Deskundigen analyseren de coronacrisis: 'Wij zijn de plaagdieren'
21-04-2020
•
leestijd 18 minuten
•
367 keer bekeken
•
Het is stil op straat, ook in Herpen. Maar voor dokter Besselink is het allesbehalve rustig. Als huisarts vliegt hij deze dagen het dorpje door. De gemeente ligt in een corona-brandhaard, nog geen 15 kilometer bij epicentrum Uden vandaan.
Voor Besselink betekent dat een nieuwe manier van werken. Hij legt haast alleen nog visites af. Voor hij zijn patiënten ziet, gaat een groen pak aan, de handschoenen om, een mondkapje voor en een spatbril op. Als een halve astronaut belt hij aan.
Naast de mensen met klachten, is er ook angst. Besselink begrijpt dat. “Als er zo’n maanmannetje door je straat loopt, is dat natuurlijk niet echt chill.” Het is de nieuwe realiteit: rust op straat, maar zorgen achter de voordeur. Wat dat betreft is het Brabantse plaatsje niet bijzonder.
Miljarden mensen moeten thuisblijven. Van India tot Curaçao, van New York tot de Filippijnen is het quarantaine dat de klok slaat. Het eerste epicentrum Hubai is weliswaar weer open, toch lijkt de wereld een stuk trager te draaien. Allemaal door een balletje, met grillige uiteinden.
Het is een piepklein ding, met het blote oog niet te zien. Echt miniem, nog geen 200 nanometer in omvang. Dat is ruim 37 keer kleiner dan een haardikte, 30 keer kleiner zelfs dan een rode bloedcel. Ook onder een microscoop lijkt SARS-CoV-2 niet bijzonder. Het is gewoon een virus, een coronavirus, waar er wel meer van zijn. Maar wie er mee te maken krijgt, weet wel beter.
Zwart Gordijn Rob van den Hove van Genderen dacht dat hij doodging. Midden in de nacht strompelde hij naar het raam. Lucht, dat had hij nodig en buiten is daar meer van. Ademen ging al langer moeilijk en nu viel een donker gordijn voor zijn ogen. Een lichtpunt was het laatste dat hij zag en de gedachte: dit was het dan.
De hoogleraar artificiële intelligentie aan de VU was een van de eerste coronapatiënten in Nederland. Na een korte vakantie in Salzburg en anderhalve dag op de skipiste ging hij kiplekker naar zijn werk. Een paar dagen later begon de malaise. Zelfs op zijn elektrische fiets raakte hij buiten adem, dat was hij niet gewend.
Na een dag of twee hevige koorts leek het ergste achter de rug. Toen begon het hoesten. Ademen werd lastig. Alsof er een olifant op zijn borst zat. Belabberd, doodziek voelde hij zich. Zijn vrouw daarentegen had nergens last van. Ook niet toen hij die nacht uit bed kroop, om extra lucht te halen bij het raam.
“Toen de ambulance kwam, was ik alweer bij. De huisarts denkt dat door mijn val misschien een stuk slijm van mijn longblaasjes is afgeschoven, dat ik daarom weer bij kwam.” Van den Hoven van Genderen zal waarschijnlijk nooit te weten komen wat zijn redding was.
Wel weet hij als geen ander dat het piepkleine grillige balletje een ravage kan aanrichten. Weken later merkt hij het verschil nog, in kleine dingen. Lange zinnen die vroeger moeiteloos van zijn lippen rolden hebben nu een extra adem nodig.
Onbeantwoorde vragen Via piepkleine druppeltjes komt het virus door je luchtwegen naar binnen. Eenmaal in je luchtwegen komen de grillige uiteinden van het bolletje van pas. Die uiteinden, receptoren, grijpen zich vast in de lichaamscellen daar.
Het bolletje spat open en een klein strengetje zuren, RNA, begint zich te kopiëren. Zo groeien nieuwe bolletjes, met grillige uiteinden en ook die hechten zich weer aan cellen. En zo door en zo verder.
Toch is er nog veel onduidelijk, ook voor Ab Osterhaus. Hij is meer dan een talkshowdeskundige. Zijn laboratorium ontdekte dat een bestaand medicijn ook tegen SARS helpt en hij heeft een enorme staat van dienst als onderzoeker en ‘virusjager,’ ontdekker van nieuwe soorten.
“Waar het virus als eerste aangrijpt? Onduidelijk. Waarom sommige mensen meer last hebben dan andere? Daar hebben we nog geen data over. Al lijkt het iets te maken te hebben met hoe sterk je innate immunity is. Je aangeboren immuniteit.”
Het zijn een paar van de vele onbeantwoorde vragen rond het virus. Volgens RIVM-baas Jaap van Dissel is zelfs niet duidelijk of iemand met milde coronaverschijnselen voldoende immuniteit opbouwt tegen de ziekte. We weten weinig en nog veel meer niet.
'Zoönose is het woord van de 21ste eeuw' Dat komt omdat het virus relatief nieuw is. Althans, nieuw voor de mens. De ziekte begon als zoönose, een ziekmaker die van dier op mens overspringt. Bij dit coronavirus is dat pas kort geleden gebeurd, waarschijnlijk. De eerste meldingen zijn van eind vorig jaar, 2019. Sindsdien houdt dat verduivelde balletje de wereld in zijn greep.
Bijzonder is zo’n zoönose niet. Volgens schattingen heeft een op de drie mensenziektes een zoönotische basis. Dat wil zeggen dat de pathogenen, de ziekmakers, ooit succesvol van dier op mens zijn overgesprongen.
“Zoönose is het woord van de 21ste eeuw”, zegt David Quammen. De ervaren journalist zit ook zoveel mogelijk thuis. Social distancing en flattening the curve zijn, net als in de rest van de wereld, ook in Bozeman, Montana buzzwoorden geworden.
Met een vooruitziende blik schreef hij in 2013 het boek Spillover. Daarin doet hij uit de doeken hoe zoönosen ontstaan én oprukken. Net als zovelen waarschuwt hij voor wat in kringen van virologen “the next big one” wordt genoemd: een virus dat de wereld ontwricht. En dat niet alleen.
Volgens Quammen mogen we meer verwachten uit de viruswereld. Als journalist voor National Geographic reisde hij de planeet over. Hij ging van donkere oerwouden tot Brabantse dorpen, tot suffe Amerikaanse universiteitsterreinen en zag hoe de wereld veranderde.
“We worden nu met onze neus op de feiten gedrukt”, legt hij uit. “We zijn zo verbonden met elkaar en zo intensief met de natuur bezig dat de kans op een oversprong groeit. De kans dat een ziekmaker succesvol van dier op mens overspringt, wordt groter.”
Virussen zijn overal Een angstaanjagend rijtje uitbraken lijkt hem gelijk te geven. Een ebola-uitbraak in West-Afrika deed in 2014 alle alarmbellen rinkelen. Mers, ook een coronavirus, sprong in 2003 over op de mens. SARS was de nachtmerrie ziekte van 2002. Nipah stak verschillende keren de kop op. Vergeet ook de varkensgriep niet.
Toch is dat maar het topje van de ijsberg. Virussen zijn overal en ze zijn met veel, heel veel. En iedere dag komen er nieuwe bij. De virosfeer, het totaal van alle soorten en maten virussen, is enorm. Schattingen lopen uiteen van de miljoenen tot miljarden tot triljoenen soorten.
Wat dat betreft is het gek dat we nog geen vijftig jaar geleden dachten die wereld wel te kennen. Een topwetenschapper als Peter Piot, nauw betrokken bij de ontdekking van Ebola en de bestrijding van AIDS, kon zelfs niet afstuderen op infectieziekten.
In zijn memoires vertelt hij hoe begin jaren zeventig infectieziekten nog geen specialisme waren in België. Piot stortte zich daarom op klinische microbiologie. De wereld was blijkbaar nog niet doordrongen van de omvang van het veld.
Osterhaus herkent zich in dat beeld. Hij begon iets later dan Piot aan zijn wetenschappelijke carrière, maar zag dezelfde hordes. Infectieziekten? Daar viel geen eer aan te behalen. Inmiddels is alles anders.
AIDS Niet alleen door corona of exotische ziektes als marburg en ebola kwamen de virussen weer op de kaart te staan. Het was vooral AIDS, of beter hiv, dat de wereld wakker schudde. Relatief laat trouwens.
De dooddoener veroverde de wereld langzaam en zonder dat we het zagen. De ziekte sprong waarschijnlijk zelfs tientallen keren van aap op mens over. De meest dodelijke variant van het virus is al met ons sinds ongeveer 1908.
Quammen volgde het spoor terug naar de mogelijke oorsprong van de uitbraak. Een jager heeft ergens in de jungle van Congo een aap gevangen en geslacht. Een zieke aap. Hij raakte besmet en stierf tien jaar later aan algehele malaise.
Het virus verspreidt zich vervolgens decennialang en net snel genoeg om te overleven. Pas als hiv de hoofdstad bereikt en datzelfde Kinshasa jaren later een internationaal knooppunt wordt, is er de explosieve groei.
Niet de ziekmaker zelf, maar de mens geeft hiv vleugels. De moderne wereld werkt als een katalysator. Afstanden die vroeger gigantisch leken, worden nu in een paar uur per vliegtuig afgelegd. Groepen en individuen die elkaar nooit zouden ontmoeten liggen op slechts een lijnvlucht afstand.
Dan zijn al decennia voorbij gevlogen. Toch gaan pas in de jaren zeventig, als de eerste witte Amerikanen ziek worden, de alarmbellen pas echt rinkelen. De ravage is dan al aangericht. Over de hele wereld sloopt het virus immuunsystemen zonder dat iemand het ziet.
Loterij Uiteindelijk komt het neer op een zekere vorm van geluk of misschien beter; pech, het succes van een virus. Als in 1908 die man de aap niet ving, dan zag de wereld er misschien heel anders uit. Of stel dat hij niemand besmette in de tijd daarna. Of wat als het daarna niet was overgedragen?
Sterker nog, het overspringen zelf zou je met een loterij kunnen vergelijken. Een virus wil namelijk niets. Je kunt het zelfs met goed fatsoen geen organisme noemen. Die piepkleine pakketjes met genetisch materiaal, RNA kunnen vrij weinig.
“Zonder hulp van buitenaf is het niets”, legt Amrish Baidjoe uit. “Je kunt het zien als een microscopische parasiet. Al doe je het daar al te veel eer mee. Het heeft niet eens een eigen stofwisseling.”
Baidjoe kan het weten. Hij is epidemioloog aan de London School of Hygenics and Tropical Disease. Voor de WHO hielp hij bij verschillende uitbraken van ziektes. Zo probeerde hij brandhaarden van infecties in Rohingya-kampen in Burma zo goed en kwaad als het ging te blussen.
Hij legt uit dat een virus zo miniem is dat het zelfs niet in staat is de meest basale levensverschijnselen te vertonen. Het plant zich voort en zelfs dat kan het niet alleen.
“Herinner je de DNA-strengen uit je schoolboeken”, geeft Baidjoe les. “Je ziet dan zo’n mooie dubbele helix voor je. Het zijn de bouwstenen van je cellen, van je lichaam. Die cellen kopiëren, maar die mogen geen foutjes bevatten. Die dubbele helix helpt foutjes te voorkomen, die is als het ware de dubbelcheck. Bij een virus als dit gebeurt dat niet.”
De bouwstenen van sommige virussen, niet alle, zijn slechts een eenzaam strengetje RNA. Die bouwstenen zijn verpakt in een spannend kostuum. In het geval van corona een grillig balletje. Waarmee het kan inhaken op andere cellen en het grote kopiëren kan beginnen.
Met een beetje geluk kan het ook inhaken op de cellen van een andere diersoort dan waarin het normaal leeft. Vervolgens doet het wat het altijd doet: zich kopiëren en verspreiden.
Zelfs dat gaat niet altijd goed. Denk terug aan die RNA-streng. Zonder die extra check van de dubbele helix bij DNA heeft dit coronavirus grotere kans op kopieerfoutjes. Vaak werkt zo’n foutieve kopie niet goed.
Maar soms heeft een virus geluk en maakt die minimie mutatie het virus succesvoller in het zich verspreiden. Of misschien beter in het overspringen van soort op soort. Of verspreidt het zich zelfs in een nieuwe soort.
Je kunt dat evolutie noemen. Meer nog lijkt het op loten uit een loterij. Vaak heb je er niets aan, maar soms is het prijs. Zoals met die ene hiv- streng uit 1908 bijvoorbeeld. Of COVID-19 nu.
Het winnende lot Dat is precies de reden waarom zoönose deze eeuw zo’n belangrijk woord is, volgens David Quammen. Hij ziet dat waar we vroeger als mensheid misschien alleen op oudejaarsavond aan de loterij meededen, we nu iedere maand loten kopen. Van meerdere loterijen. Daarmee groeit onze kans op een ‘winnend’ lot.
“Deze coronacrisis moet een wake up-call zijn”, vindt Quammen. “De manier waarop we met elkaar, met dieren en de planeet omgaan vergroot de kans op dit soort uitbraken. We leven dichter op elkaar dan ooit, we leven dichter op wilde en gedomesticeerde dieren dan ooit en we sturen mensen naar de meest onherbergzame plekken op aarde.”
“Zo kun je het inderdaad zien”, beaamt Baidjoe. “Wij epidemiologen hameren er dan ook op in dat we nog beter moeten signaleren. Het enige wapen dat we hebben is zo vroeg mogelijk zien dat er een nieuwe uitbraak is. Dan kunnen we maatregelen nemen.”
Pangolin De pangolin, of het schubdier, is een fantastisch beest waarover je veel te weinig hebt gehoord. Het is helaas ook een dier dat je waarschijnlijk nooit in het echt gezien hebt. De kans dat je er ooit een tegenkomt wordt met de dag kleiner.
Wie goed naar het beest kijkt ziet een rare kruising tussen een miereneter en een gordeldier. Het scharrelt op twee achterpoten en heeft korte voorpootjes. Met z’n lange nagels, lange snuit en rare dinosaurusachtige schubben heeft het een betoverend voorkomen. Dat is ook precies waarom er nog zo weinig van zijn.
Al in 1938 wordt in het wetenschappelijke tijdschrift Nature gewaarschuwd dat de pangolins het moeilijk hebben. De dieren worden gegeten, maar het echte probleem zijn de heilzame krachten die aan de schubben worden toebedeeld. Hysterische kinderen en bezeten vrouwen worden behandeld met de karkassen.
Een praktijk die tachtig jaar later niet is opgehouden, ondanks talloze verboden en stevige straffen die op pangolinhandel staan. Verschillende Chinezen zijn zelfs achter slot en grendel gezet voor alleen al het eten van het dier. Toch is het een van de meest verhandelde illegale diersoorten ter wereld.
De reden waarom het beest nu in de schijnwerper staat, is nog ongelukkiger. De pangolin is één van de hoofdverdachten voor hoe wij mensen in contact kwamen met dit nieuwe dodelijke coronavirus.
“Waarschijnlijk heeft een vleermuis op zo’n dier gepoept en is hij zo besmet geraakt”, legt Quammen de meest gehoorde theorie uit. “Op een dierenmarkt in Hubei staan talloze kooien op elkaar gestapeld en dieren kunnen elkaar zo besmetten.”
Zowel vleermuizen als pangolins zijn berucht als reservoirs. Dat zijn diersoorten waar virussen zich thuisvoelen en zich vrolijk in verspreiden. Met de vleermuis als de absolute koning van de virussen. Tal van ziektes beginnen bij het beest.
“Er wordt nu naar de pangolin gekeken omdat er nog een ander zoogdier tussen ons en de vleermuis heeft gezeten”, verklaart Osterhaus. “Een wet market, zo’n markt met levende dieren, is een ideale brandhaard voor dit soort oversprongen.”
“Als iemand zo’n besmette pangolin heeft gegeten, is dat een mogelijk startpunt. Alleen staat ook dat nog niet vast.” Quammen houdt een slag om de arm, maar ziet die wet markets als een brandhaard voor zoönosen. Daarin is hij niet alleen.
Virologen waarschuwen al jaren voor het infectiegevaar dat de markten met zich meebrengen. Osterhaus en zijn vakgenoten zagen hun vrees al eerder bevestigd, bij de uitbraak van de vogelgriep en Sars. Alleen was het toen niet Wuhan, maar Hong Kong waar het virus de sprong maakte.
Sindsdien zijn in Hong Kong rigoureuze maatregelen getroffen. “Het beeld is compleet anders nu. Iedere maand worden alle dieren uit het gebied ontruimd en wordt de boel ontsmet. Je ziet ook andere diersoorten en er zijn extra verboden en strengere straffen”, constateert Osterhaus. De corona-uitbraak van nu heeft een soortgelijke reactie uitgelokt. China heeft de markten met wilde dieren weliswaar niet verboden, maar de lijst met soorten die niet verhandeld mogen worden is verder gegroeid. Internationaal groeit de roep om de markten totaal te verbieden.
Toch is het kortzichtig te denken dat dit een probleem is voor verre landen met exotische eetgewoonten. Los van het feit dat de pangolin al een beschermde diersoort is, kun je de schuld niet leggen bij een paar malle Chinezen die stug schubdieren blijven eten.
“Jij en ik zijn net zo goed verantwoordelijk. Misschien is de besmetting niet hier gebeurd, maar de westerse wereld heeft hier alles mee te maken. Dit is niet iets van gekke verre volken of mensen die het niet begrepen hebben”, zegt Quammen.
Intensieve ontwrichting “Wij als mensheid zijn steeds intensiever en ontwrichtender met de natuur bezig. Dat vergroot ook de kans dat er dingen misgaan. Vergelijk het met een boom waar je flink aan schudt, daar valt vroeg of laat iets uit.”
Een van de problemen, volgens Quammen, is onze moderne levensstijl. Onze constante jacht naar luxe en een nog aangenamer leven heeft grote gevolgen voor de planeet en daarmee ook voor onszelf.
“Alleen al dit interview bewijst dat. In onze processors en chips zitten rare earth materials. Die bouwmaterialen zijn nodig voor onze telefoons en computers. Zonder zware mijnbouw in onherbergzame plekken had dit gesprek niet plaats kunnen vinden.”
Mensen komen door die mijnbouw op plekken die vroeger buiten het menselijk bereik lagen. Mijnen brengen ons in jungles die vroeger ondoordringbaar waren. Kijk alleen al naar het goud dat nodig is om onze mobiele telefoons te maken.
“Al die mensen moeten ook eten”, gaat Quammen verder. “Soms zullen ze dieren uit het bos vangen, misschien kopen ze iets op zo’n markt. Of misschien komen ze op een andere manier in contact met mogelijke ziekmakers. Daarnaast brengen we de natuur en biodiversiteit zo grote schade toe.”
Hans ter Steege herkent die bedreigingen. Als bijzonder hoogleraar Systeemecologie aan de VU weet hij hoe de oerbossen veranderen. In de Amazone doet hij onderzoek naar de biodiversiteit van bomen. De afgelopen jaren is dat oerwoud nog weer verder teruggedrongen.
“We gaan steeds meer stukken bos in. Je komt daar bij wijze van spreken een grote tegen met een set van vleermuizen. Op een plek waar je nog niet geweest bent. En vleermuizen zijn beruchte reservoirs.” Daarom twijfelde hij onlangs bij het bezoek aan zo’n grot. “Daar zitten miljoenen vleermuizen, de lucht zit dan vol met virussen.”
Van bovenaf “Voor wie er middenin staat is het regenwoud eindeloos, maar van bovenaf is het alarmerend klein.” André Kuipers is een van de bijna zeshonderd mensen die de thuisplaneet van buitenaf hebben gezien.
“Het lijkt op een dunne uienschil, die je zo weg kunt blazen.” De astronaut herinnert zich de eerste keer dat hij een claustrofobisch gevoel had bij het zien van die kleine aardbol, in 2004. De atmosfeer werd van iets abstracts een dun en kwetsbaar omhulsel van de planeet. Hij zat in de Pirs-module, een Russisch stuk van het Internationaal Space Station (ISS) van waaruit ruimtewandelingen worden uitgevoerd.
De lichten had hij uitgezet en via het raam keek hij naar buiten, naar beneden, naar ons: de aarde. “Je ziet de Stille Oceaan, de Amazone en dan de Atlantische Oceaan onder je voorbij razen. Je ziet hoe klein de planeet is. Dan besef je pas echt: hier moeten we het mee doen. We zijn alleen, in een oneindig groot en vijandig heelal.”
Maar Kuipers zag naast de pracht en het prille van de planeet ook de schade die haar wordt aangedaan. Hij zag de littekens in de oerbossen en de rookpluimen op de dag. Terwijl de andere helft van de planeet gloeide als een koortspatiënt. “Je ziet overal aders van kunstlicht en de vele paarse en groene lampjes van vissersboten op een donkere oceaan.”
Dichterbij huis Niet alleen verre virussen zijn zorgwekkend. Ook andere ziektemakers, dichterbij huis, springen ziekten over van dier op mens. Soms komt daar zelfs geen virus aan te pas. Dat weet ook dokter Besselink.
De man die nu door het Brabantse Herpen zoeft, weet als geen ander wat een zoönose kan aanrichten. Hij werkte al eerder in een biologische brandhaard, datzelfde Herpen. Alleen kwam de ziekte toen van om de hoek: Q-koorts.
Een kleine bacterie die zich in de baarmoeders van geiten nestelt had een spoor van vernieling door het dorp getrokken. Het microwezentje was met de stro en stront uit de geitenstallen naar buiten gereden. Vervolgens had de wind zijn werk gedaan.
De Q-koorts-bacteriën, Coxiella Burnetii, dwarrelden door de lucht. Zo vonden ze een nieuw thuis in de longen van nietsvermoedende voorbijgangers. Mensen die met een ongunstige wind een stukje gingen fietsen en ook andere voorbijgangers en omwonenden ademden het in en raakten besmet. Ze werden ziek, soms chronisch en zeker 95 mensen overleden aan de gevolgen van Q-koorts.
Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen de crisis in Herpen toen en de crisis in Herpen en de rest van de wereld nu. Toch is er een overeenkomst in de oorsprong. Net als toen ligt de oorzaak waarschijnlijk hoe we met dieren omgaan. Toen de intensieve veehouderij, nu die wet markets.
“Het enige dat je kunt doen is eerder signaleren. Early Response Systems die helpen abnormaliteiten vlug te zien, dat helpt.” Amrish Baidjoe constateert tegelijkertijd dat juist daar eerder stappen terug dan vooruit zijn gezet.
“In de Verenigde Staten liep het Centre for Disease Control (CDC) daar niet alleen in voorop”, legt hij uit. “Minstens zo belangrijk was dat ze zulke systemen hielpen ontwikkelen en financieren in ontwikkelende economieën. Trump heeft helaas besloten dat alleen nog te doen in landen waar hij iets te winnen heeft.”
“Nu zijn we ons aan het voorbereiden in oorlogstijd. Eigenlijk moet dat natuurlijk in vredestijd gebeuren.” Ab Osterhaus haalt daarbij een van z’n favoriete vergelijkingen uit de kast.
“Vanwege de Watersnoodramp steken we nu ook miljarden euro’s in dijkversterkingen, terwijl er ‘slechts’ 2000 doden vielen. Blijkbaar vonden we het de moeite om ons daar tegen te wapenen. Hopelijk dringt nu door dat we dat ook voor infectieziekten moeten doen.”
Topprioriteiten Afgelopen januari, terwijl de crisis in Wuhan nog niet veel meer dan achtergrondruis is, wordt de nieuwste versie van het Global Risk Report gepresenteerd. Vijf mannen van middelbare leeftijd in donkere pakken zitten op een podium, hoog in een wolkenkrabber in Londen. Ze doen hun bevindingen uit de doeken.
Ieder jaar rond die tijd komt het rapport uit. Een verslag van hoe de knapste risico-analisten in de financiële wereld naar de toekomst kijken. De vijf mannen op het podium hebben het over de afname aan biodiversiteit, over de CO2-crisis en over maatschappelijke ontwrichting.
Eén deel van het verslag komt amper aan bod: de zorg. Een heel hoofdstuk wordt gewijd aan de druk die op zorgsystemen staat. Zorgelijk, vinden de experts. Hoewel de levensverwachting en het aantal gezonde jaren wereldwijd stijgt, groeit de druk enorm.
Sterker nog, anderhalve alinea voorspelt letterlijk de nieuwe werkelijkheid waar we nu in leven: “Uitbraken als SARS, Zika en Mers, laten zien dat geen enkel land is voorbereid op een epidemie of pandemie. Al zou je kunnen zeggen dat een goede voorbereiding hier een oplossing voor kan zijn.”
“We zijn als mens slecht in het inschatten van risico’s”, weet John Scott. Volgens het hoofd Sustainability Risk bij de Zurich Insurance Group is korte termijn handelen een van de vele ingebouwde menselijke tekorten. “We zagen na de ebola-uitbraak van 2014 plots infectieziekten op de radar verschijnen, die verdwenen daarna weer vlug. We leren zelden echt van zo’n crisis.”
“Pas als het te laat is en we de gevolgen merken, dan handelen we”, legt Scott uit. Het is iets waar hij dagelijks mee worstelt. “De risico’s die klimaatverandering en ontbossing met zich meebrengen zijn reëel. Zoönosen die aan de basis staan van epidemieën zijn daar slechts een voorbeeld van.”
Volgens Scott is de crux dat iemand zich verantwoordelijk voelt. “Het klinkt misschien banaal, maar het helpt als ook natuur bij iemand op de balans staat.” Het idee is dat een overheid, bedrijf of persoon iets als eigendom heeft, dat eigendom ook beter beschermd zal worden.
“Kijk naar Cancun, daar besloten hoteleigenaars dat ze het koraalrif en de stranden willen beschermen. Ze zetten een groot fonds op om stormschade aan dat rif te repareren. Een deel daarvan gaat naar een innovatief verzekeringsfonds dat uitkeert bij een bepaalde windkracht.” Zo kan ook de financiële sector helpen in de omslag.
Of die trend zich in de aanstaande economische crisis ook zal doorzetten is natuurlijk de vraag. Al leek de financiële wereld de afgelopen jaren wakker te worden. Initiatieven om biodiversiteit te behouden en natuur te versterken doken de kop op en werden verstevigd.
“We zien dat nu al. Financiers kijken steeds meer naar de impact die projecten hebben op de omgeving.” Scott is hoopvol dat die trend zich ook na de coronacrisis door zal zetten. “Als de natuur te veel lijdt en niet gecompenseerd wordt, dan zullen instellingen de hand op de knip houden.”
Chocoladepasta Om de situatie te begrijpen kun je naar broodbeleg kijken. Volgens systeemecoloog Henk ter Steege laat een pot Nutella mooi zien waar het nu misgaat.
“In vrijwel alle chocopasta voor op brood zit palmolie. Dat houdt het mooi stevig en smeerbaar. Daar moeten honderden hectares bos voor wijken. Het gevolg is een kaal Saba waar de jungle verdwijnt.”
“Daarom kocht ik in Frankrijk totaal verantwoorde biologische chocoladepasta. Daar komt geen druppel palmolie aan te pas. Om toch een mooie consistente pasta te maken, wordt dat door kokosolie vervangen. Waardoor een paar eilanden verder kokosplantages de bossen doen verdwijnen.”
‘We zijn een plaag’ “Het echte probleem is dat we met te veel mensen zijn.” Het is een droge maar veelomvattende constatering van Henk ter Steege. Zolang we met zoveel zijn en zo nauw met elkaar samenhangen zullen we ingrijpen in de natuur.
“We zijn een plaag”, zegt André Kuipers stellig. Hij zag het met eigen ogen. “We zijn met zovelen dat we niet genoeg hebben aan die ene planeet. Als we daar niets aan doen, merken we de gevolgen vanzelf.”
Ook Quammen komt tot die conclusie, na een gesprek met wiskundig ecoloog Greg Dwyer. De kern van dat verhaal: we hebben het over een plaag als een populatie sneller groeit dan de omgeving bij kan houden.
“Dit is het moment waarop we moeten herbezinnen. Deze coronacrisis zou ons aan het denken moeten zetten.” Volgens Quammen moet iedereen zich afvragen: “Kunnen we wel op deze manier door? Is hoe ikzelf met de planeet omga wel houdbaar?”
Verstandig zijn Gelukkig verschillen wij mensen van plaagdieren. “Waarom die wiskundig ecoloog ons géén plaag wilde noemen, is omdat we de gevolgen van ons handelen begrijpen,” vertelt Quammen. “Een normaal plaagdier gaat blind door tot het niet meer kan, wij zijn anders.”
Dat is precies de reden waarom astronaut Kuipers ondanks alles optimistisch is. “We zijn misschien niet verstandig, maar gelukkig wel een intelligente diersoort. Ik geloof enorm in wetenschappelijke vooruitgang. Dat wordt onze redding.”
Het verhaal van Kuipers is niet naïef. “Als je ziet hoe snel we nu aan vaccins voor het virus werken, is dat ongelooflijk.” Volgens Amrish Baidjoe denken mensen weliswaar dat het vlugger gaat dan nu mogelijk is. “Maar dat we nu in een paar jaar zo’n vaccin kunnen maken is een enorme vooruitgang.”
Kijk naar de snelheid waarmee bedrijven hun productie omschakelen. Matrasfabrikanten die nu mondkapjes op de markt brengen, autobedrijven die nu beademingsapparatuur uit hun fabrieken doen rollen. We kunnen schakelen en snel.
De vraag is of we dat ook voor de lange termijn kunnen. “We zien steeds korte oprispingen in het bewustzijn”, waarschuwt Scott van verzekeraar Zurich. “Toch heb ik er goede hoop in dat we een definitieve omslag aan het maken zijn.”
Tot die omslag echt gemaakt is blijft David Quammen op z’n hoede. “Dit is de grote uitbraak waar experts al decennia voor waarschuwen, the next big one. En hij voldoet aan vele voorspellingen: een zoönotische ziekte, met de oorsprong in een wild dier. Een virus dat na van dier op mens, van mens op mens overspringt. Schud aan de boom en er zullen dingen uitvallen.”