Bevers houden geen winterslaap. Om goed warm te blijven in het koude water kammen de grootste knaagdieren van Europa daarom vet uit speciale klieren door hun vacht. Op die manier blijft de vacht goed waterafstotend. De vacht van een bever bestaat uit twee lagen. De onderste laag wordt de wollaag genoemd. De haren van de wollaag zijn wollig en groeien dicht op elkaar. Dit zorgt ervoor dat de bever lekker warm blijft. De bovenste laag wordt de deklaag genoemd. De deklaag bestaat uit lange vette haren en stoot water af zodat de wollaag droog blijft. Het kammen van het vet uit de vetklieren door de vacht wordt poetsen genoemd.
Bevergeil
Naast deze vetklieren hebben bevers een klier waarmee ze bevergeil produceren. Bevergeil wordt door bevers gebruikt om hun territorium af te bakenen. Op de kade maken bevers hoopjes van modder en takjes. Op deze hoopjes smeert de bever zijn bevergeil. Vroeger dacht men dat bevergeil zou helpen tegen kwalen als reuma, doofheid en beroertes. De moderne wetenschap heeft aangetoond dat deze gedachte helemaal niet zo gek was. Bevergeil bevat namelijk salicinezuur, een stof die ook in aspirine zit. De bevers nemen salicinezuur op uit de bast van de wilg.