Bollenteler John Huiberts stopte noodgewongen met landbouwgif
16-07-2019
•
leestijd 2 minuten
•
437 keer bekeken
•
John Huiberts werkt al zijn hele leven als bollenteler in het Noord-Hollandse Sint Maartensvlotbrug. Decennialang maakte hij gebruik van landbouwgif om zijn gewassen te beschermen, maar de bollenteler merkte dat zijn velden steeds meer uitgeput raakten door de gewasbeschermingsmiddelen. John gooit het roer om; sinds vijf jaar werkt hij volledig biologisch.
Bekijk zijn hele verhaal:
“In de natte tijd werd het natter. In de droge tijd werd het droger. We moesten veel te veel input leveren en we zagen dat onze bodemgezondheid achteruit ging”, vertelt John Huiberts.
“Toen ik op een cursus ging over bodembiologie, zag ik dat alles wat wij op school geleerd hebben en wat wij aan input krijgen van onze adviseurs, dat wij niet meer op de goede weg zitten.”
Stoppen met landbouwgif
Na 35 jaar besluit John te stoppen met het gebruik van landbouwgif en richt zich vanaf dat moment op biologische bollenteelt. “Kennissen en vrienden zeiden tegen mij: wat ga je nou doen joh? Ben je gek geworden?”, vertelt hij.
Lees ook: "Hoe veilig is het gebruik van landbouwgif?"
De afgelopen vijf jaar was John Huiberts vooral bezig om zijn grond weer gezond te krijgen en zijn bedrijf winstgevend te maken. “Tja, daar word je mager van”, grapt hij. “Nee, maar het is keihard werken en het is pionieren, maar dit jaar zien we dat dingen in de teelt echt gaan lukken.”
Soms twijfelt John of dit de juist manier is, “maar dan word ik wel weer gesterkt met iedereen in de Tweede Kamer die zegt dat het anders moet.”
Minister Schouten van Landbouw
zei eerder in een interview
met ZEMBLA al dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen radicaal anders moet. Ze wil dat er in 2030 bijna geen chemische middelen meer worden gebruikt. Maar de meeste partijen willen dat er in de tussentijd al concrete maatregelen worden genomen.
“Ik kan wel zeggen dat het anders moet in 2030, maar dat duurt nog zo lang”, vertelt John. ‘Ik denk dat het uiteindelijk goed komt, maar misschien zijn we de tijd te ver vooruit.’