
Een paar dagen later, op 2 april, worden de Europese medewerkers geïnformeerd. DuPont beweert in een Q&A voor medewerkers dat in Dordrecht geen vrouwen zijn blootgesteld aan C8.
Twee van de 7 pasgeboren kinderen van vrouwen die in de Amerikaanse fabriek in Parkersburg werken, blijken geboorteafwijkingen te hebben. Het gaat om oogafwijkingen en een afwijking aan een neusgat. Ook is PFOA aangetroffen in het bloed van een baby en in de navelstreng.
Uit een memo blijkt dat twee wetenschappers van DuPont opnieuw naar de rattenstudie van 3M hebben gekeken ook tot de conclusie komen dat de oogafwijkingen bij de ratten werden veroorzaakt door blootstelling aan C8/PFOA. Een paar maanden later blijkt uit een document van juni 1981 dat DuPont hard op zoek is naar de ontwikkeling van een alternatief voor PFOA/C8.
DuPont gaat medewerkers op grotere schaal monitoren. Vanaf begin jaren ‘80 wordt niet alleen bij de fabriek in het Amerikaanse Parkersburg, maar bij een veel groter deel van de DuPont medewerkers bloed afgenomen. Ook bij het personeel van de fabriek in Dordrecht. De waarden in Dordrecht zijn erg hoog. Eén medewerker heeft zelfs 20.000 microgram per liter in zijn bloed. Er bestond toentertijd nog geen officiële grens. Inmiddels wel en de huidige grens is 6,9 microgram per liter.
En dan worden de uitkomsten van de rattenstudie ineens in twijfel getrokken. Er zou tijdens het labonderzoek een fout zijn gemaakt. Dit wordt niet toegelicht. Een medicus van 3M belt erover met DuPont en zegt dat het erop lijkt dat de eerder waargenomen oogafwijkingen bij de ratten niet zijn veroorzaakt door PFOA. In een nieuwe studie zijn volgens de medicus geen oogafwijkingen bij ratten geconstateerd, maar welke studies dit waren en hoe het is onderzocht wordt niet genoemd. DuPont overweegt om de vrouwen weer terug te laten keren naar hun oude baan.
Dat laatste gebeurt al enkele maanden later. DuPont laat alle medewerkers weten dat iedereen, inclusief zwangere en vruchtbare vrouwen, weer terug mag naar de Teflonlijn.
Een van de gevoeligste documenten die we in handen krijgen is een verslag van een vergadering van de top van DuPont op het hoofdkantoor in Wilmington, in de VS in 1984. In de vergadering wordt gezegd dat als ze niets doen aan de uitstoot en lozingen van PFOA, ze in toenemende mate aansprakelijk kunnen worden gesteld. Sterker nog: DuPont schrijft zwart op wit dat ze op dat moment al aansprakelijk zijn voor de afgelopen 32 jaar. In het document wordt geconcludeerd dat DuPont alle C8/PFOA-emissies moet gaan elimineren. Maar wel op een manier die het bedrijf geen economische schade toebrengt. Er wordt ook nog gezegd dat er C8 is aangetroffen in twee waterleidingen in de omgeving van de fabriek in Parkersburg.
In 1985 blijkt uit archiefonderzoek van TNO dat DuPont in Dordrecht dat jaar 2500 kilo PFOA uitstoot naar de lucht. De uitstoot is dus enorm. Op 11 februari 1986 gaat er iets mis en raakt een hele woonwijk in Dordrecht bedekt onder Teflonpoeder. Volgens DuPont is er niets aan de hand en is het spul niet gevaarlijk. Op kosten van DuPont worden 400 auto’s gewassen die onder het witte poeder zitten.
De medisch directeur van DuPont in Parkersburg heeft het in een vergadering opnieuw over het voorkomen van de verspreiding van C8 buiten de fabrieksgrenzen. Volgens hem moet dit ‘milieuprobleem’ de ‘hoogste prioriteit’ krijgen. Verder erkent hij het gegeven dat medewerkers van het bedrijf PFOA/C8 in hun bloed hebben.
Er is een vergadering tussen 3M en DuPont. De aanleiding is een nieuwe rattenstudie. Nadat de ratten C8 te eten kregen, ontwikkelden ze tumoren. In de vergadering wordt opgemerkt dat er binnen DuPont wordt gesproken dat ze C8/PFOA nu misschien als kankerverwekkend moeten typeren. Uiteindelijk besluiten DuPont en 3M dat dat niet nodig is.
De hoeveelheden die DuPont in Nederland uitstoot en loost worden duidelijker in een intern document van DuPont uit 1990. Daarin staat dat er op de locatie in Dordrecht in dat jaar 9616 kilo PFOA in de Merwede is geloosd en 3220 kilo PFOA uitgestoten is naar de lucht. Meer dan 90 procent van de PFOA die DuPont gebruikt komt als afval in het milieu terecht.
C8/PFOA zit in de lucht op het fabrieksterrein van DuPont in Dordrecht. Dat blijkt uit metingen die op 2 januari 1992 bekend worden gemaakt binnen het bedrijf. Medewerkers worden dus ook via de lucht blootgesteld aan de giftige stof. Wat gemeten wordt, zit tegen de bovengrens van wat op dat moment door het bedrijf als acceptabel wordt gezien.
Het hoofdkantoor wil de situatie in Dordrecht helemaal goed in kaart brengen. Amerikaanse experts bezoeken in 1992 daarom regelmatig het fabrieksterrein in Dordrecht.
In 1992 blijkt uit promotieonderzoek van Frank Gilliland bij 3M dat blootstelling aan C8/PFOA samenhangt met meerdere negatieve gezondheidseffecten bij mensen. Het is de eerste volwaardige epidemiologische studie Gilliland ontdekt onder meer veranderende hormoonwaarden en een effect op het immuunsysteem. Verder blijkt dat medewerkers vaker overlijden aan de gevolgen van prostaatkanker dan mensen die niet in de productielijn van 3M werken. 3M schrijft dat het onderzoek grotendeels negatief is en brengt het zelf niet naar buiten. De onderzoeker zelf wel. Hij publiceert een deel van zijn onderzoek in een wetenschappelijk tijdschrift.
De leiding van DuPont in de VS stuurt een jaar later wel een intern bericht over de studie naar de eigen vestigingen. Ook naar Dordrecht. In de brief staat dat het te prematuur is om de uitkomsten van de studie te melden aan medewerkers en klanten. Ook hoeft de werkwijze volgens DuPont niet aangepast te worden.
In november 1993 ontdekt 3M dat PFAS is terug te vinden in geitenmelk. In het 3M document over de studie staat dat het aannemelijk is dat als zwangere vrouwen zijn blootgesteld aan PFAS, het ook in de moedermelk terecht kan komen.
De zorgen over Dordrecht nemen begin jaren ‘90 een vlucht als uit grondwateronderzoek van DuPont blijkt dat grondwater onder het terrein van de fabriek is verontreinigd met C8/PFOA. De giftige stof is ook in een monster van buiten het DuPont-terrein in Dordrecht aangetroffen in een stortplaats. Omdat in twee andere stortplaatsen ook C8/PFOA is gestort, vermoeden ze dat het daar ook in het water zit. De data roepen zorgen op omdat men zich realiseert dat grondwater de bron is voor de bereiding van drinkwater in Dordrecht.
DuPont blijkt een eigen drinkwaterrichtlijn te hebben van 3000 nanogram C8/PFOA per liter water en die wordt ruimschoots overschreden in Dordrecht. Er worden waarden gevonden tot 230.000 nanogram per liter in grondwater en in oppervlaktespoelwater bij een van de stortplaatsen wordt 53.000 nanogram PFOA per liter gemeten. De gegevens over de vervuiling van het grondwater zijn volgens een DuPont-medewerker uitvoerig met de autoriteiten besproken.
In de bijbehorende documenten schrijft dezelfde medewerker van DuPont dat de situatie zorgelijk is, omdat C8 mogelijk ophoopt in waterorganismen en omdat de impact op de rivier de Merwede onduidelijk is op dat moment. Ook weten ze niet of mensen die bij de stortplaats werken kunnen worden blootgesteld. Er wordt een C8-coördinator aangesteld in Dordrecht.
Op 10 maart 1994 verschijnt een brief van de C8-coördinator over het vervuilde grondwater. De Dordste coördinator meldt dat er een soort ongewilde vuilstort (involuntary landfill) onder het Teflongebouw aan het ontstaan is doordat rioolbuizen breken of lekken waardoor er grote hoeveelheden C8 onder het gebouw zijn aangetroffen. En dat de kans op nieuwe lekken blijft bestaan. Hij noemt de plek de grootste potentiële bron van C8/PFOA lekken in het grondwater.
De C8- coördinator heeft het ook over de private stortplaats en wat daarmee te doen: of ze gaan onderzoeken of daar C8/PFOA in het water zit. Dan is vooralsnog de afweging dat ze het niet gaan onderzoeken, omdat als ze vragen om daar onderzoek te mogen doen en er C8 wordt gevonden, ze mee moeten betalen aan een oplossing.
Over andere publieke stortplaatsen schrijft de coördinator dat als daar C8 wordt aangetroffen, ze de (financiële) gevolgen moeten dragen. Tegelijkertijd zegt hij dat de gevolgen van niets doen moeilijk te voorspellen zijn. Er lijkt nu geen direct gevaar te zijn voor het drinkwater, maar, zo schrijft hij: “Wie weet wat er op de lange termijn gebeurt?” Persoonlijk, schrijft hij, denk ik dat het nemen van monsters/steekproeven doen het meest ethisch is. Maar, benadrukt hij: we hebben stevige steun van het management nodig voordat we hieraan beginnen.
In 1994 wordt C8 besproken in Genève met als doel om op Europees niveau te besluiten over het toekomstig gebruik van C8/PFOA in Dordrecht. Aanleiding zijn de groeiende zorgen over het milieu. De bijbehorende stukken geven goed inzicht in wat er bij DuPont in Dordrecht naar de lucht wordt uitgestoten en in het water terechtkomt. Ondanks alle signalen over de gevaren die/ er zijn, gaat het in 1993 om 5.514 kilogram C8 dat naar de lucht wordt uitgestoten. Ook gaat bij Dordrecht dat jaar 8.620 kilogram PFOA het water in. Bij elkaar gaat het om ruim 14.000 kilo aan PFOA dat in het milieu belandt.
Een maand na de brief van de C8-coördinator gaat het onderzoek in Dordrecht verder en worden meer grondwater-samples genomen. De Dordtse coördinator schrijft dat ‘grondwaterverontreiniging er heel moeilijk is te beheersen’. En dat het risico bestaat dat C8 op lange termijn het drinkwater in Dordrecht bereikt. Dit kan ernstige juridische en/of aansprakelijkheidsgevolgen hebben, schrijft hij.
Als in 1995 een milieu-expert van DuPont uit de Verenigde Staten langskomt krijgt hij in Dordrecht een presentatie te zien. Daaruit blijkt dat er een masterplan grondwatersanering is opgesteld. Onderdeel van het plan is ook de aanleg van een grondwaterbeheersysteem dat ervoor zorgt dat de verontreiniging zich niet verder kan verspreiden. Onderaan het plan staat een zeer ruime deadline: Met de overheid is afgesproken om ernaar te streven de sanering in 2030 afgerond te hebben.
De Amerikaanse advocaat Rob Bilott start een zaak tegen DuPont. Aanleiding is dat de koeien van boer Wilbur Tennant allemaal dood gaan. Vermoeden is dat het komt doordat de koeien uit een beek drinken waarvan het water is vervuild door de nabijgelegen DuPont-fabriek in Parkersburg. Tijdens het onderzoek komt Bilott in een document over de nabijgelegen stortplaats de term ‘PFOA’ tegen. Het verhaal vormt de basis voor de Amerikaanse film ‘Dark waters’ uit 2019.
DuPont weigert Bilott informatie te geven over PFOA, ondanks alle kennis die er op dat moment bij het bedrijf is. De advocaat stapt naar de rechter en krijgt gelijk. Vervolgens krijgt hij dozen aan DuPont-documenten opgestuurd, meer dan 110.000 pagina’s. Hij gaat aan de slag.
Bilott klaagt DuPont aan voor drinkwatervervuiling, namens zo’n 70.000 mensen in Ohio en West-Virginia.
Terwijl het proces in Amerika loopt, gaat DuPont nog steeds door met zijn activiteiten. Sterker nog: op 14 maart in 2002 komt een nieuwsbericht naar buiten dat DuPont de productie van teflon sinds 1999 zelfs met 30 procent heeft uitgebreid. Het gaat met name om Parkersburg maar ook Dordrecht heeft een upgrade gehad.
De in juli 1995 geplande sanering van het grondwater in Dordrecht (die het bedrijf zou proberen af te ronden in 2030), blijkt nog weinig succesvol als we interne stukken uit 2003 lezen. Na nieuw grondwateronderzoek wordt geconcludeerd dat de PFOA-concentraties hoger zijn dan midden jaren ‘90 toen was beloofd om te starten met saneren.
DuPont schikt de drinkwaterzaak in Amerika en betaalt 300 miljoen dollar, waarmee ze het getroffen gebied onder andere gaan voorzien van een nieuwe drinkwatervoorziening. Het bedrag kan nog verder oplopen als een daarvoor opgerichte onderzoekscommissie (het C8 Science Panel) vaststelt dat er een connectie is tussen PFOA in drinkwater en negatieve gezondheidseffecten.
DuPont en EPA, het Amerikaanse agentschap dat belast is met de bescherming van volksgezondheid en milieu, komen tot een schikking. DuPont gaat 16,5 miljoen dollar betalen omdat ze informatie over de gezondheids- en milieurisico’s van PFOA hebben achtergehouden. Het is volgens EPA de grootste boete die ze ooit gegeven hebben.
In 2006 verschijnen nieuwe resultaten van PFOA-bloedonderzoeken in de verschillende DuPont vestigingen wereldwijd. Wat opvalt: de waardes van medewerkers in Dordrecht zijn hoger dan die van DuPont-medewerkers waar ook ter wereld. En niet alleen van mensen die werken in de Teflonfabriek. Maar ook op andere locaties op het terrein van DuPont.
In 2012 komt het C8 Science Panel (de onderzoekscommissie die in Parkersburg naar aanleiding van de schikking in de schadeclaimrechtszaak tegen DuPont is opgezet) met de bevindingen: er is een ‘waarschijnlijk verband’ tussen blootstelling aan PFOA en zes aandoeningen: hoge cholesterol waarden, de auto-immuunziekte colitis ulcerosa, hoge bloeddruk tijdens zwangerschap, schildklierziekte, nierkanker en zaadbalkanker.
Er volgen nog jaren meerdere rechtszaken van omwonenden en oud-werknemers die claimen ziek te zijn geworden door blootstelling aan PFOA en zij stellen DuPont aansprakelijk. DuPont schikt in totaal voor honderden miljoenen dollars met de slachtoffers.
Pas als PFOA In 2012 door de overheid streng wordt gereguleerd, kondigt DuPont in 2012 aan te stoppen met het gebruik van PFOA. Het bedrijf gaat vervolgens verder met GenX voor de productie van teflon. Toxicologen uiten in de Volkskrant hun zorgen over GenX. ‘Het is bijna identiek aan PFOA', zeggen de Zürichse toxicoloog Martin Scheringer en zijn collega Zhanyun Wang, die gespecialiseerd zijn in de gezondheidseffecten van chemicaliën. 'GenX heeft toxicologisch gezien precies dezelfde eigenschappen als PFOA,' zegt ook hoogleraar Martin van den Berg van de Universiteit Utrecht.
PFOA wordt op Europees niveau aangemerkt als een zeer zorgwekkende stof en ingedeeld als kankerverwekkend en schadelijk voor de voortplanting of het nageslacht.
DuPont splitst de afdeling ‘hoogwaardige chemicaliën’ af in het bedrijf The Chemours Company, oftewel Chemours. In Dordrecht gaat de DuPontfabriek verder als Chemours.
De Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid schrijft op 11 maart 2016 een memo over de bodemverontreiniging bij Chemours. In de memo staat dat de bodem bij Chemours, net als bij andere bedrijfsterreinen die al lang in gebruik zijn, is verontreinigd, maar dat de grondwaterverontreiniging “aanzienlijk omvangrijker is dan op de meeste bedrijfsterreinen”. De verontreiniging met PFOA werd volgens de Omgevingsdienst door DuPont/Chemours in 2005 gemeld.
Over de geplande sanering van de verontreiniging schrijft de Omgevingsdienst dat het volledig of grotendeels wegnemen van de verontreiniging technisch en financieel niet haalbaar is; de verontreiniging zit zeer diep en de locatie is grotendeels in gebruik. Daarom moet het in de jaren ’90 aangelegde eeuwig in stand worden gehouden, schrijft de Omgevingsdienst.
Uit de memo blijkt ook dat Chemours in de tweede helft van de jaren '90 in overleg met de provincie Zuid-Holland een grondwaterbeheersysteem heeft aangelegd dat ervoor zorgt dat de verontreiniging zich niet verder kan verspreiden. Dit systeem dient eeuwig in stand te worden gehouden, schrijft de Omgevingsdienst.
Het RIVM heeft een inschatting gemaakt van de blootstelling aan PFOA van omwonenden in Dordrecht van de afgelopen decennia. Het RIVM concludeert: “In het ongunstigste geval is de grenswaarde 25 jaar lang overschreden. Bij een dergelijke chronische blootstelling aan PFOA zijn gezondheidseffecten, zoals aan de lever, niet uit te sluiten.” Het gaat om de oude grenswaarde. De huidige limieten zijn een stuk strenger.
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.