Vogelgemeenschappen veranderen als gevolg van klimaatverandering. Uit een recente Europese en Noord-Amerikaanse publicatie in Journal of Animal Ecology blijkt dat dit op beide continenten in de winter veel sneller gaat dan in het broedseizoen.
Veranderende leefgebieden
Door de opwarming van de aarde zullen vogels hun leefgebieden naar het noorden moeten opschuiven als zedezelfde klimaatomstandigheden willen behouden. In ons land merken we dit doordat zuidelijke soorten talrijker worden en noordelijke soorten in aantal afnemen. Zo zijn Zuid-Europese broedvogels als kleine zilverreiger en Cetti’s zanger nu in Nederland niet zeldzaam meer. Tegelijkertijd nemen soorten van koelere omstandigheden als de kramsvogel en matkop bij ons af.
Een groot deel van de vogels overwintert buiten de broedgebieden en kan dus in de winter anders reageren op temperatuurveranderingen. Europese en Noord-Amerikaanse vogelonderzoekers laten nu voor het eerst zien dat de veranderingen in vogelpopulaties als gevolg van klimaatverandering in de winter veel sneller gaan dan in de zomer.
Het hogere tempo van verandering bij de winterpopulaties ligt voor de hand. Vogels zijn immers minder gebonden aan hun overwinteringsgebieden dan aan hun broedgebieden. Sommige soorten kunnen zelfs midden in de winter besluiten om van overwinteringsgebied te veranderen als het te koud wordt. Een mooi voorbeeld zijn de ‘sneeuw- en vorstvluchten’ die te zien waren tijdens de koude-inval in februari. Tijdens het broedseizoen zijn vogels juist voor meerdere maanden aan een gebied gebonden. Bovendien zijn de meeste soorten uiterst plaatstrouw. Ze komen jaar op jaar in hetzelfde gebied terug.
“Voor verschillende noordelijke soorten is de noodzaak om naar ons land te trekken verminderd. Het gaat dan bijvoorbeeld over groenlingen en fraters,” zegt onderzoeker Ruud Foppen van Sovon Vogelonderzoek Nederland. “Dit verschijnsel hebben we nu op grote schaal op een gestandaardiseerde manier bekeken. Zowel in Europa als in Noord-Amerika zien we dat klimaatverandering een sterke verandering oplevert in de winterverspreiding van vogels.”
Als maat voor verandering gebruikten de onderzoekers de gemiddelde jaartemperatuur van het zwaartepunt van de verspreidingsgebieden van soorten. Zo krijgt elke vogelgemeenschap op een bepaalde plek als het ware een temperatuurwaarde die stijgt als er meer warmteminnende soorten verschijnen, of minder koudeminnende overblijven. “Opmerkelijk is overigens dat Nederland een uitzondering blijkt,” zegt Foppen. “In ons land zijn op veel plekken de wintergemeenschappen niet ‘opgewarmd’, maar juist ‘afgekoeld’. Dat heeft heel waarschijnlijk te maken met de grote toename aan uit het noorden komende overwinterende ganzen. Hier is geen sprake van een klimaateffect, maar van een direct gevolg van onze landbouwpraktijken. Ganzenpopulaties hebben bij ons enorm geprofiteerd van het vele eiwitrijke grasland. Als je alleen kijkt naar zangvogels zie je bij ons wél een opwarming van de wintergemeenschap.”
Drie miljard telgegevens
De onderzoekers keken naar de veranderingen in lokale vogelgemeenschappen tussen 1980 en 2016 in Canada, de Verenigde Staten en acht Europese landen. Bij elkaar ging het om gegevens van bijna drie miljard getelde vogels en meer dan 1.200 vogelsoorten. Vanuit Nederland werden gegevens ingebracht vanuit het Broedvogel Monitoring Project (voor de broedpopulaties) en het Punt-Transect-Tellingen project (voor de winterpopulaties) van Sovon Vogelonderzoek Nederland.
Veel vogelonderzoek vindt plaats in het broedseizoen. De onderzoekers benadrukken dat voor het onderzoek naar de gevolgen van klimaatverandering meer aandacht voor het winterseizoen van belang is.