Bestrijdingsmiddelen zijn alomtegenwoordig, en dat het hele jaar. Uit nieuw onderzoek van burgerinitiatief Meten = Weten blijkt dat we vrijwel continu worden blootgesteld aan een cocktail van pesticiden. Niet alleen boeren en burgers die dichtbij bespoten akkers wonen, komen in aanraking met pesticiden. Er worden meer dan 70 middelen aangetroffen, tot diep in beschermde, kwetsbare natuurgebieden. Wat betekent dit voor onze gezondheid en het ecosysteem?
Door Ton van der Ham
Zembla duikt in de resultaten van het onderzoek en bespreekt die met onafhankelijke experts. “Dit kan verklaren waarom het zo slecht gaat met de biodiversiteit, want dit soort middelen zijn al in lage dosering zeer giftig voor bijvoorbeeld bijen, zweefvliegen en vlinders,” zegt professor Jeroen van der Sluijs, gespecialiseerd in bijensterfte. Ook emeritus-hoogleraar toxicologie Martin van den Berg is ongerust: “Ons landje is klein, en we hebben verschrikkelijk veel intensieve landbouw.”
Hoogleraar bodemfysica Violette Geissen noemt “de eigenschappen van de gedetecteerde residuen zorgwekkend” en pleit voor betere toelatingstesten. Volgens hoogleraar epidemiologie Roel Vermeulen weten we op dit moment niet goed welke risico’s mensen lopen bij deze chronische blootstelling aan pesticiden. Hij benadrukt dat de gemeten concentraties laag zijn. “Maar wat betekent dit voor gevoelige groepen, zoals kleine kinderen? En wat betekent het dat verschillende stoffen tegelijkertijd voorkomen? Ik snap de bezorgdheid.” De wetenschappers roepen de overheid op om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen – waaronder bestrijdingsmiddelen - structureel te gaan meten.
Guido Nijland van Meten = Weten zegt het onderkoeld. “Eigenlijk is het van de gekke dat wij als burgers dit soort onderzoek moeten doen.” Hij is één van de drijvende krachten achter de groep vrijwilligers die opkomt voor een “gezonde leefomgeving zonder pesticiden”. Nijland en zijn strijdmakkers wonen in Drenthe, een provincie met uitgestrekte natuur, maar waar de laatste jaren ook steeds meer lelies worden geteeld, en juist in de bollenteelt worden veel bestrijdingsmiddelen gebruikt.
Nijland: “Wij wilden gewoon weten wat wij het hele jaar door inademen, en wat er terechtkomt in de natuur.” De overheid heeft geen monitoringsprogramma dat chemische middelen detecteert. En dus zetten de vrijwilligers hun schouders onder een ambitieuze proef. “Het is het grootste en duurste wat we tot nu toe hebben gedaan.” Bij donateurs, waaronder een ideëel vermogensfonds, halen ze anderhalve ton op, zo vertelt Nijland. Ze schakelen een onderzoeker in, regelen meetapparatuur en zoeken een goed laboratorium om de resultaten te laten analyseren.
Het idee is om op zeven locaties in Drenthe en Gelderland een jaar lang luchtmetingen te doen. Ze plaatsen filterapparatuur dicht bij de bewoonde wereld, zoals in Diever, op 50 meter van een basisschool, en in Wilhelminaoord, maar ook midden in natuurgebieden Dwingelderveld, Drentsche Aa, bij het Drents-Friese Wold en op drie plekken op de Veluwe. Voor glyfosaat plaatsen ze aparte filters, omdat deze onkruidverdelger anders niet goed gemeten kan worden.
Agronoom Jelmer Buijs, al jaren betrokken bij Meten = Weten, is de techneut van het stel. Hij bepaalt de manier waarop de wetenschappelijke analyse moet plaatsvinden en stelt voor om ook eikenbladeren te laten bemonsteren. “Op bomen leven veel insecten, en die zijn weer voedsel voor vogels. Veel middelen die wij wilden onderzoeken, zijn zeer reactief. Ze zijn gemaakt om te doden. Het is aannemelijk dat dit ook in de natuur, dus buiten de akkers, gebeurt, en daarmee is de kans reëel dat de hele voedselketen in elkaar stort. Maar dat causale verband wordt niet goed onderzocht bij de toelating van pesticiden.”
Samen met de andere vrijwilligers verzamelt Buijs elke zes weken de filters en de eikenbladeren en stuurt ze naar het lab. En nu, medio juni 2024 is het zover. Het burgerinitiatief presenteert de resultaten in een rapport met de onheilspellende titel: “Een nevel van bestrijdingsmiddelen.” Onderzoeker Buijs vertelt: “In de luchtfilters vonden we 70 middelen en in het eikenblad 53. Uit ons onderzoek blijkt dat je het hele jaar wordt blootgesteld aan bestrijdingsmiddelen. Met pieken op verschillende momenten en verschillende locaties, vooral in de lente, maar ook in de herfst.”
Op zeven plekken zijn luchtfilters geplaatst en eikenbladeren bemonsterd
© Bron: Meten = Weten, Verslag onderzoeksproject Schone Sier
Grote uitschieters zijn prosulfocarb en pendimethalin. “Deze onkruidverdelgers zijn erg populair, maar ook zeer vluchtig, en kunnen zich heel gemakkelijk verspreiden. Toch zijn ze gewoon toegelaten,” constateert Buijs. Ze treffen 22 middelen aan die in Nederland- soms al heel lang – zijn verboden. Een andere opvallende uitkomst: op alle locaties wordt glyfosaat gemeten. De hoogste concentratie vinden de burger-onderzoekers midden in het Natura 2000-gebied Dwingelderveld, op 1342 meter van de dichtstbijzijnde akker, schrijven ze er in het rapport met grote precisie bij. In Natura 2000-gebieden moeten bepaalde planten en dieren worden beschermd om de soortenrijkdom te behouden. Maar op veel van deze plekken staat de biodiversiteit juist onder druk. Volgens Meten = Weten laat hun onderzoek zien dat natuurgebieden totaal niet zijn beschermd tegen het inwaaien van pesticiden via damp of zand- en stofdeeltjes.
Concentraties Glyfosaat en AMPA (afbraakproduct Glyfosaat) in luchtmonsters in microgrammen per kilogram
© Bron: Meten = Weten, Verslag onderzoeksproject Schone Sier
Voor Buijs is het een “eye-opener” dat de meeste middelen die hij in de filters aantreft ook in eikenblad aanwezig zijn. “Blijkbaar nemen bomen die stoffen op. Opvallend is dat de concentraties in eikenblad soms zelfs hoger zijn dan wat wordt gemeten in de lucht. Pesticiden hopen zich kennelijk op in levende natuur.”
Hoe kijken vooraanstaande wetenschappers naar dit rapport? We benaderen vier hoogleraren uit verschillende disciplines, stuk voor stuk hebben ze veel verstand van bestrijdingsmiddelen, en ze zijn unaniem van mening dat de Drentse vrijwilligers samen met Buijs belangrijk onderzoek hebben verricht.
Jeroen van der Sluijs is hoogleraar in de Noorse universiteitsstad Bergen. “Ik ben diep onder de indruk van de gedegen aanpak. Het is goed uitgevoerd, en de studie levert belangrijke informatie op.” Van der Sluijs heeft zelf veel onderzoek gedaan naar de rol van landbouwgif bij het verdwijnen van insecten en is daarom bijzonder geïnteresseerd in - en gealarmeerd over - de eikenbladmetingen. “De meeste bomen bloeien en worden bezocht door talloze bestuivende insecten, zoals zweefvliegen, hommels en bijen. De middelen die zijn gevonden, kunnen ook in lage concentraties op het zenuwstelsel aangrijpen. Dit tast bijvoorbeeld de navigatie van bijen aan, en hun voortplanting.” Volgens Van der Sluijs wordt daar bij de toelating van pesticiden onvoldoende onderzoek naar gedaan: “Dat is echt een blinde vlek.”
Als Van der Sluijs de tabellen bestudeert, komt hij een zeer verontrustende stofnaam tegen. Op twee locaties is – een klein beetje - fipronil gevonden. “Deze stof wil je totaal niet in het milieu hebben, ook niet in lage concentraties. Dit heeft een zeer hoge giftigheid voor insecten en is extreem persistent. Het blijft circuleren in de sapstroom van planten, waardoor het steeds terugkomt in het stuifmeel en nectar van bloemen.”
Waar komt die stof vandaan? Boeren mogen het al jaren niet meer spuiten op hun akkers. Als gewasbeschermingsmiddel is het sinds 2017 verboden. Uit de database van het Ctgb, het college dat gaat over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, blijkt dat fipronil tot september 2023 ook op de markt was om kakkerlakken en mieren te verdelgen. Die “toelating” is verlopen, bevestigt de woordvoerder desgevraagd. Dus ongediertebestrijders mogen het niet meer gebruiken? Toch wel, want volgens de Ctgb-woordvoerder geldt er een “aflevertermijn van 180 dagen” en daarna nog een “opgebruiktermijn van 180 dagen” voor dit zeer giftige middel. Zijn we er in september van dit jaar dan helemaal van af? Nee, want fipronil zit ook in vlooien- en tekendruppels voor honden en katten. Die zijn dus veel minder onschuldig dan menig huisdiereigenaar denkt, waarschuwt Van der Sluijs: “Als jouw hond in de weken na de behandeling met de vlooiendruppels in het water springt, veroorzaak je een lokale milieuramp voor de insectenlarven in dat water, zoals libellen en eendagsvliegen. Alle planten langs de oever nemen geleidelijk het gif op zodat de bloemen schadelijk worden voor bijen en vlinders. Het blijft dus ongelooflijk lang in het milieu achter.”
Van der Sluijs is lid van de commissie Signalering gezondheid en milieu van de Gezondheidsraad. Hij wijst op een advies waarmee zijn commissie eerder dit jaar naar buiten kwam: er moet volgens de Gezondheidsraad een structureel meetprogramma komen om chemische stoffen in mens en milieu te monitoren. Want nu wordt de blootstelling aan giftige middelen niet gemeten, maar geschat.
Dat de overheid niet weet hoeveel gif wij binnenkrijgen, vindt professor Violette Geissen erg problematisch. De Wageningse hoogleraar is bodemfysioloog en coördinator van Sprint, een groot internationaal onderzoek naar de risico’s van bestrijdingsmiddelen. “We moeten de gezondheidsrisico’s bepalen aan de hand van reële gegevens.” Zij noemt het rapport van Meten = Weten “erg belangrijk” en in lijn met de tussentijdse uitkomsten van haar eigen langlopende onderzoek. “Opnieuw blijkt dat pesticiden zich over grote afstand kunnen verspreiden.”
De resultaten onderstrepen wat haar betreft de noodzaak van betere toxicologische tests en aanpassing van de normen. Geissen waarschuwt dat de autoriteiten onvoldoende rekening houden met de verschillende manieren waarop mensen in aanraking komen met pesticiden. “Ik hoop binnen Sprint te gaan onderzoeken wat de werkelijke effecten zijn van het inademen van de aangetroffen cocktails aan stoffen.”
Zembla heeft het rapport ook voorgelegd aan toxicoloog Martin van den Berg. Hij vindt dat er “opvallend veel” pesticiden in natuurgebieden zijn gemeten. Net als Van der Sluijs slaat hij aan op het eikenbladonderzoek. De concentraties zijn dermate hoog dat er “dringend onderzoek gedaan moet worden naar insectensoorten die van en op deze bladeren leven,” zegt de emeritus-hoogleraar. “Het gaat hier om een complexe mix van stoffen waarvan we onvoldoende weten wat de impact is op het ecosysteem.” Terwijl er wel iets aan de hand is. “Kijk om je heen! Overal in de natuur zie je teruggang in biodiversiteit. Vroeger zag je autoruit zwart van de insecten. Zwaluwen vlogen continu over de dijken om die insecten te eten. De wijde verspreiding van bestrijdingsmiddelen, die nu zichtbaar wordt, zou een belangrijke verklaring kunnen zijn.”
Hoe schadelijk zijn de gevonden concentraties voor de mens? Dat is een lastige vraag, vindt Van den Berg. Hij maakt zich vooral zorgen over “toepassers en omwonenden”, de boeren en burgers die vlak bij een akker wonen. “Een aanzienlijk deel van de middelen wordt in verband gebracht met kanker of hersenziektes, maar deze stoffen breken in zoogdieren redelijk snel af, ook als je ze dagelijks binnenkrijgt.” Maar hij zegt ook: niemand weet op dit moment echt wat de risico’s zijn, omdat een adequate risico-inschatting ontbreekt. Zo wordt er bij toelatingsprocedure onvoldoende onderzoek gedaan naar een verband met de ziekte van Parkinson, of het effect van cocktails van middelen.
Maar er is nog iets anders. Artsen merken dat schimmelinfecties steeds moeilijker te behandelen zijn. Ziekmakende schimmels zijn resistent geworden voor medicijnen, en dat kan met name voor kwetsbare patiënten gevaarlijk zijn. Dat sommige schimmels resistent worden, komt volgens een nieuw rapport van de Gezondheidsraad doordat boeren hun gewassen preventief bespuiten met fungiciden, schimmelbestrijders dus. Deze pesticiden hebben precies dezelfde werkingsmechanismen als de schimmelmedicijnen die in ziekenhuizen worden gebruikt. De schimmels passen zich aan, en daardoor werkt de medicatie niet meer. Van der Sluijs, die betrokken was bij dit rapport, spreekt van “gemakspesticiden”, omdat boeren ze gebruiken uit voorzorg. “Je moet zulke gevaarlijke middelen alleen dáár gebruiken waar er daadwerkelijk een schimmelplaag is begonnen, maar nu spuit men overal preventief, omdat het kan en omdat het mag. Dat is pure luiheid, je hebt er als boer dan geen omkijken meer naar.” Volgens de Gezondheidsraad is hierdoor sprake van een “ernstige bedreiging voor de volksgezondheid.”
Meten = Weten heeft 30 fungiciden gemeten. Toxicoloog Van den Berg: “Die worden in de landbouw ongelooflijk veel gebruikt. Schimmels kunnen zich aanpassen aan zo’n bestrijdingsmiddel. Dus ja, een groot probleem.”
Leven we onder een nevel van bestrijdingsmiddelen, zoals de titel van het rapport luidt? De immer genuanceerde professor Roel Vermeulen moest er even over nadenken, vertelt hij, maar hij zou die term “liever niet gebruiken”. De hoogleraar epidemiologie uit Utrecht zegt er tegelijk bij: “Ik vind het heel interessant onderzoek, en ik ben blij dat het gedaan is. Het is belangrijk om dit te meten. Maar hoe je de resultaten moet typeren, vind ik lastig.” Hij formuleert het uiteindelijk zo: “Het laat zien dat er het jaarrond een chronische, lage blootstelling aan bestrijdingsmiddelen is. Iets dat overeenkomt met bevindingen uit eerder onderzoek.”
Het is niet de eerste keer dat er metingen zijn verricht in ons land, vertelt Vermeulen. Het is ook gedaan in 2003, en zelf was hij verantwoordelijk voor de metingen tijdens het zogeheten OBO-onderzoek, dat in 2019 is gepubliceerd. De twee stoffen met de hoogste concentraties kent hij ook uit eerder onderzoek. “Pendimethalin en prosulfocarb vind je ook in poolgebied. Dit bevestigt dat bestrijdingsmiddelen zich over enorme afstanden kunnen verspreiden. Ze verdampen en transporteren zich over de hele wereld.”
Wat dit doet met de natuur, kan Vermeulen niet goed duiden, want daar heeft naar eigen zeggen onvoldoende verstand van. En of het veilig is voor mensen, weten we eigenlijk niet goed. “Daar wordt op dit moment nog volop onderzoek naar gedaan. Het valt binnen de huidige normen. De concentraties zijn laag, maar wat betekent dit voor gevoelige groepen, zoals kleine kinderen? En wat betekent het dat verschillende stoffen tegelijkertijd voorkomen? Ik snap de bezorgdheid.”
Guido Nijland, de woordvoerder van Meten = Weten, klinkt een stuk stelliger. Hij vindt het laakbaar dat de overheid haar burgers en de natuur niet beter beschermt. “Als je een redelijke verdenking hebt, dan geldt het voorzorgsbeginsel. Zolang je twijfelt, moet je het spul niet gebruiken. De bewijzen stapelen zich op.” Wat Nijland betreft blijft het niet bij meten alleen. Het burgerinitiatief maakt zich op voor juridische procedures.
Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.