Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Wilde konijnen

  •  
24-02-2006
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
3144 keer bekeken
  •  
vv_newsimg_167712.jpg
Konijnen behoren tot de orde van de haasachtige en niet tot de orde van de knaagdieren. Konijnen en hazen onderscheiden zich van de knaagdieren doordat ze stifttanden hebben. Deze tandjes zitten achter de bovensnijtanden waarop de ondersnijtanden kunnen afslijten.
Konijnen leven in holen en hebben daarom een voorkeur voor zandige bodems waarin het makkelijk graven is. Ze prefereren halfopen landschappen en mijden vochtige terreinen zoals moeras en veen of zware klei, omdat ze daarin geen holen kunnen graven. De voorpoot van het konijn is speciaal gebouwd om mee te graven: spaakbeen en ellepijp liggen dicht bij elkaar en zijn even sterk ontwikkeld. Met de achterpoten wordt de losse aarde naar achteren getrapt. Ze graven een doolhof van gangen en vluchtpijpen. De woonruimte is de “ketel”, die is gegraven door de vrouwtjes. Op de ketel komen een paar “pijpen” uit. Jonge konijntjes worden in speciale gangen geboren die “wentel” heet. Het vrouwtje bekleed dit met haren uit haar buikvacht. Hoe langer ze er wonen hoe meer pijpen en holen ze hebben kunnen maken.
De paartijd is van januari tot juli en de draagtijd is ongeveer 30 dagen. De jongen worden kaal en volstrekt hulpeloos in een hol ver onder de grond geboren (nestblijvers). Ze zijn volledig afhankelijk van de moedermelk totdat ze na een aantal weken langzaam naar buiten komen. Hazen daarentegen leven solitair en werpen nesten in een ondiepe kuil, een zogenaamd leger. De jongen hebben bij de geboorte haar en kunnen direct zien (nestvlieders).
In de duinen zijn konijnen belangrijke grazers. Ze eten vooral gras, planten, schors en twijgen van jonge struiken. Er zit voldoende sap in hun eten en daarom moeten ze niet veel drinken. Een konijn eet harde dingen om zijn tanden te slijten anders worden ze te lang.
De voornaamste vijanden van het konijn zijn de buizerd, de hermelijn, de wezel, de bunzing, de vos en natuurlijk de mens. Een verschrikt konijn geeft alarmsignalen door met de beide achterpoten tegelijk op de grond te roffelen. Alle konijnen binnen gehoorafstand rennen dan onmiddellijk naar hun hol. Een konijn dat doodsbang is voor een dreigende aanval kan luid schreeuwen. Verder zijn ze zwijgzaam, op het knorren en grommen na dat een moeder doet als ze met haar kinderen bezig is.
In 1954 en 1955 werd de konijnenstand ernstig verminderd door een ingevoerde ziekte, de konijnenziekte of myxomatose. Toen er ineens veel minder konijnen waren werd pas duidelijk hoeveel schade konijnen aanrichten. De oude duinflora herstelde zich in eerste instantie prachtig. In tweede instantie werden deze weer door de omringende beplanting, die niet meer weggevreten werd, verdrongen. Vanaf 1994 daalt de populatie in Nederland weer. In 2004 was er nog maar eenderde over van het aantal uit 1994. Ditmaal is waarschijnlijk een dodelijke variant van het RHD konijnenvirus de belangrijkste oorzaak. Ook de infrastructuur, de toenemende bebouwing van de biotoop, Myxomatose en de jacht spelen hier een grote rol bij. Het konijn lijkt een bedreigde soort te gaan worden.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.