Wilde zwijnen goed voor bedreigde aardbeivlinder
• 29-01-2018
• leestijd 2 minuten
© Bron: mhckok32
Wilde zwijnen hebben niet overal een goede reputatie want ze kunnen graslanden flink omploegen. Maar die verstoring kan ook zijn goede kanten hebben. In het Nationale Park De Hoge Veluwe is gebleken dat de rupsen van de bedreigde aardbeivlinder juist op de wroetplekken te vinden zijn.
Kansen voor kruiden
De invloed van stikstofdepositie leidt in natuurgebieden tot het versneld dichtgroeien van open plekken, waardoor lage kruiden verdwijnen. Enige verstoring, bijvoorbeeld door wroetende zwijnen, biedt de kruiden weer een kans om zich te vestigen. Daaronder zijn ook waardplanten van bedreigde vlinders: hondsviooltjes voor de grote parelmoervlinder, schapenzuring voor de bruine vuurvlinder en tormentil of kruipganzerik voor de aardbeivlinder.
Rupsen
De Wageningse student Frederic de Schaetzen heeft onderzocht waar de rupsen van de aardbeivlinder zich ontwikkelen in Nationaal Park de Hoge Veluwe. Op drie locaties – wildweide, grazige heide en door struikhei gedomineerde heide – onderzocht hij de kenmerken van microhabitats met rupsen en naburige waardplanten zonder rupsen. Die bleken duidelijk te verschillen.
Rupsen werden gevonden op plekken met lage vegetatie, weinig gras, veel mos en natuurlijk waardplanten. Temperatuurmetingen lieten zien dat dit warmere plekken zijn, met dagtemperaturen die drie graden hoger liggen dan op plekken zonder rupsen. Ook bleek dat de rupsen juist te vinden waren op plekken met meer sporen van zwijnengewroet. De zwijnen zorgen dus voor verbetering van de habitatkwaliteit voor de aardbeivlinder.
Positieve invloed zwijnen
Begeleider Michiel Wallis de Vries van Wageningen Universiteit en De Vlinderstichting is enthousiast: "Hiermee hebben we, voor zover wij weten, het eerste bewijs voor een positieve invloed van wilde zwijnen op een bedreigde vlindersoort. Zwijnengewroet kun je zien als natuurlijk equivalent van kleinschalig plaggen. Natuurlijk kan het ook te vaak en te veel worden. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen waar het optimum ligt.”
Bron: Michiel Wallis de Vries - Wageningen UR & De Vlinderstichting,
Nature Today