Graspieper
De graspieper (
Anthus pratensis
) is een kleine zangvogel uit de familie van de kwikstaarten, die we het hele jaar in ons land kunnen tegenkomen. Opvallend is zijn zangvlucht waarbij de vogel eerst met snelle vleugelslagen al zingend stijgt, om vervolgens met stijve vleugels (als een parachute naar beneden te zweven.
De graspieper lijkt in uiterlijk sterk op de boompieper. Het is het leefgebied dat anders is. De graspieper geeft de voorkeur aan – jawel - gras, dat wil zeggen open terrein, als grasland, heide, kwelders en hoogveen. En de boompieper leeft – weinig verrassend voornamelijk in bosgebied.
Het nest van de graspieper wordt op de grond gebouwd, maar is wel goed verstopt tussen de planten. Er zijn momenteel zo’n 75.000 broedparen in Nederland, met twee legsels per jaar van 3 tot 5 eieren, en uitzonderlijk 7. Omdat hij langzaam maar gestaag in aantal achteruitgaat in ons land, staat hij als ‘gevoelig’ op de Rode Lijst.
Bron: Vogelvisie, Vogelbescherming Nederland
Boomblauwtje
Het boomblauwtje (
Celastrina argiolus
) is een dagvlinder en zoals de naam al doet vermoeden, voelt deze vlinder zich het beste thuis hoog boven in bomen en struiken. Wie omhoog kijkt, kan ze vrij eenvoudig spotten in tuinen en stadsparken. Ze vliegen in twee generaties per jaar: de eerste generatie van april tot juni en de tweede generatie van juli tot begin september.
De vlinder is goed te herkennen aan de zilverwitte tot lichtblauwe onderkant van de vleugel met daarop zwarte stippen. Opvallend is dat het vrouwtje haar waardplanten (zoals sporkehout, klimop, hulst) gebruikt om eitjes op af te zetten, onder bloemknoppen of bij jonge vruchten. De rups eet aanvankelijk van de knoppen, de jonge vruchten en soms jong blad. De rups maakt daarbij een gaatje in de knop of de vrucht en scheidt een zoete vloeistof af. Hierdoor worden mieren aangetrokken en die bieden bescherming tegen belagers. Persoonlijke bodyguards, zeg maar.
Bron: IVN, Vlindernet en Wikipedia