Zakdragers, ook wel zakrupsvlinders genoemd, zijn een groep micronachtvlinders. De rupsen van zakdragers verschuilen zich de hele dag in een zelfgemaakte 'zak', om de kwetsbare achterkant van hun lichaam te beschermen. De zak is een omhulsel gemaakt van verschillende materialen waardoor de zakdrager veel minder opvalt in de omgeving.
Variatie
Zakdragers zijn er in allerlei soorten en maten, van enkele centimeters groot tot een paar millimeters klein. Afhankelijk van de soort worden aan de buitenkant van de zak meestal diverse materialen gehecht zoals stukjes blad, dennennaalden, stukjes gras, kleine steentjes en soms zelfs dode insecten of spinnen. Enkele soorten bouwen alleen zakken uit spinsel.
Levensloop van de zakdrager
Alle Nederlandse zakdragers leven een jaar. Een van de meest algemene soorten is de gewone zakdrager. Na de paring begint het vrouwtje onmiddellijk met de afzet van eitjes. Na de ei-afzet blijft van haar nog maar een klein hoopje huid over dat op de bodem valt en door mieren of andere insecten wordt opgegeten. In de kokertjes heeft de kleine nachtvlinder haar eitjes afgezet. Als de rupsen uitkomen kruipen ze rond op zoek naar eten, hun zak meedragend. Ze eten algen, plantenresten en dode insecten. Het zijn een soort schoonmakers van de natuur. Naarmate ze groter groeien, wordt ook de zak groter gemaakt. De rupsen sjouwen de hele winter met hun zak rond, om in maart tot vlindertje te verpoppen.
Zakdragers op de Meinweg
Ernest van Asseldonk van
Stichting Koekeloere
is gefascineerd door deze groep micronachtvlinders. Van Asseldonk laat Menno zien op welke plekken deze wonderlijke dieren te vinden zijn. Er komen op de Meinweg zo’n 16 a 17 zakdrager soorten voor (in Nederland zijn er in totaal 24 bekend), zoals de sigaarzakdrager, de gewone zakdrager, de grijze heidezakdrager en de grote reuzenzakdrager, ook de sierlijke zakdrager en de grijze heidezakdrager.
De algemeenste zakdrager van de Meinweg is de sigaarzakdrager. Deze soort is vrijwel op elke boom in het gebied te vinden, waarbij ze vooral voorkomt op boomgroepen of solitaire bomen in de open heidegebieden. Ook kunnen de sigaarvormige zakjes op hoge grassen zoals pijpenstrootje worden gevonden. De rupsen van deze soort zijn bleekgeel.